ECLI:NL:RBAMS:2018:8910

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
13/650093-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met een minderjarige in Amsterdam

Op 11 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een 15-jarige jongen. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2018, waar de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1965, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met de minderjarige, die op het moment van de feiten nog geen 16 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 16 februari 2017 in een parkeergarage in Amsterdam de penis van de jongen in zijn mond had genomen, wat als bewezen werd verklaard.

De rechtbank behandelde ook het verweer van de verdediging, die stelde dat de verdachte verontschuldigbaar had gedwaald over de leeftijd van de jongen, omdat deze had aangegeven dat hij aan de Hogeschool Inholland studeerde. De rechtbank verwierp dit verweer, oordelend dat de verdachte had moeten nagaan of de jongen daadwerkelijk 18 jaar oud was, en dat hij niet kon afgaan op de mededeling van de jongen zelf. De rechtbank benadrukte dat de bescherming van minderjarigen tegen seksuele toenadering door volwassenen voorop staat.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder psychologische behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak van bescherming van kwetsbare jongeren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/650093-17
Datum uitspraak: 11 december 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [provincie] ) op [geboortedag 1] 1965,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1]

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.M. Hoogerheide, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T. van Assendelft de Coningh, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 februari 2017 te Amsterdam met [persoon 1] , geboren op [geboortedag 2] 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte die [persoon 1] gepijpt, althans de penis van die [persoon 1] in zijn mond genomen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat het feit bewezen kan worden verklaard.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij op 16 februari 2017 een jongen heeft gepijpt. Hij was die jongen kort daarvoor in de Albert Heijn tegengekomen. . Hij ging er vanuit dat de jongen minstens 18 jaar oud moest zijn. Verdachte heeft geen enkele dwang op de jongen uitgeoefend en alles is met wederzijdse instemming gebeurd.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Op 16 februari 2017 heeft verdachte in een parkeergarage in de [buurt] te Amsterdam de penis van [persoon 1] in zijn mond genomen, waarna hij [persoon 1] heeft gepijpt. Aldus heeft verdachte ontuchtige handelingen gepleegd met [persoon 1] . [persoon 1] was op dat moment 15 jaar oud.
Het ten laste gelegde feit kan daarom bewezen worden verklaard.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 16 februari 2017 te Amsterdam met [persoon 1] , geboren op [geboortedag 2] 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte die [persoon 1] gepijpt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

AVAS-verweer
De raadsman heeft betoogd dat verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald omtrent de feiten. In een gesprek dat verdachte voorafgaande aan de seksuele handelingen met [persoon 1] heeft gevoerd, vertelde [persoon 1] dat hij aan de Hogeschool Inholland studeerde. Op grond van deze geobjectiveerde omstandigheid kon het rederlijkwijze niet anders zijn dan dat [persoon 1] tenminste 18 jaar oud moest zijn. Verdachte heeft daarom geen schuld aan het feit en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. De vraag of bij de dader van een strafbaar feit alle strafrechtelijk relevante schuld afwezig is, moet worden beantwoord in het licht van de aard en de strekking van de strafbepaling. De onderhavige strafbepaling beoogt een zo doeltreffend mogelijke strafrechtelijke bescherming van jeugdigen, tegen seksuele toenadering door volwassenen. De leeftijd van de jeugdige is daarbij geobjectiveerd, zodat opzet of schuld ten aanzien van de te jeugdige leeftijd niet is vereist. De jeugdige dient eveneens te worden beschermd tegen een eventuele verleiding die van hem- of haarzelf is uitgegaan.
Verdachte heeft nagelaten om op basis van geobjectiveerde omstandigheden duidelijkheid te verkrijgen over de leeftijd van [persoon 1] . Een mededeling van [persoon 1] zelf kan niet als zo’n omstandigheid worden aangemerkt. De bewering van verdachte, dat hij had geconcludeerd dat [persoon 1] in ieder geval 18 jaar oud moest zijn omdat [persoon 1] had gezegd dat hij aan de Hogeschool Inholland studeerde, verontschuldigt verdachte daarom niet. Verdachte kon en moest er rekening mee houden dat de door [persoon 1] gegeven informatie, of de daaraan door verdachte gegeven conclusie, onjuist was. Het lag op de weg van verdachte om eerst ondubbelzinnig zekerheid te verkrijgen omtrent de leeftijd van [persoon 1] . Wanneer dit voor hem niet mogelijk was, had hij af moeten zien van elke seksuele benadering. Verdachte is daarom wel degelijk strafbaar voor het bewezen verklaarde.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsadvies van 28 februari 2018. Daarnaast dient verdachte een taakstraf van 150 uren te verrichten, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen.
8.2.
Standpunt van de verdediging
Voor het bepalen van de hoogte van de straf zijn de omstandigheden waaronder het feit heeft plaatsgevonden van groot belang. Verdachte heeft consistent verklaard dat hij geen geweld of dwang op het slachtoffer heeft uitgeoefend en dat de handelingen met instemming van het slachtoffer hebben plaatsgevonden. De verklaring van het slachtoffer wijkt wat betreft de mate van vrijwilligheid en de vermeende dwang af van de verklaring van verdachte. Het slachtoffer heeft op onderdelen aantoonbaar gelogen, wat hij later ook tegen zijn vader en justitie heeft toegegeven.
De raadsman heeft zijn eerder gedane verzoek tot het horen van het slachtoffer en zijn vader, het opvragen van camerabeelden en het beschikbaar stellen van de 112-melding herhaald. Met verwijzing naar de EHRM-uitspraak Bocos-Cuesta (10 november 2005, nr. 547890-00) is hij van mening dat de rechtbank dit verzoek op onjuiste gronden heeft afgewezen.
De door de officier van justitie gevorderde straf is veel te hoog en past bij een situatie waarbij sprake is van geweld en dwang. Een geheel voorwaardelijke taakstraf met een behandelverplichting, in combinatie met een gevangenisstraf ter hoogte van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, doet meer recht aan het feit.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte, die toen 51 jaar oud was, is in gesprek geraakt met een jongen, die hij enkele minuten daarvoor in een supermarkt voor het eerst had gezien. Verdachte heeft de jongen voorgesteld om ‘iets spannends’ te gaan doen, waarna beiden een parkeergarage zijn ingelopen. Daar heeft verdachte ontuchtige handelingen met deze jongen gepleegd. De jongen bleek 15 jaar oud te zijn.
Door deze handelingen heeft verdachte zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren en heeft hij de mogelijke schadelijke gevolgen voor het – gelet op zijn leeftijd – kwetsbare slachtoffer op de koop toe genomen. Dergelijke feiten doorkruisen een normale seksuele ontwikkeling en kunnen voor minderjarigen ernstige gevolgen hebben.
Verdachte benadrukt voortdurend dat de jongen geheel vrijwillig, voor zijn eigen seksuele gerief, met hem de parkeergarage is ingegaan en dat alle handelingen met instemming van de jongen hebben plaatsgevonden. Daarnaast is hij van mening dat hij op goede gronden er van mocht uitgaan dat de jongen ouder dan 15 jaar was. Hij voelt zich door de jongen misleid en stelt dat de jongen de werkelijkheid heeft verdraaid.
Door zich op deze punten te fixeren geeft verdachte blijkt van een zorgelijk gebrek aan inzicht. Verdachte lijkt zich niet te realiseren dat hij, als volwassen man, dient af te zien van elk seksueel contact met een persoon jonger dan 16 jaar en dat het zijn eigen verantwoordelijkheid is om eerst volstrekte zekerheid te verkrijgen omtrent de leeftijd van de jeugdige.
Op grond van de Amsterdamse oriëntatiepunten, neemt de rechtbank een gevangenisstraf van 9 maanden als uitgangpunt voor het feit.
Fysieke dwang en geweld maken geen deel uit van de bewezenverklaring en zijn overigens niet komen vast te staan. Bij de strafoplegging spelen deze dan ook geen rol. Het slachtoffer heeft in eerste instantie op deze punten niet naar waarheid verklaard, maar heeft dit later gecorrigeerd. Gezien de leeftijd van de jongen en de mogelijke seksuele verwarring die het feit bij hem heeft teweeggebracht, is zijn aanvankelijk afgelegde verklaring niet geheel onbegrijpelijk.
Anderzijds kan, gezien het beschermende karakter van artikel 247 Wetboek van Strafrecht, een eventuele instemming van de jeugdige met de ontuchtige handelingen niet als een strafverminderende factor worden aangemerkt.
Daarbij kan worden opgemerkt dat het leeftijdsverschil tussen de volwassene en de jeugdige, in deze zaak 36 jaar, en het daarbij in de regel aanwezige overwicht van de volwassene, het lastig maken om het begrip ‘vrijwillig’ in te vullen.
Uit een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 oktober 2018 komt naar voren dat verdachte in 2001 voor een andersoortig zedendelict is veroordeeld. Deze veroordeling is zo lang geleden dat de rechtbank daar bij het bepalen van de hoogte van de straf geen rekening mee zal houden.
In het dossier bevindt zich een ‘stam proces-verbaal’ van de zedenpolitie te Friesland uit 2009, waaruit naar voren komt dat verdachte heeft erkend dat hij een groot aantal kinderen telefonisch had benaderd. Hij deed zich voor als schoolarts en probeerde de kinderen er toe aan te zetten om zich uit te kleden en oefeningen te doen of handelingen te verrichten. In de uit dit onderzoek voortgekomen strafzaak is verdachte uiteindelijk vrijgesproken. Niettemin acht de rechtbank het verontrustend dat verdachte in het verleden al eerder jeugdigen op ongepaste wijze heeft benaderd.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch onderzoek betreffende verdachte van 1 februari 2018, opgemaakt door drs. J. Yntema.
Volgens de psycholoog was verdachte tijdens het onderzoek vaag en tegenstrijdig als het ging over het tenlastegelegde, seksualiteit en psychische klachten. Gevraagd naar pedoseksuele gevoelens in combinatie met de verdenkingen uit het verleden gaf hij vooral ontwijkende en ontkennende en vage antwoorden. Het bellen van de kinderen was een ‘toevalligheid’ omdat hij niet lekker in zijn vel zat. Verdachte benadrukte in het onderzoek vooral dat hij geen seksuele problemen of frustraties ervaart en dat hij zeer tevreden is met zijn huidige seksleven.
Verdachte heeft moeite met reflecteren op zichzelf en de ander, wil graag zijn verhaal doen en is geneigd zijn problemen te bagatelliseren of externaliseren. Hij lijkt zichzelf ook als slachtoffer te zien.
De psycholoog is van mening dat bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, noch van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Daarbij maakt de psycholoog de kanttekening dat verdachte, gelet op de overmatige positieve zelfpresentatie, eventuele problemen op psychisch vlak niet voor het voetlicht lijkt te willen brengen.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog over.
Zij acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar voor het bewezen verklaarde feit.
In het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 28 februari 2018 wordt opgemerkt dat onduidelijk is gebleven wat precies aan het delictgedrag ten grondslag heeft gelegen. Uit een risicotaxatie-test komen het vermogen tot het vormen van een stabiele relatie, seks als coping en seksuele deviantie als aandachtspunten naar voren. De reclassering adviseert een verplicht reclasseringstoezicht en een psychologische behandeling bij de Waag voor zijn seksuele delictgedrag. Het forensisch behandelcontact kan mogelijk eveneens meer inzicht geven in het seksuele grensoverschrijdende gedrag dat in het verleden meermalen heeft geleid tot justitiecontacten.
Uit het voortgangsverslag van 23 november 2018 komt naar voren dat verdachte zijn afspraken met de reclassering in het kader van het schorsingstoezicht goed nakomt. Hij is echter niet gemotiveerd voor een psychologische behandeling. Deze behandeling is nog niet van de grond gekomen.
Gezien de omstandigheid dat verdachte in het verleden ook jeugdigen op ongepaste wijze heeft benaderd, gezien de bevindingen van voornoemd psychologisch onderzoek en gezien de uitkomsten van de risico-taxatietest van de reclassering, acht de rechtbank een psychologische behandeling noodzakelijk om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw dergelijk ongepast gedrag vertoont.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Een groot voorwaardelijk deel is nodig om verdachte er van te doordringen dat er voor hem veel op het spel staat als hij opnieuw in de fout gaat en om hem ertoe aan te zetten om ook mee te werken aan de psychologische behandeling voor zijn seksuele delictgedrag. Dit voorwaardelijk strafdeel is groter dan door de officier van justitie is gevorderd. Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank het niet nodig dat verdachte naast een gevangenisstraf nog een taakstraf zal verrichten. De op te leggen straf wijkt daarom af van de straf zoals gevorderd.
Afwijzing verzochte onderzoekshandelingen.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen spelen in deze strafzaak fysieke dwang en geweld bij de strafoplegging geen rol. Een eventuele instemming van het slachtoffer met de gepleegde ontucht werkt bovendien niet straf verminderend.
De door de verdediging gevraagde onderzoekshandelingen zien echter juist op deze feitelijkheden. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen verdedigingsbelang is om het slachtoffer en zijn vader te horen, om camerabeelden op te vragen en de 112-melding beschikbaar te stellen, en zij wijst het daartoe gedane verzoek af.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Wijst af het door de verdediging gedane verzoek tot het horen als getuigen van
[persoon 1] en [persoon 2] , het opvragen van camerabeelden en het beschikbaar stellen van de audio van het 112-gesprek.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van 16 jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene en bijzondere voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden:
- Veroordeelde zal zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
- Veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- Veroordeelde zal medewerking verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Nederland aan de [adres 2] te Amsterdam wanneer hij opgeroepen wordt voor een gesprek. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent als de reclassering dit nodig acht en moet hij zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
- Veroordeelde dient zich psychologisch te laten behandelen voor zijn seksuele delictgedrag. Indien de reclassering dit nodig acht dient veroordeelde een behandelcontact aan te gaan met De Waag, Centrum voor ambulante forensische psychiatrie, of soortgelijke forensische instelling.
Geeft aan opdracht aan Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de teruggave aan [persoon 1] van:
 ondergoed (5338671);
 broek (5338673);
 sportkleding, merk Adidas (5338676).
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. C.C.M. Oude Hengel en E.G. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 december 2018.
[...]