ECLI:NL:RBAMS:2018:8929

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
12 december 2018
Zaaknummer
13/684141-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van ex-partner met opzet tot toebrengen van letsel

Op 11 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 46-jarige man, die beschuldigd werd van het mishandelen van zijn ex-partner op 27 maart 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een ruzie plaatsvond tussen de verdachte en de aangeefster, waarbij de verdachte met zijn hand het gezicht van de aangeefster heeft geraakt. Dit leidde tot letsel, waaronder een opgezwollen neus en linkeroog. De officier van justitie had zware mishandeling ten laste gelegd, maar de rechtbank oordeelde dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, omdat er geen medisch ingrijpen noodzakelijk was en er uitzicht was op volledig herstel. De verdachte werd vrijgesproken van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling, maar de rechtbank achtte wel bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door met kracht te slaan, de aanmerkelijke kans op pijn en letsel voor de aangeefster bewust had aanvaard. De rechtbank legde een geldboete van € 750 op, in overeenstemming met de oriëntatiepunten voor strafoplegging voor mishandeling met enig letsel. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat deze niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering, die een onevenredige belasting van het strafgeding opleverde.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684141-18 (Promis)
Datum uitspraak: 11 december 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr.
F.C. van Dijk en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M. Amrani naar voren hebben gebracht.
Tot slot heeft de rechtbank kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij, [naam benadeelde partij] . Ter terechtzitting is die vordering toegelicht door haar advocaat, mr. M.M. Bolleurs.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 27 maart 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, aan [naam benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten multipele excoriaties in de hals en/of diffuus compressiepijn thorax en/of mogelijk bewustzijnsverlies en/of een forse zwelling en hematoon rondom het linker oog en/of drukpip orbita en zygoma en/of een zwelling en/of drukpiin tpv os nasale en/of drukpijn bij kaakkopjes en/of multipele hematomen verspreid over beide armen en/of afdrukken van tanden (op de armen en/of de pols) en/of oppervlakkige exoriaties en/of een zwelling MTP 2-5 (op de rechter hand) en/of flexie en extensie altalgisch beperkt en/of een os nasale fractuur en/of een commotio cerebri en/of een gebroken tand en/of een blauwe plek op de rug en/of en/of een bloedneus), heeft toegebracht, door voornoemde [naam benadeelde partij] met dat opzet
  • eenmaal of meermalen (met kracht) (met gebalde vuist) tegen het gezicht en/of tegen het hoofd te stompen en/of te slaan (waardoor voornoemde [naam benadeelde partij] op de grond ten val kwam en/of bewusteloos raakte) en/of
  • (met kracht) bij de polsen en/of bij de armen en/of bil het lichaam vast te grijpen en/of vast te pakken en/of vast te houden en/of
  • in de rechter pols/in de arm(en) te bijten en/of
  • bij de haren vast te pakken en/of vast te grijpen en/of
  • aan de haren van voornoemde [naam benadeelde partij] te rukken en/of te trekken en/of
  • bij de nek en/of bij de keel vast te pakken en/of vast te grijpen en/of
  • de keel van voornoemde [naam benadeelde partij] dicht te drukken en/of dicht te knijpen (waardoor voornoemde [naam benadeelde partij] geen lucht meer kreeg);
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair:
hij op of omstreeks 27 maart 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
  • eenmaal of meermalen (met kracht) (met gebalde vuist) tegen het gezicht en/of tegen het hoofd van voornoemde [naam benadeelde partij] heeft gestompt en/of geslagen (waardoor voornoemde [naam benadeelde partij] op de grond ten val kwam en/of bewusteloos raakte) en/of
  • voornoemde [naam benadeelde partij] (met kracht) bij de polsen en/of bij de armen en/of hij het lichaam heeft vastgegrepen en/of vastgepakt en/of vastgehouden en/of
  • voornoemde [naam benadeelde partij] in de rechter pols/in de arm(en) heeft gebeten en/of
  • voornoemde [naam benadeelde partij] bij de haren heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of
  • aan de haren van voornoemde [naam benadeelde partij] heeft gerukt en/of getrokken en/of
  • voornoemde [naam benadeelde partij] bij de nek en/of hij de keel heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of
  • de keel van voornoemde [naam benadeelde partij] heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen (waardoor voornoemde [naam benadeelde partij] geen lucht meer kreeg);
(artikel 302 jo artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 27 maart 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend [naam benadeelde partij]
  • eenmaal of meermalen (met kracht) (met gebalde vuist) tegen het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen (waardoor voornoemde [naam benadeelde partij] op de grond ten val kwam en/of bewusteloos raakte) en/of
  • (met kracht) bij de polsen en/of bij de armen en/of bij het lichaam heeft vastgegrepen en/of vastgepakt en/of vastgehouden en/of
  • in de rechter pols/in de arm(en) heeft gebeten en/of
  • bij de haren heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of
  • aan de haren van voornoemde [naam benadeelde partij] heeft gerukt en/of getrokken en/of
  • bij de nek en/of bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of
  • de keel van voornoemde [naam benadeelde partij] heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen (waardoor voornoemde [naam benadeelde partij] geen lucht meer kreeg),
tengevolge waarvan voornoemde [naam benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel (te weten multipele excoriaties in de hals en/of diffuus compressiepiin thorax en/of mogelijk bewustzijnsverlies en/of een forse zwelling en hematoom rondom het linker oog en/of drukpip orbita en zygoma en/of een zwelling en/of drukpijn tpv os nasale en/of drukpijn bij kaakkopjes en/of multipele hematomen verspreid over beide armen en/of afdrukken van tanden (op de armen en/of de pols) en/of oppervlakkige excoriaties en/of een zwelling NTP 2-5 (op de rechter hand) en/of flexie en extensie altalgisch beperkt en/of een os nasale fractuur en/of een commotio cerebri en/of een gebroken tand en/of een blauwe plek op de rug en/of en/of een bloedneus), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/ pijn heeft ondervonden.
(artikel 300/2 Wetboek van Strafrecht)

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van zware mishandeling. Er is namelijk sprake van letsel dat medisch ingrijpen noodzakelijk maakt. Het uitzicht op volledig herstel is bovendien niet zeker. Vastgesteld kan worden dat verdachte in ieder geval voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat hij een fysiek beroep heeft, aan vechtsport doet en daarom weet welke schade hij met een klap kan aanrichten. Door met kracht te slaan in het gezicht van [naam benadeelde partij] heeft hij de aanmerkelijke kans bewust aanvaard dat zij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van zware mishandeling, poging tot zware mishandeling en mishandeling, omdat verdachte het feit ontkent en hiervoor onvoldoende overtuigend bewijs is.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 27 maart 2018 heeft een ruzie plaatsgevonden tussen aangeefster en verdachte. Vast staat dat verdachte hierbij met zijn hand het gezicht van aangeefster heeft geraakt. Als gevolg hiervan heeft aangeefster pijn ondervonden en heeft zij letsel in het gezicht opgelopen, bestaande uit een opgezwollen neus en linkeroog en huidverkleuringen op die plekken.
3.3.2
Oordeel over het feit
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie en de raadsman – bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. Het volgende is daarbij van belang.
Geen zwaar lichamelijk letsel
Artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bepaalt wanneer sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Hiervan is – kort gezegd – sprake als het letsel levensbedreigend is, er sprake is van een zeer langdurige herstelperiode of geen volledige genezing wordt verwacht. Bij de constatering van zwaar lichamelijk letsel zal de rechter moeten kijken naar de ernst van het letsel, in hoeverre medisch ingrijpen nodig is geweest en of er uitzicht is op volledig herstel.
Onder 3.3.1 heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte met zijn hand het gezicht van [naam benadeelde partij] heeft geraakt en dat [naam benadeelde partij] hieraan een opgezwollen neus en linkeroog en huidverkleuringen heeft overgehouden. Uit de medische stukken is niet gebleken dat het letsel zodanig was dat medisch ingrijpen noodzakelijk was. Naar verwachting is [naam benadeelde partij] binnen afzienbare tijd weer volledig hersteld. Dit betekent dat het geconstateerde letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Daarom wordt verdachte vrijgesproken van zware mishandeling.
Geen poging tot zware mishandeling
Niet is gebleken dat verdachte [naam benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen of dat hij met zijn handelingen het intreden van zulk letsel bewust heeft aanvaard. Daarom wordt verdachte ook vrijgesproken van poging tot zware mishandeling.
Had verdachte opzet?
Verdachte heeft verklaard dat hij een afwerende beweging maakte, omdat aangeefster op hem afkwam met een vaas, en dat hij haar hierbij in het gezicht heeft geraakt. Dat het letsel door deze handeling is veroorzaakt heeft hij bekend, maar hij ontkent dat het de bedoeling was haar hiermee pijn of letsel toe te brengen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Verdachte heeft verklaard aan de vechtsport Aikido te hebben gedaan en fysiek zware werkzaamheden uit te voeren. Door met kracht zo’n beweging – die volgens verdachte afwerend was bedoeld – te maken heeft verdachte de aanmerkelijke kans bewust aanvaard dat hij [naam benadeelde partij] daarmee minst genomen pijn zou doen. Daarom kan worden bewezen dat hij de opzet – zij het in voorwaardelijke zin – heeft gehad [naam benadeelde partij] te mishandelen.
3.3.3
Bewijs
De rechtbank acht op grond van de in bijlage I opgenomen bewijsmiddelen en de hierboven vervatte overwegingen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling zoals onder 4 weergegeven.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde:
op 27 maart 2018 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [naam benadeelde partij] met kracht tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor voornoemde [naam benadeelde partij] enig letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit en van verdachte

De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken of moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij zich verweerde tegen een aanval van aangeefster en dus sprake is van noodweer of noodweerexces.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen aanleiding bestond voor verdachte om zich te verdedigen. Daarnaast is niet voldaan aan de voor noodweer geldende vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte heeft verklaard aangeefster in het gezicht te hebben geraakt terwijl hij zich verweerde tegen aangeefster, toen zij hem met een vaas aanviel. Het is niet aannemelijk geworden dat hiertegen verdediging geboden was. Verdachte had zich immers aan de situatie kunnen onttrekken door de woning te verlaten en dit kon onder deze omstandigheden ook van hem gevergd worden. Van een noodsituatie waartegen verdachte zich mocht verdedigen, namelijk noodweer, was geen sprake. Mede gelet hierop zal de rechtbank het verweer van de raadsman, dat sprake is van noodweerexces, niet nader bespreken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bewezen verklaarde feit volgens de wet strafbaar is. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Ook is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden.
6.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet voor een soortgelijk feit in contact is geweest met justitie en dat de kans op recidive door de reclassering laag wordt ingeschat. Verzocht wordt een voorwaardelijke straf of een taakstraf op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-partner en heeft daarmee een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Bovendien heeft de mishandeling plaatsgevonden in de woning van aangeefster, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van 29 maart 2018 van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld.
De oriëntatiepunten voor strafoplegging zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht nemen voor een mishandeling met enig letsel als uitgangspunt een geldboete van € 750,-. Gelet op wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank deze straf passend en geboden en ziet zij geen reden om van dit oriëntatiepunt af te wijken.
De rechtbank wijkt af van de strafeis van de officier van justitie, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt.

7.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [naam benadeelde partij] vordert € 3.024,63 aan materiële schadevergoeding,
€ 16.000,- aan immateriële schadevergoeding en € 2.025,- aan proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat [naam benadeelde partij] , voor zover deze ziet op de toekomstig te lijden schade, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De immateriële schade moet worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000,-. Voor het overige deel van deze post is [naam benadeelde partij] niet-ontvankelijk, omdat de vordering is gebaseerd op een zwaarder feit (verkrachting) dat in deze zaak niet ten laste gelegd is. De officier van justitie eist dat de vordering voor het overige wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van proceskosten heeft de officier van justitie gevorderd dat het bedrag kan worden toegewezen voor de vier uren dat de raadsvrouw voor de behandeling van deze zaak op de rechtbank aanwezig is geweest. Voor het overige is de vordering onvoldoende onderbouwd en is [naam benadeelde partij] daarom niet-ontvankelijk.
De raadsman heeft bepleit dat [naam benadeelde partij] niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat verdachte moet worden vrijgesproken. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, moet de immateriële schade worden afgewezen nu deze gebaseerd is op een andersoortig feit. Ook heeft de raadsman bepleit dat de schadeposten ‘loonderving’, ‘ziekenhuisopname’, ‘reiskosten’, ‘kosten hoger beroep’ en ‘tandartskosten’ moeten worden afgewezen. Ten aanzien van de gevorderde proceskosten heeft de raadsman bepleit deze gevorderde schade aanzienlijk te matigen.
De rechtbank oordeelt dat [naam benadeelde partij] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op nu zij voor een groot gedeelte ziet op schade die niet het gevolg is van hetgeen door de rechtbank bewezen wordt verklaard. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde:
mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
geldboeteter hoogte van
€ 750,- (zegge zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 15 (zegge vijftien) dagen.
Beslissing op de vordering benadeelde partij:
Verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde partij]
niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en L. Voetelink, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. K.P. Jit en C.A. Mud, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 december 2018.