ECLI:NL:RBAMS:2018:8835

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
13/702164-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en poging tot diefstal met geweld in Amsterdam

Op 24 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee winkeldiefstallen en een poging tot diefstal met geweld. De verdachte, geboren in Polen in 1986, werd op heterdaad betrapt terwijl hij een fiets probeerde te stelen en had eerder diefstal gepleegd van Milka chocoladerepen en Mentos in een Albert Heijn filiaal. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.A. Jansen, vrijspraak heeft bepleit voor het geweldsaspect van de eerste tenlastelegging. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte in overweging genomen en heeft de diefstal van de chocoladerepen en Mentos bewezen verklaard, maar niet het geweld bij deze diefstal. De poging tot diefstal van de fiets werd wel bewezen verklaard, evenals de diefstal van tandpasta en tandenstokers in een andere Albert Heijn. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 83 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/702164-18
Datum uitspraak: 24 oktober 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, en van wat de gemachtigd raadsvrouw, mr. G.A. Jansen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Diefstal met geweld van Milka chocoladerepen en pakken Mentos, toebehorende aan de Albert Heijn [filiaal 1] ), op 22 juli 2018 te Amsterdam;
Poging tot diefstal met geweld van een damesfiets (merk: Gazelle) toebehorende aan een onbekend gebleven eigenaar, op 22 juli 2018 te Amsterdam;
Diefstal van tandpasta en tandenstokers, toebehorende aan de Albert Heijn [filiaal 2] ), op 13 augustus 2018 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde geweld en het onder 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Nadere bewijsoverwegingen
3.3.1.1 Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, de onder 1 ten laste gelegde diefstal bewezen.
Partiële vrijspraak
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank niet bewezen dat de diefstal gepaard ging met of gevolgd werd van geweld. Naar het oordeel van de rechtbank valt uit het dossier weliswaar af te leiden dat verdachte zich losrukte/lostrok, maar niet kan worden vastgesteld hoe en met welke kracht hij dat deed. Het losrukken/lostrekken kan om die reden niet als geweld in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht worden gekwalificeerd.
3.3.1.2 Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht, anders dan de raadsvrouw, het onder 2 ten laste gelegde bewezen. Aangever [naam aangever] heeft verklaard dat verdachte bij een damesfiets van het merk Gazelle geknield zat, met in zijn rechterhand een multitool en in zijn linkerhand een kettingslot. Verdachte zelf heeft verklaard dat hij een multitool in zijn rechterhand had en dat hij, om weg te komen, [naam aangever] heeft geduwd. Vervolgens heeft hij zijn eigen fiets en multitool achtergelaten.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen is de rechtbank van oordeel dat deze gedragingen, te weten het geknield zitten met in de ene hand gereedschap en in de andere hand het kettingslot van een fiets, gericht waren op de voltooiing van een fietsendiefstal.
3.3.1.3 Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, het onder 3 ten laste gelegde bewezen.
3.3.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 22 juli 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Milka chocoladerepen en pakken Mentos, toebehorende aan de Albert Heijn, [filiaal 1] ;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 22 juli 2018 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een damesfiets, merk Gazelle, toebehorende aan een onbekend gebleven eigenaar, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam aangever] , te plegen met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken
  • naar voornoemde fiets is toegegaan en
  • met een multitool bij die fiets is geknield en
  • het kettingslot van die fiets heeft vastgepakt en
  • vervolgens voornoemde [naam aangever] heeft geduwd en
  • een mes aan voornoemde [naam aangever] heeft getoond en
  • voornoemde [naam aangever] mondeling de woorden heeft toegevoegd “als jij de politie belt dan schiet ik je dood”;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 13 augustus 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen tandpasta en tandenstokers, toebehorende aan de Albert Heijn, [filiaal 2] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw acht het voorstel van de officier van justitie passend, met dien verstande dat het voorwaardelijk gedeelte van de straf bij een (partiële) vrijspraak verlaagd dient te worden.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat veel hinder en schade veroorzaakt. Een winkeldiefstal treft niet alleen de winkelier, maar ook de consument, omdat winkeliers ter voorkoming van diefstal preventieve maatregelen moeten treffen waarvan zij de kosten en de kosten van de geleden schade verdisconteren in de prijzen van de verkochte goederen.
Ook is verdachte op heterdaad betrapt terwijl hij een fiets aan het stelen was. Om weg te komen heeft hij [naam aangever] bedreigd en geduwd. Dit zal voor [naam aangever] een angstaanjagende ervaring zijn geweest, waarvan hij nadelige gevolgen kan ondervinden. Daarbij versterkt een dergelijk delict al bestaande gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 19 oktober 2018, opgesteld door reclasseringswerkster A. Neslo. Geadviseerd wordt om – samengevat – een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling en het meewerken aan urinecontroles.
Gelet met name op de ernst van verdachtes handelen en het strafblad van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat slechts een gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, het onder 1 ten laste gelegde geweld niet bewezen. De rechtbank wijkt daarom bij de straftoemeting af van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 83 dagen (met aftrek van voorarrest) waarvan 40 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden passend en geboden. Die straf zal de rechtbank daarom aan verdachte opleggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.3.2 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde: Diefstal, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde: Een poging tot diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 83 dagen.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 40 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

1.Meldplicht

zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt op het [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die hem in dat kader gegeven worden.

2.Ambulante behandeling

zich, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, laat behandelen voor zijn middelengebruik door de forensische polikliniek Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er een intakegesprek heeft plaatsgevonden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.

3.Urinecontrole

wordt verplicht om mee te werken aan urinecontroles, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en A. Meester, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 oktober 2018.
De jongste rechter is buiten staat
om dit vonnis mede te ondertekenen.
[Bijlage]
  • [Bijlage]
  • [Bijlage]
  • [Bijlage]
  • [Bijlage]
  • [Bijlage]
  • [Bijlage]