ECLI:NL:RBAMS:2018:8831

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
13/650265-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging met geweld, gepleegd door middel van valse identiteit en een vooropgezet plan

Op 7 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 april 2017, waarbij de verdachte en een medeverdachte onder valse identiteit een pakketje, dat een zonnebril bevatte, hebben besteld en dit bij een leegstaand appartement hebben laten bezorgen. De pakketbezorger, die voor DHL werkte, werd door de medeverdachte met geweld benaderd en ten val gebracht, waarna het pakketje werd gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, waarbij de verdachte niet alleen op de hoogte was van het plan, maar ook actief heeft bijgedragen aan de uitvoering ervan. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit en heeft een gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 120 uren opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het delict, de impact op de slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/650265-17 (Promis)
Datum uitspraak: 7 november 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – (na wijziging) ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Primair
Een diefstal in vereniging en met geweld van een postpakketje (inhoudende een zonnebril), op 5 april 2017 te Amsterdam;
Subsidiair
Medeplichtigheid aan een diefstal met geweld van een postpakketje (inhoudende een zonnebril), op 5 april 2017 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft hij zich, met uitzondering van het geweldscomponent, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Feiten en omstandigheden
Op 5 april 2017 was [slachtoffer] aan het werk voor DHL. Om 17:00 uur kwam hij bij de Omval in Amsterdam aan. Hij had meerdere pakketjes voor het hele gebouw. Eén pakket was voor het adres [adres] . Het pakket was van [afzender] , voor [geadresseerde] . [slachtoffer] zag twee jongens waarmee hij oogcontact had. Eén jongen (NN1) zat op een scooter. De andere jongen (NN2) opende met een soort karton de deur bij het tweede gebouw, ging naar binnen, kwam direct weer naar buiten en zei “Ik wacht op een pakket, heb je aangebeld bij mijn nummer?” [slachtoffer] zei dat NN2 moest tekenen en vroeg hem hoe hij heette. NN2 zei dat hij [geadresseerde] heette. [slachtoffer] vertrouwde het niet en vroeg om een identiteitsbewijs. NN2 zei dat zijn identiteitsbewijs nog in zijn woning lag. [slachtoffer] zei dat het dan niet doorging en ging naar het volgende adres. Toen [slachtoffer] het laatste gebouw inging, glipte NN2 mee naar binnen. NN2 pakte [slachtoffer] beet aan de bovenkant van zijn jas en trok hem richting de grond, waardoor [slachtoffer] viel. Het pakket viel ook en scheurde open. Er viel een zwart pakketje met een hard omhulsel uit. NN2 pakte het zwarte pakketje van de grond en rende de deur uit. NN1 reed er vervolgens op de scooter achter aan. [2] De scooter had het kenteken [nummer 2] en was van het merk Piaggio. [3]
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben gezien dat NN2 de sleutels van de scooter aan NN1 gaf toen hij achter [slachtoffer] aanrende. Ook hebben zij gezien dat NN2, na de worsteling, achterop de scooter bij NN1 sprong en dat zij samen wegreden. [4]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben om 17:30 uur gezien dat de medeverdachte op een Piaggio scooter met kenteken [nummer 2] reed. [5] De medeverdachte heeft verklaard dat de scooter van hem is [6] en dat hij de postbezorger slechts een duw had gegeven. [7]
Op 7 juni 2017 is er in de slaapkamer van verdachte kleding aangetroffen die identiek is aan de kleding van NN1. [8]
De telefoon van de medeverdachte is uitgelezen. In zijn telefoon werden meerdere Whatsapp-gesprekken met verdachte [9] aangetroffen over de bestelling van het pakketje op naam van mevrouw [geadresseerde] . [10]
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte NN1 is.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de rol van de verdachte zodanig is dat er kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte. In casu was verdachte niet enkel op de hoogte van het voornemen van de medeverdachte om de pakketbezorger op te lichten. Er was sprake van een vooropgezet plan, en verdachte werkte mee aan de uitvoering van dat plan. Toen het oplichten niet gelukt was, omdat de pakketbezorger het pakket niet wilde afgeven voordat de medeverdachte hem een legitimatiebewijs had getoond, heeft de medeverdachte de sleutels van de scooter naar verdachte gegooid en heeft hij de zonnebril met geweld verkregen. Verdachte bleef, ook nadat hem duidelijk was dat de voorgenomen oplichting niet lukte, ter plaatse. Hij is ook met de scooter achter de wegrennende medeverdachte aan gereden en even verderop is de medeverdachte achterop de scooter gestapt en zijn zij samen weggereden.
De rechtbank acht deze diefstal met geweld niet een zodanig verdergaande handeling ten opzichte van de voorgenomen oplichting, dat die gedraging niet aan verdachte kan worden toegerekend. Gelet op het gezamenlijk aan te merken plan, de onderlinge taakverdeling en het aandeel van verdachte in de uitvoering, ook nadat het van oplichting overging in diefstal met geweld, is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 05 april 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zonnebril toebehorend aan [afzender] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin bestond, dat zijn mededader die [slachtoffer] met kracht aan zijn jas heeft getrokken waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen.
De rechtbank baseert deze beslissing op de in rubriek 3.3 weergegeven feiten en omstandigheden, zoals vervat in de als voetnoten weergegeven gebruikte bewijsmiddelen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, in afwijking van het advies van de reclassering om adolescentenstrafrecht toe te passen, gezien de ernst van het gebeurde en de proceshouding van verdachte, gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - kort gezegd - verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen en rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging met geweld. Verdachte en zijn medeverdachte zijn planmatig te werk gegaan. Immers, het vergde de nodige voorbereiding om een pakketbezorger met een door de medeverdachte onder valse identiteit besteld pakje bij het bezorgadres, een leegstaand appartement, te laten komen. Weliswaar hadden verdachte en zijn medeverdachte aanvankelijk de bedoeling om de leverancier van de zonnebril op te lichten, waartoe de pakketbezorger werd opgewacht, maar toen die bezorger het pakket niet zonder meer wilde afgeven deinsde de medeverdachte er niet voor terug om hem ten val te brengen en het pakketje te stelen. Verdachte en de medeverdachte zijn vervolgens samen op een scooter gevlucht.
Bij de impact van de beroving op de pakketbezorger heeft verdachte geen moment stil gestaan. Hij heeft alleen aan zijn eigen geldelijk gewin gedacht. De hebzucht overheerste. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Bovendien nemen door dit soort overvallen de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte acht geslagen op het advies aan opdrachtgever toezicht van 4 juli 2018 en het reclasseringsadvies van 9 juni 2018, alsmede op het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 oktober 2018 waaruit blijkt dat hij niet eerder wegens een soortgelijk delict is veroordeeld.
Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan echter besluiten toch het adolescentenstrafrecht toe te passen indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. Dergelijke indicaties zijn er in dit geval niet. Anders dan de reclassering acht de rechtbank, onder meer gelet op de proceshouding van verdachte, waarin verdachte beredeneerd en niet behoeftig aan begeleiding in dat kader overkomt, toepassing van het adolescentenstrafrecht niet geïndiceerd.
De rechtbank betrekt bij het bepalen van de straf de afspraken zoals deze in de zogenoemde oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht zijn gemaakt. De rechtbank wijkt (mede) daarom bij de straftoemeting in aanzienlijke mate af van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte een positieve wending aan zijn leven lijkt te hebben gegeven.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren passend.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en A. Meester, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 november 2018.
De jongste rechter is buiten staat
om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage – de tenlastelegging
hij op of omstreeks 05 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een postpakketje (inhoudende een zonnebril), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [afzender] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] (met kracht) heeft/hebben geduwd en/of aan zijn jas heeft/hebben getrokken waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen;
(artikel 312 Wetboek van strafrecht)
Subsidiair:
A. [medeverdachte] op of omstreeks 05 april 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een postpakketje (inhoudende een zonnebril), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [afzender] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte
- die [slachtoffer] (met kracht) heeft/hebben geduwd en/of aan zijn jas heeft getrokken waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte] met een scooter naar en van de plaats des misdrijfs te vervoeren;
(artikel 312 jo 48 Wetboek van strafrecht)

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2017071864-1 van 5 april 2017, doorgenummerde pag. D 01 – D 02.
3.Idem, doorgenummerde pag. D 03.
4.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017071864-8 van 5 april 2017, doorgenummerde pag. D 11 – D 13
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017071864-2 van 5 april 2017, doorgenummerde pag. D 17 – D 18.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] met nummer PL1300-2017071864-13 van 6 april 2017, doorgenummerde pag. C 13 en C. 15.
7.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017071864-68 van 13 mei 2017, doorgenummerde pag. B 108.
8.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017071864-87 van 8 juni 2017, doorgenummerde pag. B 131 – B 132.
9.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017071864-70 van 30 mei 2017, doorgenummerde pag. B 109.
10.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017071864-64 van 11 mei 2017, doorgenummerde pag. B 54 – B 63.