In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een aanvraag had ingediend voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart voor een passagier, en de burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam Zuid, die deze aanvraag hadden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing terecht was, omdat eiseres niet voldeed aan de vereiste criteria voor het verkrijgen van de parkeerkaart. De aanvraag was op 17 augustus 2017 afgewezen, en het bezwaar daartegen was op 19 juni 2018 ongegrond verklaard. Eiseres had aangevoerd dat zij door haar rug- en hartklachten continu afhankelijk was van begeleiding, maar de rechtbank oordeelde dat de medische adviezen van de GGD-arts, die de aanvraag had beoordeeld, zorgvuldig waren en voldoende onderbouwd. De GGD-arts had vastgesteld dat er wel sprake was van een beperkte loopafstand, maar geen medische noodzaak tot ondersteuning of continue begeleiding. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester en wethouders het advies van de GGD-arts mochten volgen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.