ECLI:NL:RBAMS:2018:8901

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
13-751697-18 RK 18-5957
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon in verband met opzetheling van gasflessen

Op 7 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland. De opgeëiste persoon was op 28 september 2018 in Nederland in verzekering gesteld op verdenking van opzetheling van een groot aantal gasflessen. De overlevering werd gevraagd ten behoeve van de strafvervolging in Duitsland voor dezelfde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een lopende strafvervolging in Nederland was, wat volgens artikel 9, eerste lid onder a van de Overleveringswet (OLW) de overlevering verbiedt. Echter, op 26 september 2018 heeft de Minister van Justitie en Veiligheid besloten de Nederlandse strafvervolging te staken, waardoor de weigeringsgrond niet meer van toepassing was.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat het Europees Aanhoudingsbevel (EAB) voldoet aan de eisen van de OLW. De rechtbank heeft ook de garantie ontvangen dat, indien de opgeëiste persoon in Duitsland wordt veroordeeld, hij zijn straf in Nederland zal ondergaan. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan worden toegestaan. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751697-18
RK-nummer: 18/5957
Datum uitspraak: 7 december 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 september 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 augustus 2018 door de
Staatsanwaltschaft(Openbaar Ministerie) Lüneburg, Duitsland, en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 23 november 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Maarn.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van 30 augustus 2018, uitgevaardigd door het Kantongerecht Lüneburg, dossiernummer: 18 Gs 207/18.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Duitsland strafbaar feit.
Dit feit is als volgt omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Tijdstip/periode van de strafbare feiten: 27./28.08.2018
Plaats(en), delict: Seevetal
Toedracht: De verdachte [opgeëiste persoon] staat onder de verdenking als adolescent samen met een onbekend aantal mededaders, met wie hij zich verenigd heeft, om door diefstallen met inbraak dure industriële artikelen zoals gasflessen met koelmiddelen buit te maken en voor eigen rekening te verkopen om met de opbrengsten te voorzien in het levensonderhoud, het terrein van [terrein] opgezocht te hebben, waar hij en zijn mededaders de motor van de elektrische poort naar het bedrijfsterrein manipuleerden zodat ze op het volledig omheinde bedrijfsterrein konden geraken en in totaal 800 en 1000 gasflessen à 12 liter op meerdere vrachtwagens wegvoerden, waardoor ze een schade van ongeveer 500.000 euro veroorzaakten, alvorens de verdachte en een onbekende mededader op de vroege ochtend van 28.08.2012 in Nederland in een vrachtwagen vol met gasflessen, namelijk circa 150 stuks, die door de benadeelde aan de hand van opschriften als de van hem gestolen flessen herkend werden, aangetroffen werd, terwijl nog onbekend is waar de resterende circa 700-800 flessen gebleven zijn.
Aard van betrokkenheid: mededader
3.1
De weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid onder a OLW
Op 28 september 2018 is de opgeëiste persoon in Nederland in verzekering gesteld naar aanleiding van een verdenking aangaande opzetheling met betrekking tot een groot aantal gasflessen.
Gebleken is dat de overlevering wordt gevraagd ten behoeve van de strafvervolging met betrekking tot dezelfde feiten die aan de Nederlandse vervolging ten grondslag liggen.
Artikel 9, eerste lid onder a OLW verbiedt de overlevering van een opgeëiste persoon voor een feit ter zake waarvan tegen hem een strafvervolging in Nederland gaande is.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft in het belang van een goede rechtsbedeling van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 9, tweede lid OLW gebruik gemaakt en op 26 september 2018 de opdracht gegeven de strafrechtelijke vervolging van de feiten waarvoor een strafvervolging van de opgeëiste persoon in Nederland gaande was, te staken.
De weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid onder a OLW is met deze stakingsbeslissing niet meer aan de orde.

4.Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Erste Staatsanwältin van Lüneburg heeft bij brief van 5 september 2018 de volgende garantie gegeven:
the assurance is given that the wanted person, [opgeëiste persoon] , in the event of the final sentencing to a non-suspended term of imprisonment in the Federal Republic of Germany on the basis of the applicable version of Council Framework Decision 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition to judgments in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union, is returned to the Netherlands to serve the sentence.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert. Aan deze voorwaarde is voldaan, want het onder 4 bedoelde feit is eveneens naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6, 7 en 9 Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Staatsanwaltschaft(Openbaar Ministerie) Lüneburg, ten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.C.P. de Ridder en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 7 december 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.