ECLI:NL:RBAMS:2018:8977

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
12 december 2018
Zaaknummer
13/751728-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van onvoldoende bewijs en dubbele strafbaarheid

Op 30 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door het District Court in Kalisz, Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 14 september 2018 en betreft een veroordeling tot een voorwaardelijke vrijheidsstraf van 10 maanden, uitgesproken op 17 april 2013. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Tijdens de zitting op 16 november 2018 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft de vordering tot overlevering beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de overlevering geweigerd moet worden op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank oordeelt dat niet op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting in Polen, wat in strijd is met de vereisten van de OLW. Daarnaast is er geen bewijs dat de omstandigheden die een verzetgarantie zouden bieden, zich hebben voorgedaan.

Ten aanzien van de dubbele strafbaarheid van het feit 'belediging' merkt de rechtbank op dat zonder nadere informatie over de uitingen die zijn gedaan, niet kan worden vastgesteld of het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht ook naar Nederlands recht kan worden gekwalificeerd als belediging. De rechtbank heeft daarom niet de mogelijkheid om de dubbele strafbaarheid te toetsen. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en de geschorste overleveringsdetentie opgeheven. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751728-16
RK nummer: 18/6480
Datum uitspraak: 30 november 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 september 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 juni 2016 door
the District Court in Kalisz(Polen) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] ,
verblijvend op het adres [verblijfadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 november 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. T.H.L. Kneepkens, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis (judgment), gewezen door
the Circuit Court in Kaliszen gedateerd 17 april 2013, referentienummer: II K 220/13.
Bij voornoemd vonnis is de opgeëiste persoon veroordeeld tot een voorwaardelijke vrijheidsstraf van 10 maanden. Bij beslissing van
the Circuit Court in Kaliszvan 28 oktober 2013 is de tenuitvoerlegging van deze straf gelast.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Het vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de overlevering op grond van artikel 12 van de OLW geweigerd moet worden.
Hoewel de uitvaardigende justitiële autoriteit bij brief van 7 november 2018 heeft meegedeeld dat de dagvaarding naar Pools recht op juiste wijze is betekend, staat niet op ondubbelzinnige wijze vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting die tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van deze datum en plaats (HvJ EU 24 mei 2016, ECLI:EU:C:2016:346 (
Dworzecki), punten 37-38).
Daarmee is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 12, aanhef en onder a, van de OLW. Verder is niet gebleken dat één van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder b tot en met d, van de OLW zich heeft voorgedaan, waaronder het verlenen van een verzetgarantie.

5.Dubbele strafbaarheid van het feit ‘belediging’

De rechtbank merkt ten overvloede nog het volgende op.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft naar aanleiding van vragen van de officier van justitie aanvullende informatie verstrekt over een van de feiten waarvoor de opgeëiste persoon is veroordeeld, te weten belediging. Het antwoord op deze vragen is relevant voor de toetsing van de dubbele strafbaarheid. De rechtbank treedt niet in de bewijsvoering, maar kan zonder nadere informatie over de uitingen die zijn gedaan, niet vaststellen of het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht ook naar Nederlands recht kan worden gekwalificeerd als (eenvoudige) belediging, zoals bedoeld in artikel 266 Sr. In het onderhavige geval komt de rechtbank gelet op het voorgaande echter niet aan de toetsing van de dubbele strafbaarheid toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 Overleveringswet.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Kalisz.
HEFT OPde geschorste overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. E.G. Fels en T.B. Trotman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 30 november 2018.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.