ECLI:NL:RBAMS:2018:883

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
16 februari 2018
Zaaknummer
5998111 / CV EXPL 17-11762
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderwijsovereenkomst en de gevolgen van annulering in het licht van consumentenbescherming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Capabel Onderwijsgroep B.V. en een gedaagde die zich had ingeschreven voor een opleiding. De gedaagde heeft de opleiding geannuleerd en weigerde het volledige cursusgeld te betalen, omdat zij zich niet kon herinneren een overeenkomst te hebben getekend. Capabel vorderde betaling van het volledige cursusgeld op basis van een annuleringsbeding in de onderwijsovereenkomst. De rechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, maar heeft het annuleringsbeding vernietigd op grond van oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, zoals vastgelegd in de Richtlijn 93/13/EEG. De rechter oordeelde dat het annuleringsbeding onredelijk bezwarend was, omdat het de gedaagde verplichtte het volledige cursusgeld te betalen, ongeacht de reden van annulering. De kantonrechter heeft vervolgens het redelijk loon vastgesteld op € 733,33 voor de werkzaamheden die Capabel vóór de annulering had verricht. De rechter heeft ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de bescherming van consumenten in overeenkomsten en de noodzaak voor eerlijke voorwaarden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: 5998111 / CV EXPL 17-11762
Uitspraak: 26 januari 2018

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Capabel Onderwijsgroep B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eiseres,
gemachtigde GGN Mastering Credit N.V.,
t e g e n

[gedaagde] ,

wonende te [plaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna Capabel en [gedaagde] genoemd worden.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 mei 2017,
  • de conclusie van antwoord van 13 juni 2017, met producties,
  • het tussenvonnis van 24 juli 2017 waarin een comparitie van partijen is bepaald,
  • de akte van 29 november 2017, met aanvullende producties ingediend door Capabel,
  • de aantekeningen van de griffier van de comparitie van 7 december 2017.
Tenslotte is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden

1. [gedaagde] heeft zich bij Capabel, een particuliere onderwijsinstelling, ingeschreven voor de opleiding “verzorgende” (hierna: de opleiding).
2. Per brief van 8 juli 2013 heeft Capabel de inschrijving voor de opleiding bevestigd aan [gedaagde] . Daarin stond onder meer het volgende:

U bent nu ingeschreven voor de door u gewenste opleiding van Capabel Onderwijs Groep. U heeft hierbij ingestemd met de onderwijsovereenkomst, de voorwaarden en de opleidingskosten, doordat u dit op de website in het vak naast de tekst aangevinkt heeft.”
3. Capabel heeft een document “Onderwijsovereenkomst” overgelegd waarin een aantal gegevens over de opleiding zijn opgenomen. Het document is gedateerd op 10 juli 2013 en bevat de handgeschreven naam van [gedaagde] en een handtekening.
4. De algemene voorwaarden bepalen het volgende in geval van het voortijdig annuleren van de opleiding (hierna: het annuleringsbeding):

(…) Bij annulering nadat de concrete startdatum en opleidingslocatie bekend zijn gemaakt en binnen 8 weken voor deze startdatum wordt 25% van de opleidingskosten in rekening gebracht. Bij annulering binnen 6 weken na aanvang van de opleiding wordt 40% van de opleidingskosten in rekening gebracht. Bij annulering na 6 weken zijn de volledige opleidingskosten en kosten leermiddelen (voor zover dit laatste in rekening is gebracht) verschuldigd. Indien in geval van een meerjarige opleiding blijkt dat de student door Capabel niet binnen 18 maanden na start met de eerste opleiding wordt toegelaten tot een vervolgjaar of de student afziet van een vervolgjaar opleiding dan is de student 25% van de opleidingskosten van dit vervolgjaar verschuldigd.
5. Bij (factuur)brief van 14 augustus 2017 heeft Capabel aan [gedaagde] meegedeeld dat de startdatum van de opleiding 23 augustus 2013 was, dat de opleiding in totaal vijftien maanden zou duren en dat het totale cursusgeld € 5.649 (inclusief een bedrag van € 149 aan leermiddelen) bedroeg.
6. [gedaagde] is bij geen van de lessen verschenen en heeft bij brief van 15 oktober 2013 de opleiding geannuleerd wegens persoonlijke omstandigheden.
7. Capabel heeft op 21 oktober 2013 de annulering aan [gedaagde] bevestigd en heeft daarbij meegedeeld dat 100% van het cursusgeld is verschuldigd op grond van het annuleringsbeding.
8. [gedaagde] heeft begin januari 2014 bezwaar gemaakt tegen de verplichting om het cursusgeld te voldoen, welk bezwaar Capabel op 14 januari 2014 heeft afgewezen op grond van de volgende reden:

Uw bezwaar is afgewezen. Onze opdrachtgever geeft daarvoor de volgende reden(en): Cliënte heeft het bezwaar ontvangen van [administatiekantoor] . Hierin wordt aangegeven dat er een overeenkomst van opdracht zou zijn, dit is onjuist. Er is sprake van een onderwijsovereenkomst.”
9. Capabel heeft daarin verder - samengevat en zakelijk weergegeven - meegedeeld dat [gedaagde] binnen vijf dagen het lesgeld vermeerderd met de opgelopen rente en kosten diende te betalen en zij anders zou worden gedagvaard. Capabel heeft daarnaast het volgende opgenomen:

Oneens met afwijzing bezwaar?Uw bezwaar en de reactie van onze opdrachtgever zullen wij opnemen in de dagvaarding. Mocht u het niet eens zijn met de (reden van) afwijzing van uw bezwaar of heeft u een aanvullend bezwaar, dan is er voor u de mogelijkheid dit op de dag van de zitting bij de rechter schriftelijk of mondeling in te dienen.”
10. Vervolgens heeft Capabel gedurende de periode van 29 januari 2014 tot aan 28 maart 2017 verschillende aanmaningen gestuurd aan [gedaagde] .

Het geschil

1. Capabel vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. € 6.944,69, welk bedrag is opgebouwd uit de volgende bedragen:
- € 5.649 aan hoofdsom,
- € 657,45 aan buitengerechtelijke incassokosten,
- € 138,06 aan BTW over de buitengerechtelijke incassokosten,
- € 500,18 aan wettelijke rente tot aan de dag van de dagvaarding,
vermeerderd met wettelijke rente over € 5.649 te berekenen vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening,
b. de proceskosten, waaronder een bedrag voor salaris gemachtigde.
2. Capabel legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft zes weken na de start van de opleiding de met haar gesloten (onderwijs)overeenkomst opgezegd en dient op grond van het annuleringsbeding € 5.649 te betalen aan Capabel. [gedaagde] is namelijk de volledige opleidingskosten plus de kosten voor het lesmateriaal verschuldigd. Capabel vordert nakoming door [gedaagde] van deze betalingsverplichting.
3. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering. Zij heeft zich weliswaar ingeschreven voor de opleiding, maar kan zich niet herinneren dat zij een overeenkomst heeft getekend. Zij heeft dan ook geen betalingsverplichting jegens Capabel. Voor zover daarvan wel sprake is, was zij in de veronderstelling dat de opleiding niet zou starten in augustus. Zij heeft namelijk voor aanvang van de opleiding een brief ontvangen van Capabel waarin te kennen is gegeven dat zij in augustus niet kon beginnen met de opleiding.

Beoordeling

totstandkoming van de overeenkomst
4. Ter beoordeling staat allereerst of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, waarop de algemene voorwaarden van Capabel van toepassing zijn.
5. Vaststaat dat [gedaagde] zich heeft ingeschreven voor het volgen van de opleiding, en daarbij via de website van Capabel kenbaar heeft gemaakt dat zij instemt met de onderwijsovereenkomst en de algemene voorwaarden. [gedaagde] , die niet ter mondelinge behandeling is verschenen, heeft niet betwist dat de handtekening op de door Capabel overgelegde schriftelijke overeenkomst van haar afkomstig is. Aldus is vast komen te staan dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, waarbij Capabel zich heeft verplicht tot het aanbieden van een opleiding en [gedaagde] tot het volgen van die opleiding, en dat op die overeenkomst de algemene voorwaarden van Capabel van toepassing zijn.
annuleringsbeding
6. Vervolgens is de vraag of Capabel een beroep kan doen op het annuleringsbeding.
7. Gelet op de rechtspraak van het Hof van Justitie EU is de rechter ambtshalve gehouden na te gaan of een contractueel beding valt binnen de werkingssfeer van Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn) en zo ja, te onderzoeken of dit beding in de door de Richtlijn bedoelde zin oneerlijk is. De Richtlijn is niet rechtstreeks van toepassing in de Nederlandse rechtsorde, maar een richtlijnconforme uitleg van het Nederlandse recht brengt mee dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 6:233 BW gehouden is het hiervoor bedoelde onderzoek - zo nodig - ambtshalve te verrichten indien de Richtlijn die verplichting meebrengt.
8. De kantonrechter is van oordeel dat het annuleringsbeding binnen de werkingssfeer van de Richtlijn valt. Het gaat hier immers om een overeenkomst tussen Capabel, handelend als een professionele partij (een verkoper als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder c, van de Richtlijn) en [gedaagde] , daarbij handelend als consument (als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, van de Richtlijn). Het gaat tevens om een beding als bedoeld in artikel 3 van de Richtlijn waarover - naar moet worden aangenomen, Capabel heeft hierover immers niets gesteld - niet afzonderlijk is onderhandeld. Het annuleringsbeding is geen kernbeding in de zin van artikel 4 lid 2 van de Richtlijn, omdat het annuleringsbeding alleen een regeling bevat met betrekking tot de verschuldigdheid van het cursusgeld in situaties waarin de cursist de opleiding na een bepaalde datum annuleert en daarmee niet het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst bepaalt (zie ook het arrest van het gerechtshof Den Haag van 8 maart 2016 (ECLI:NL:GHDHA:2016:486)).
9. Getoetst dient te worden of het annuleringsbeding onredelijk bezwarend of oneerlijk is. Daarbij dient beoordeeld te worden of een beding ten nadele van een consument een “aanzienlijke verstoring van het evenwicht” tussen de uit een overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen veroorzaakt, waarbij vooral rekening moet worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen op dit punt geen regeling hebben getroffen. Bij de beoordeling of eventueel sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht, dienen alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst alsook alle andere bedingen daarvan in aanmerking te worden genomen, en dient rekening te worden gehouden met de aard van het goed of dienst waarop die overeenkomst betrekking heeft (zie HvJEU 16 januari 2014, ECLI:EU:C:2014:10).
10. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 27 oktober 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2775) - gewezen naar aanleiding van bovengenoemd arrest van het hof Den Haag van 8 maart 2016 - dient de overeenkomst gekwalificeerd te worden als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW. Ingevolge artikel 7:408 BW lid 1 BW kan de opdrachtgever ( [gedaagde] ) te allen tijde de overeenkomst opzeggen. Voor de gevolgen van die opzegging moet in lijn met dit arrest aansluiting worden gezocht bij artikel 7:411 BW. Hierin wordt bepaald dat bij voortijdige beëindiging van de opdracht de opdrachtnemer (Capabel) recht heeft op een redelijk loon. Hieraan kan niet afdoen dat in de overeenkomst niet specifiek is bepaald dat de verschuldigdheid van het cursusgeld afhankelijk is van de volbrenging van de opdracht of van het verstrijken van de tijd waarvoor de opdracht is verleend. Op grond van artikel 7:413 lid 2 in verbinding met artikel 7:408 lid 3 BW kan hiervan niet ten nadele van de consument ( [gedaagde] ) worden afgeweken.
11. De kantonrechter is van oordeel dat het annuleringsbeding, gelet op de daaraan verbonden financiële gevolgen, geen reële mogelijkheid tot opzegging na aanvang van de opleiding biedt. Het annuleringsbeding is daarom strijdig met (de geest van) de artikelen 7:408 lid 1 BW en 7:411 BW. Bij annulering na zes weken na aanvang van de opleiding, ongeacht de reden voor opzegging, moet immers het volledige cursusgeld worden betaald. Daarbij gaat het om een substantieel bedrag (€ 5.649) en een lange contractuele opleidingsduur (te weten vijftien maanden). Gelet op de opleidingsduur bestaat een niet te verwaarlozen kans dat een cursist de opleiding na aanvang, al dan niet buiten zijn of haar schuld, voortijdig moet beëindigen. Die kans heeft zich in het onderhavige geval verwezenlijkt, nu [gedaagde] door persoonlijke omstandigheden de opleiding niet heeft kunnen volgen en daarom de opleiding binnen twee maanden na aanvang al heeft beëindigd.
12. Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat het annuleringsbeding in de verhouding tussen partijen onredelijk bezwarend is als bedoeld in artikel 6:233 aanhef en onder a BW en daarmee oneerlijk is in de zin van de Richtlijn. De kantonrechter is gehouden het annuleringsbeding te vernietigen, zodat Capabel daarop in dit geding geen beroep kan doen.
13. Voor de gevolgen van de opzegging, en meer in het bijzonder de verschuldigdheid van het loon, dient zoals reeds overwogen aansluiting te worden gezocht bij het bepaalde in artikel 7:411 BW.
redelijk loon
14. Ingevolge artikel 7:411 BW kan Capabel aanspraak maken op een naar redelijkheid vast te stellen loon. Bij de bepaling daarvan dient onder meer rekening te worden gehouden met de reeds door Capabel verrichte werkzaamheden, het voordeel dat [gedaagde] daarvan heeft genoten en de grond waarop de overeenkomst is beëindigd.
15. Capabel stelt zich op het standpunt dat het redelijk loon gelijk is aan het bedrag dat zij heeft gevorderd op grond van het annuleringsbeding. Zij heeft daartoe een specificatie van de kosten overgelegd die zij heeft moeten maken om de opleiding te kunnen aanbieden. Daarin zijn de volgende categorieën en bijbehorende kosten per cursist (totaal € 4.600) opgenomen:
- loonkosten docenten (€ 1.984,50),
- huur leslocaties (€ 792,38),
- ter beschikking gestelde leermiddelen (€ 328,56),
- indirect personeel en overhead (€ 758,56),
- voorziening (€ 230),
- winst (€ 560).
Capabel is daarbij uitgegaan van een klas met zestien leerlingen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Capabel toegelicht dat het kostenoverzicht gebaseerd is op een cursus van twaalf maanden die minder duur is dan de opleiding. De bedragen kunnen volgens Capabel dan ook niet één op één worden toegepast op de berekening van het redelijk loon in het onderhavige geval en dienen daarvoor nog aangepast te worden.
16. Op grond van enkel het kostenoverzicht is onduidelijk wat de kosten voor deze opleiding en deze cursist tot aan het moment van de annulering zijn en hoe Capabel deze heeft berekend. Zo wijkt bijvoorbeeld het bedrag voor leermiddelen (€ 328,56) uit het kostenoverzicht af van het bij [gedaagde] daarvoor in rekening gebrachte bedrag (€ 149). Nu Capabel geen precieze berekening voor dit concrete geval heeft gepresenteerd kan het kostenoverzicht niet als basis dienen om de door Capabel werkelijk gemaakte kosten in kaart te brengen. Daarbij heeft Capabel ook niet toegelicht hoeveel leerlingen zich hadden ingeschreven voor de opleiding en hoeveel leerlingen uiteindelijk de opleiding hebben gevolgd. Dit is bijvoorbeeld van belang voor de vaststelling of de aan- of afmelding door [gedaagde] voor de opleiding van invloed is geweest voor de beslissing van Capabel om de opleiding al dan niet doorgang te laten vinden, als gevolg waarvan Capabel meer of juist minder kosten heeft moeten maken.
17. De kantonrechter is van oordeel dat Capabel in ieder geval recht heeft op vergoeding van de werkzaamheden die zij vóór de annulering door [gedaagde] heeft verricht. Het feit dat [gedaagde] nooit is verschenen in de les wegens persoonlijke omstandigheden en daarbij achterwege heeft gelaten om de opleiding te annuleren dient niet voor rekening en risico van Capabel te komen. Pas door haar opzegging op 15 oktober 2013 maakte [gedaagde] immers formeel een einde aan het volgen van de opleiding en moest ook voor Capabel duidelijk zijn dat [gedaagde] de opleiding niet zou vervolgen. Bij de berekening van de door Capabel gemaakte kosten dient om die reden te worden uitgegaan van de periode tussen de aanvang van de opleiding en het moment dat Capabel de annuleringsbrief van [gedaagde] heeft ontvangen. Het gaat dus om een periode van ongeveer twee maanden. De kantonrechter gaat bij de berekening van de redelijke vergoeding voor verrichte werkzaamheden uit van het volledige cursusgeld en sluit daarvoor - bij gebrek aan een concrete kostenonderbouwing door Capabel - aan bij de berekeningsmethode gehanteerd door het hof Den Haag in eerdergenoemd arrest van 8 maart 2016. Niet in geschil is dat het cursusgeld voor vijftien maanden € 5.500 (exclusief lesmateriaal) bedraagt. Dit brengt mee dat in beginsel de vergoeding voor de vóór opzegging verrichte werkzaamheden naar evenredigheid wordt vastgesteld op € 733,33 (€ 5.500/15 x 2).
18. Vervolgens is de vraag of er factoren zijn op basis waarvan de vergoeding hoger of lager moet worden vastgesteld.
19. De kantonrechter ziet naar aanleiding van de door Capabel overgelegde berekening van de totale kosten die Capabel heeft gemaakt om de opleiding aan te kunnen bieden geen aanknopingspunt voor het oordeel dat Capabel een hoger bedrag toekomt voor de reeds verrichte werkzaamheden. Zoals hiervoor onder 16 overwogen heeft Capabel onvoldoende toegelicht welke werkzaamheden zij heeft verricht en welke kosten zij heeft moeten maken als gevolg van de inschrijving voor de opleiding door [gedaagde] . Het is ook niet duidelijk waarom de kosten die door Capabel zijn gemaakt voor het kunnen aanbieden van de opleiding 60% lager zijn in het geval de cursist de opleiding binnen zes weken na start van de opleiding annuleert in plaats van na zes weken. Enige toelichting door Capabel ten aanzien van de toegepaste percentages in het annuleringsbeding ontbreekt.
20. Vaststaat dat [gedaagde] in geen van de lessen is verschenen. Capabel heeft ter mondelinge behandeling niet kunnen bevestigen dat zij lesmateriaal aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld. Daarmee kan niet worden vastgesteld dat [gedaagde] voordeel heeft genoten van werkzaamheden verricht door Capabel. Ook dit criterium leidt niet tot een hogere vergoeding.
21. De kantonrechter ziet in de grond waarop de overeenkomst is geëindigd, te weten persoonlijke omstandigheden aan de zijde van [gedaagde] , evenmin een reden om de vergoeding hoger vast te stellen. Capabel heeft daartoe onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld. Voor zover [gedaagde] zich beroept op de door haar overgelegde brieven merkt de kantonrechter op dat daaruit niet valt af te leiden dat de opleiding niet in augustus zou starten. Dit beroep leidt dus niet tot de vaststelling van een lagere vergoeding.
22. Het voorgaande brengt mee dat het redelijk loon zal worden vastgesteld op
€ 733,33.
23. Capabel vordert verder nog wettelijke rente vanaf de dag van verzuim (vanaf een week na de factuurdatum). De verschuldigdheid van de wettelijke rente en de dag van verzuim zijn als zodanig niet betwist door [gedaagde] . Echter, bij het vaststellen van de verschuldigdheid van de wettelijke rente dient rekening gehouden te worden met het door [gedaagde] ingediende bezwaar in januari 2014. Capabel heeft bij de afwijzing daarvan meegedeeld dat [gedaagde] zou worden gedagvaard. Capabel heeft dat achterwege gelaten en heeft ter mondeling behandeling verklaard dat dit is veroorzaakt door een fout in het systeem (
bug) bij de gemachtigde partij. [gedaagde] is daardoor pas ruim drie jaar later gedagvaard door Capabel, waardoor de rente is opgelopen. Dit is een omstandigheid die niet voor rekening en risico van [gedaagde] behoort te komen. Temeer nu niet uitgesloten kan worden dat - gezien de strekking van het bezwaar en gegeven de relevante jurisprudentie - het bezwaar een redelijke kans van slagen zou hebben gehad in een gerechtelijke procedure. Gezien de reactie van Capabel op het bezwaar mocht [gedaagde] er ook op vertrouwen dat zij haar standpunt op relatief korte termijn aan de rechter zou kunnen voorleggen. Nu onduidelijk is hoe de dagvaardingsprocedure en het bijbehorende tijdspad zouden zijn verlopen, acht de kantonrechter het niet redelijk dat wettelijke rente verschuldigd is door [gedaagde] tussen 14 januari 2014 en de dag van de dagvaarding.
24. Daarnaast maakt Capabel nog aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 795,51. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Capabel heeft aan de gedaagde partij een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. Nu dat het gevolg is van een niet voorzienbare omstandigheid, zal de kantonrechter de vergoeding niet afwijzen, maar de vergoeding toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij (de omvang van) de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom.
25. Nu beide partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Capabel van € 733,33 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening,
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van wettelijke rente over € 733,33 voor de periode vanaf de dag van verzuim tot aan 14 januari 2014,
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 133,10,
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. M. van der Kaay kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter