3.3.1.Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
In september 2017 kreeg het Team Criminele Inlichtingen van de Eenheid Amsterdam van een informant de volgende informatie binnen: “Vanuit de woning [adres] te Amsterdam wordt in drugs gehandeld door een Surinaamse man. Er komen diverse klanten aan de deur. De dealer is te bereiken op telefoonnummer [telefoonnummer] .”
Naar aanleiding van die melding werd het telefoonnummer getapt en vonden er observaties plaats. Op 24 oktober 2017 werd in de woning binnengetreden en werden onder meer verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] (verder: [naam medeverdachte] ”) aangehouden.
Gebruiker van de telefoon
Uit diverse tapgesprekken is naar voren gekomen dat de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer] “ [bijnaam] ” werd genoemd. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend hij de gebruiker is van het telefoonnummer en dat hij [bijnaam 3] of [bijnaam] wordt genoemd. Verder blijkt uit de getapte gesprekken dat de gebruiker van het hiervoor genoemde telefoonnummer “ [bijnaam 2] ” wordt genoemd. Getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige] hebben aangegeven dat zij verdachte kennen als “ [bijnaam 2] ”.
Nu het dossier geen aanknopingspunten bevat voor het door verdachte ingenomen standpunt dat ook andere personen zijn telefoon gebruikten, is de rechtbank van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden gesteld dat de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] slechts door verdachte werd gebruikt.
Handel in soft- en harddrugs
Getuigen hebben verklaard dat zij van verdachte wiet, cocaïne en heroïne kochten. Daarnaast is in de slaapkamer van de woning, die door [naam medeverdachte] werd gebruikt, 10,4 gram cocaïne aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat de telefoongesprekken slechts over eten gingen. De rechtbank acht dat niet aannemelijk. In sommige gesprekken werd daadwerkelijk over eten gesproken, maar er was ook sprake van versluierd taalgebruik zoals ‘boroe’ (Surinaams voor bolletje), ‘dubbeltje gekookt’, ‘bruin’, ‘suiker’ en ‘la rouche’ (rauwe). Gelet op de context waarin deze versluierde termen werden gebruikt, konden deze naar het oordeel van de rechtbank slechts betrekking hebben op verdovende middelen. Zo wordt er op 6 oktober 2017 gesproken over het koken met ammoniak, wat niets met voedselbereiding te maken kan hebben. Op 3 oktober 2017 wordt door verdachte “rauwe” aangeboden als alternatief aangeboden voor hasj, dat niet meer op voorraad is.
Dat het taalgebruik en de getallen die in de sommige gesprekken werden genoemd, zagen op de verstrekking tegen betaling van bepaalde hoeveelheden drugs werd ook duidelijk op 24 oktober 2017. Verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] spraken die dag over de telefoon over ‘60 schroeven’ en ‘3 en een half’. Nadat [naam medeverdachte 2] langs de woning was geweest, werden in zijn auto 8 slikkersbollen met een totaal gewicht van 59,7 gram cocaïne gevonden. De getallen ‘60’ en ‘3 en een half’ passen bij de hoeveelheid aangetroffen cocaïne en de prijs die doorgaans voor cocaïne wordt betaald.
Medeplegen
Uit de tapgesprekken en verklaringen van getuigen blijkt dat verdachte gebruik maakte van een loopjongen genaamd “ [bijnaam 4] ” die voor hem de verdovende middelen naar kopers/afnemers bracht. [bijnaam 4] [naam medeverdachte] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij als loopjongen werd gebruikt. Hij moest af en toe boodschappen doen en eten afgeven, maar ook wel drugs afgeven. De rechtbank acht bewezen dat [naam medeverdachte] zowel soft- als harddrugs afleverde, nu in zijn jas heroïne werd gevonden en getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij degene was die ‘wit’ en ‘bruin’ (de rechtbank begrijpt: cocaïne en heroïne) kwam brengen. Daar komt bij dat in de derde lade van het dressoir op de slaapkamer van [naam medeverdachte] in de zak van een broek een voor de handel geschikte hoeveelheid van ongeveer 10 gram cocaïne is aangetroffen. Dat [naam medeverdachte] wist van die cocaïne blijkt uit een tapgesprek van 23 oktober 2017 (gesprek 2357), de dag vóór de aanhouding en de doorzoeking, waarin verdachte tegen [naam medeverdachte] zegt dat hij “in de derde la in een broek” pakjes met hasj heeft gelaten, en dat hij daar ook “het dubbeltje” (10) heeft gelaten. [naam medeverdachte] bevestigt dan aan verdachte dat hij het heeft gevonden.
Getuige [naam getuige]
Het feit dat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest om getuige [naam getuige] te ondervragen, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de procedure als geheel niet eerlijk is geweest. De rechtbank overweegt in dit kader dat de verklaring van [naam getuige] , inzake de verkoop van harddrugs, steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Periode
Getuige [naam getuige] heeft op 31 oktober 2017 verklaard dat verdachte al vijf maanden lang cocaïne en heroïne verkocht. Mede gelet op deze verklaring acht de rechtbank bewezen dat het handelen in ieder geval in de periode van 1 september 2017 tot en met 24 oktober 2017 plaatsvond.
3.3.2.Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht bewezen dat verdachte en de medeverdachte de in de slaapkamer aangetroffen 10,4 gram cocaïne voorhanden hebben gehad. Zij hadden, gelet op het hiervoor onder 3.3.1 genoemde tapgesprek van 23 oktober 2017, beiden wetenschap en beschikkingsmacht over deze cocaïne.
De rechtbank zal verdachte voor de overige ten laste gelegde drugs partieel vrijspreken, nu in de rapporten van die drugs staat dat de herleidbaarheid van de items mogelijk is geschaad.