ECLI:NL:RBAMS:2018:8837
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij inbraak
Op 24 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van inbraak en vernieling. De tenlastelegging omvatte zowel een primair als een subsidiair verwijt. Primair werd de verdachte verweten dat hij op of omstreeks 17 juli 2017 in Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening geld en/of goederen van een zorgboerderij had willen wegnemen. Subsidiair werd hem verweten dat hij opzettelijk en wederrechtelijk een hor en/of kozijn van een dakraam had vernield of beschadigd. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie gepleit voor bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, terwijl de raadsman vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het bewijs onvoldoende was om de betrokkenheid van de verdachte te onderbouwen. Het signalement dat was gepresenteerd, werd als te algemeen beschouwd om als belastend te kunnen gelden. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er onvoldoende steun was voor de betrokkenheid van de verdachte in andere bewijsmiddelen dan de aangifte. Daarom heeft de rechtbank zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde niet bewezen verklaard en de verdachte vrijgesproken. Deze beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd op de openbare terechtzitting uitgesproken.