ECLI:NL:RBAMS:2018:8927

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
12 december 2018
Zaaknummer
13/706529-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een kip met beroep op noodtoestand en wettelijke voorschriften

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 december 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal van een kip. De feiten van de zaak dateren van 25 januari 2016, toen de verdachte de kip heeft weggenomen van de aangever, die de kip hield in het kader van een opleidingsproject. De verdachte heeft verklaard dat zij de kip heeft meegenomen om deze in veiligheid te brengen en om de stemming over het leven van de kip te stoppen, omdat zij vond dat het leven van een dier niet de inzet mag zijn van een sociaal experiment.

De officier van justitie heeft betoogd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, omdat zij de kip zonder toestemming van de rechthebbende heeft weggenomen met het oogmerk om deze niet terug te brengen. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte handelde uit een noodtoestand en dat zij een beroep kan doen op de rechtvaardigingsgrond van artikel 42 van het Wetboek van Strafrecht, omdat de kip in acuut levensgevaar verkeerde.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een hulpbehoevend dier en dat de omstandigheden waaronder de kip werd gehouden niet zodanig slecht waren dat de kip hulpbehoevend was. De rechtbank heeft de verweren van de verdediging verworpen en geoordeeld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Desondanks heeft de rechtbank besloten om geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, waaronder de lange duur van de procedure en het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/706529-16 (Promis)
Datum uitspraak: 13 december 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. P.C. Velleman, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. C.J.M. den Blanken, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 25 januari 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kip, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
De rechtbank stelt voorop dat niet ter discussie staat dat verdachte de kip van aangever [naam] op 25 januari 2016 vanuit de theaterschool Amsterdam heeft meegenomen.
De kip werd daar door aangever gehouden in het kader van een opleidingsproject. Aangever heeft verklaard dat hij de kip in een groot hok in de hal bij de trap in de school had gezet en dat het de bedoeling was dat medestudenten zouden stemmen of de kip al dan niet geslacht zou moeten worden. Op een bepaald moment was de stemming 1000 stemmen tegen slachten en 700 stemmen voor slachten. Verdachte heeft verklaard, kort gezegd, dat zij de kip heeft weggenomen, om de kip in veiligheid te brengen en om de stemming over het leven van de kip te doen stoppen. Verdachte heeft gehandeld vanuit de overtuiging dat het leven van een dier niet de inzet mag zijn van een sociaal experiment of van een vorm van artistieke expressie.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van de kip. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat op grond van de bekennende verklaring van verdachte, dat zij de kip heeft meegenomen om deze een ander leven te geven, kan worden bewezen dat zij de kip heeft weggenomen met het oogmerk om zich als heer en meester over het lot van de kip te beschikken.
Aangever heeft de kip geen ongerief aangedaan en de Wet Dieren dan ook niet overtreden. Bovendien staat de Wet Dieren niet aan de beslissing in de weg om een kip te slachten.
Aan verdachte komt geen gerechtvaardigd beroep op noodtoestand toe, omdat er in het geheel geen sprake is geweest van een noodtoestand. De stemming over het leven van de kip verliep bovendien zodanig gunstig, dat er van een (acute) dreiging voor het leven van de kip geen sprake was. Het ging dus om een vermeendelijke (putatieve) noodtoestand. Als verdachte zich vóór de diefstal beter had geïnformeerd over het project van aangever, dan was zij niet in een psychisch conflict van plichten terechtgekomen. Daarnaast geldt dat verdachte meerdere gedragsalternatieven ter beschikking stonden, waarvoor zij niet heeft gekozen.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de ten laste gelegde diefstal moet worden vrijgesproken. Ter onderbouwing daarvan heeft hij allereerst aangevoerd dat het bestanddeel ‘wederrechtelijk’ niet kan worden bewezen, omdat verdachte een beroep op de rechtvaardigingsgrond van artikel 42 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) toekomt. Verdachte heeft namelijk gehandeld ter naleving van het wettelijke voorschrift van artikel 2.1, zesde lid, van de Wet Dieren, dat een ieder verplicht tot zorgverlening aan een hulpbehoevend dier. Nu de kip in acuut levensgevaar verkeerde zonder dat dit een rechtens te respecteren doel diende, was het handelen van verdachte op grond van voormeld artikel van de Wet Dieren gerechtvaardigd.
Als de rechtbank dit betoog niet volgt, heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet heeft gehandeld met het ‘oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening’. Verdachte heeft de kip niet meegenomen om deze voor zichzelf te houden, maar om de kip in veiligheid te brengen.
Ten slotte heeft de raadsman betoogd dat verdachte een beroep op overmacht (artikel 40 Sr) toekomt, omdat er sprake was van een noodtoestand. De maatschappelijke plicht tot het redden van de kip woog in deze situatie zwaarder dan het eigendomsrecht van de aangever of het verbod op het meenemen van andermans eigendom. Het handelen van verdachte was dan ook gerechtvaardigd.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal, zoals aan haar is ten laste gelegd.
3.4.1.
Handelen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift (art. 42 Sr)
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van ‘wederrechtelijkheid’, omdat verdachte heeft gehandeld ter uitvoering van het wettelijk voorschrift van artikel 2.1, zesde lid, van de Wet Dieren. Dit artikel houdt in: “Een ieder verleent een hulpbehoevend dier de nodige zorg.”
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank is in onderhavige zaak geen sprake geweest van een hulpbehoevend dier in de zin van genoemd wetsartikel. De rechtbank overweegt daartoe dat niet is gesteld of gebleken, dat de omstandigheden waaronder de kip in haar hok werd gehouden zodanig slecht waren dat de kip reeds om die reden hulpbehoevend was. Gelet hierop komt de rechtbank thans niet toe aan de vraag of de kip wel hulpbehoevend zou zijn op het moment dat besloten zou zijn dat de kip geslacht zou worden. De toekomst van de kip was namelijk op het moment dat zij door verdachte werd weggenomen nog onzeker. Ter terechtzitting heeft verdachte in dat verband verklaard dat zij de kip op maandag had weggenomen, maar dat het project daarna eigenlijk nog een aantal dagen zou voortduren.
Nu de kip geen hulpbehoevend dier was als bedoeld in artikel 2.1, zesde lid, van de Wet Dieren, heeft verdachte niet gehandeld ter uitvoering van een wettelijk voorschrift. Van gerechtvaardigd handelen op grond van artikel 42 Sr is dan ook geen sprake.
3.4.2.
Oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
De verdediging heeft daarnaast gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte de kip ‘met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening’ heeft weggenomen. De rechtbank overweegt daartoe dat wederrechtelijkheid als bestanddeel van de delictsomschrijving van diefstal in artikel 310 Sr aldus moet worden uitgelegd dat iemand in strijd met het objectieve recht, dat wil zeggen zonder toestemming van de rechthebbende ofwel zonder daartoe gerechtigd te zijn, heeft gehandeld. Dat verdachte geen toestemming had tot het wegnemen van de kip staat vast. Nu zij dit desondanks wel heeft gedaan met de bedoeling om de kip niet terug te brengen, maar elders onder te brengen, heeft zij als heer en meester over de kip beschikt en dus gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Dat verdachte de kip niet heeft weggenomen met het doel om de kip voor zichzelf te houden, maakt dit oordeel niet anders. De rechtbank verwerpt ook dit verweer.
3.4.3.
Overmacht wegens noodtoestand (art. 40 Sr)
De verdediging heeft ten slotte betoogd dat verdachte een gerechtvaardigd beroep op overmacht in de zin van noodtoestand toekomt. De kip bevond zich volgens de verdediging in een acute noodsituatie, waardoor verdachte de keuze heeft moeten maken tussen naleving van de wet en het gehoor geven aan een maatschappelijke plicht om de kip te redden. Verdachte werd dus, kort gezegd, geconfronteerd met een conflict van belangen.
Voor een geslaagd beroep op overmacht in de zin van noodtoestand is allereerst vereist dat sprake is van een gedraging die voortvloeit uit een actuele, concrete nood, bestaande uit een belangenconflict. Bovendien moet de gedraging de toets van proportionaliteit en subsidiariteit kunnen doorstaan.
Naar het oordeel van de rechtbank was er op het moment dat verdachte de kip wegnam echter geen sprake van een objectieve, actuele en concrete noodsituatie. Zoals de rechtbank hiervoor in rubriek 3.4.1. heeft overwogen, waren de omstandigheden waaronder de kip werd gehouden niet zodanig dat de kip hulpbehoevend was. Daargelaten of nabije slachting dit anders had gemaakt, oordeelt de rechtbank dat de kip zich nu niet feitelijk in een noodsituatie bevond. Naar het oordeel van de rechtbank was er op het moment dat verdachte de kip wegnam dan ook geen sprake van een situatie waarin verdachte werd gedwongen om te kiezen uit onderling strijdige plichten en belangen. Verdachte komt dan ook geen gerechtvaardigd beroep op overmacht toe. De rechtbank verwerpt ook dit verweer.
3.4.4.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van de kip van aangever [naam] , zoals aan haar is ten laste gelegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlageopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 25 januari 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kip, toebehorende aan [naam] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar en het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is verder geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de beslissing

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3.
Geen straf of maatregel
Op grond van de omstandigheden die zich na het begaan van het bewezen verklaarde feit hebben voorgedaan, zal de rechtbank geen straf of maatregel aan verdachte opleggen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een kip. Zodoende heeft zij het eigendomsrecht van de aangever geschonden. Dat verdachte uit nobele motieven heeft gehandeld, maakt het feit niet minder ernstig aangezien dit een vorm is van eigenrichting. Dit kan niet worden toegestaan.
De rechtbank heeft echter ook gekeken naar het verdere verloop van de strafzaak. De diefstal is gepleegd op 25 januari 2016. Hierop is door het Openbaar Ministerie aan verdachte een strafbeschikking uitgevaardigd, waartegen zij verzet heeft ingesteld. Vervolgens is verdachte gedagvaard om op 30 mei 2016 ter terechtzitting van de politierechter te verschijnen. De politierechter heeft de zaak daarop naar de meervoudige kamer verwezen, waar de zaak uiteindelijk op 29 november 2018 ter terechtzitting is behandeld. In de tussentijd zijn er geen onderzoekshandelingen verricht. De zaak heeft dus feitelijk tweeënhalf jaar nodeloos stilgelegen. Van een voortvarende behandeling van de zaak door de bevoegde autoriteiten is geen sprake geweest.
De rechtbank heeft verder geconstateerd dat verdachte blijkens een Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 november 2018 niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Verdachte dient daarom als ‘first offender’ te worden aangemerkt. Ook na het onderhavige feit is verdachte niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om, conform de eis van de officier van justitie, aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en J.H. Broek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. de Bruin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2018.