ECLI:NL:RBAMS:2018:8896

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2018
Publicatiedatum
11 december 2018
Zaaknummer
13-751269-18 RK 18-2253
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Nederlandse man aan België met garantie voor terugkeer naar Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 december 2018 uitspraak gedaan over de overlevering van een man met de Nederlandse nationaliteit aan België. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een garantie is gegeven zoals bedoeld in artikel 12d van de Overleveringswet (OLW). De zaak betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de correctionele rechtbank in Turnhout, België, op 19 april 2017. De opgeëiste persoon is geboren in 1987 en heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij in België is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 24 maanden voor feiten gerelateerd aan de teelt van cannabis en diefstal van elektriciteit.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld en verwezen naar een eerdere uitspraak van 14 augustus 2018, waarin werd geoordeeld dat er op dat moment geen sprake was van een onveilige situatie voor gedetineerden. De verdediging heeft betoogd dat er twijfels zijn over de veiligheid, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de opgeëiste persoon zijn grieven over het tijdsverloop kan inbrengen bij de Belgische rechter in het hoger beroep.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De overlevering wordt toegestaan, met inachtneming van de garantie dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in België terugkeert naar Nederland om zijn straf daar uit te zitten. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is uitgesproken in openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751269-18
RK nummer: 18/2253
Datum uitspraak: 7 december 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 maart 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 april 2017 door het
Parket van de Procureur des Koningsin Turnhout (België) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
verblijvend op het [adres 1] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 30 augustus 2018
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 augustus 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.B. Jobse, advocaat te Rotterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft op 30 augustus 2018 ook de gevangenhouding bevolen en de gelijktijdige schorsing van dit bevel en vervolgens het onderzoek gesloten.
Tussenuitspraak 13 september 2018Op 13 september 2018 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gewezen, het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst.
De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak vastgesteld dat de informatie in het Uittreksel Justitiële Documentatie in tegenspraak is met de informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit. Om die reden heeft de rechtbank de officier van justitie in de gelegenheid gesteld na te gaan of het vonnis dat aan het EAB ten grondslag ligt, onherroepelijk is.
Zitting 23 november 2018Op 23 november 2018 is de behandeling van de vordering met toestemming van partijen voortgezet in de stand waarin zij zich ten tijde van de schorsing op 30 augustus 2018 bevond.
Gehoord zijn de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes en de opgeëiste persoon, bijgestaan door zijn raadsman.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon opnieuw onderzocht.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de correctionele rechtbank Turnhout van 20 september 2013, griffienummer 13/1356, inzake TU60.L1.21587-12.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 24 maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten A en B zoals die als volgt zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB:
teelt van cannabis
diefstal van elektriciteit
Na een oproep voor een inbraak op het adres [adres 2] stelt de politie vast dat er materiaal van een cannabisplantage in de woonkamer staat.Bij de zoeking wordt er zowel op zolder als in de slaapkamer op de eerste verdieping een ontmantelde plantage aangetroffen.Er werd tevens vastgesteld dat er elektriciteit werd afgenomen ten nadele van de elektriciteitsmaatschappij.In de woning was niemand aanwezig.
Door het labo van de Federale Gerechtelijke Politie wordt een sporenonderzoek uitgevoerd, onder meer naar vingersporen van de verdachte(n). Uit analyse blijkt vervolgens dat vier vingersporen van [opgeëiste persoon] worden aangetroffen.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van feit A waarvoor de overlevering verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft feit B niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a, 2e OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan. Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal.

5.Artikel 6 OLW

Artikel 6, tweede lid OLW
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Artikel 6, tweede lid, OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB sub d, 3.4 het volgende verklaard:
de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
  • de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend en
  • de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing en
  • de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet (namelijk 15 dagen) of hoger beroep aan te tekenen (namelijk 30 dagen).
Omdat uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 maart 2018 vermeld staat dat het vonnis van 20 september 2013 van het Tribunal Correctionnel – Turnhout (België) op 26 oktober 2013 onherroepelijk is geworden, heeft de rechtbank hierover nadere inlichtingen laten inwinnen bij de Belgische autoriteit.
Op 20 september 2018 heeft de Eerste Substituut procureur des Konings het volgende verklaard:
In vak D [van het EAB] wordt aangegeven dat betrokkene recht heeft op verzet of hoger beroep. Dit is inderdaad het geval. Betrokkene heeft overigens inderdaad hoger beroep aangetekend op 28 augustus 2018.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat thans vaststaat dat de overlevering niet wordt gevraagd voor een onherroepelijk vonnis. De weigeringsgrond van artikel 6, tweede lid, is dan ook niet van toepassing.
Artikel 6, eerste lid, OLW
Omdat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft, kan zijn overlevering alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het Parket van de Procureur des Konings in Turnhout (België) heeft de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit d.d. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan.
De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren.
Aan deze voorwaarde is voldaan, want ook feit A is naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Detentieomstandigheden België

De raadsman heeft aangevoerd dat er ondanks de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 augustus 2018 nog steeds sterke twijfels zijn aan de veiligheid voor gedetineerden. Het gevaar dat artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (verder: het Handvest) wordt geschonden is nog steeds aanwezig.
De rechtbank verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank van 14 augustus 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:5937), waarin is geoordeeld dat er op dat moment geen sprake was van stakingen en dat de kans daarop ook niet meer reëel was. Derhalve is er geen sprake van een toestand die strijdig is met artikel 4 van het Handvest. De verder niet gemotiveerde stelling van de verdediging maakt niet dat de rechtbank thans tot een ander oordeel komt. Het verweer wordt dan ook verworpen.

7.Overig verweer

Dat het lang heeft geduurd voordat de zaak in hoger beroep wordt voortgezet waardoor de opgeëiste persoon lange tijd in onzekerheid is gebleven over de afloop van zijn zaak levert geen weigeringsgrond ingevolge de OLW op. In bovenvermelde e-mail van 20 september 2018 wordt nadrukkelijk verklaard dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het EAB niet heeft ingetrokken. De opgeëiste persoon kan zijn grieven over het tijdsverloop inbrengen voor de Belgische rechter die over de zaak in hoger beroep zal oordelen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, 3 en 11 van de Opiumwet en 2, 5, 6 en 7 van de Overleveringswet.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Parket van de Procureur des Koningsin Turnhout wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.C.P. de Ridder en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 7 december 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.