ECLI:NL:RBAMS:2018:8828

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
13/689283-17 en 13/706656-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twee pogingen tot gekwalificeerde diefstal, vernieling en opzetheling met betrekking tot auto’s en goederen

Op 24 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen tot gekwalificeerde diefstal, een vernieling en opzetheling. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van het plegen van deze feiten in Amsterdam tussen oktober 2016 en juni 2017. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 13/689283-17 en 13/706656-17 zijn geregistreerd, gevoegd behandeld. Tijdens de zitting op 10 oktober 2018 heeft de officier van justitie, mr. C. McGivern, de vordering gedaan, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. M.L. van Gaalen.

De tenlastelegging omvatte onder andere pogingen tot diefstal in vereniging uit woningen en van voertuigen, alsook vernieling van gemeentelijk eigendom. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van gezichtsherkenning en camerabeelden beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de beelden voldoende duidelijk waren voor herkenning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger kon worden aangemerkt, gezien de omstandigheden en het gedrag van de verdachte en zijn mededaders.

De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en niet-ontvankelijk verklaard, afhankelijk van de bewijsvoering van de schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] beoordeeld, waarbij de vorderingen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk zijn verklaard, terwijl de vordering van [benadeelde partij 2] tot € 250,- is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/689283-17 (A) en 13/706656-17 (B)
Datum uitspraak: 24 oktober 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 oktober 2018.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. McGivern en van wat de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. M.L. van Gaalen, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Zaak A [1]
1. een poging tot diefstal in vereniging uit een woning (gelegen aan de [adres] ) door middel van braak en geweld, van drugs, goederen en een geldbedrag toebehorende aan [benadeelde partij 1] , in de nacht van 6 oktober 2016 te Amsterdam;
2. een poging tot diefstal in vereniging door middel van braak en een valse sleutel, van een Audi (kenteken [nummer 1] ) toebehorende aan [benadeelde partij 2] , op 5 januari 2017 te Amsterdam;
3. vernieling van een nooddeur, toebehorende aan Gemeente Amsterdam, op 5 januari 2017 te Amsterdam;
4. diefstal van een Volkswagen (kenteken [nummer 2] ) toebehorende aan [benadeelde partij 3] , subsidiair heling van diezelfde Volkswagen, op 5 januari 2017 te Amsterdam;
5. diefstal door middel van een valse sleutel van een BMW X5 (kenteken [nummer 3] ), kentekenbewijs en zonnebril, toebehorende aan [benadeelde partij 4] op 14 april 2017, subsidiair heling van diezelfde BMW en/of de bijbehorende BMW autosleutel in de periode van 14 april 2017 tot en met 13 juni 2017 te Amsterdam.
Zaak B
heling van een auto in de periode 15 mei 2016 tot en met 14 september 2016 te Amsterdam.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

Zaak B
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig is, nu onduidelijk is - ook gezien de periode - om welke auto het gaat. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt als volgt. De tenlastelegging dient in samenhang met het dossier gelezen te worden en is om die reden voldoende duidelijk. De dagvaarding voldoet verder ook aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Zaak A
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde, ten aanzien van de autosleutel.
Zaak B
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
4.2
Standpunt van de verdediging
Zaak A
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Zaak B
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Zaak A
4.3.1.1 Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Herkenningen
De raadsman heeft verwezen naar het onderzoek vergelijking gezichtsbeelden van 27 december 2017 van het Nationaal Forensisch Instituut (hierna: NFI) en bepleit dat de camerabeelden onvoldoende duidelijk en helder zijn om een herkenning op te kunnen baseren.
Gezichtsherkenning vs. vergelijking van gezichtsbeelden.
De rechtbank stelt voorop dat gezichtsherkenning en vergelijking van gezichtsbeelden twee verschillende dingen zijn. Herkenning vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld. Gezichtsherkenning van bekende mensen is een relatief snel en trefzeker ‘holistisch’ proces. De beoordeling vindt snel plaats, door (onbewust) allerlei aspecten af te wegen. De uitkomst van dit proces leidt tot de categorische, stellige uitkomst dat er of wel of niet sprake is van herkenning, waarbij de beoordelaar vaak niet expliciet kan uitleggen waarom hij of zij een bepaalde conclusie trekt. Psychologisch onderzoek toont aan dat herkenning van bekende gezichten een kwalitatief ander cognitief proces is dan vergelijking van onbekende gezichten. Herkenning van personen vindt niet alleen op basis van het gezicht plaats, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, handen, lengte, postuur, kleding en manier van lopen en andere, soms onbewuste voorinformatie zoals de locatie waar een persoon is gezien. Een persoonsherkenningsonderzoek van bekende personen als holistisch proces valt niet onder de onderzoeksmogelijkheden van het NFI, omdat de personen in het aangeleverde materiaal niet vooraf bij de NFI onderzoekers bekend zijn. Forensische vergelijking van gezichtsbeelden is iets heel anders dan gezichtsherkenning. Het betreft de beoordeling van gedetailleerde structuren in het gezicht door een deskundige, met behulp van een vast omschreven methodologie. [2]
De conclusie van het NFI dat de bevindingen van het
gezichtsbeeldenonderzoekongeveer even waarschijnlijk zijn als de persoon afgebeeld in de betwiste beelden dezelfde is als de verdachte dan wanneer dit een verdachte met vergelijkbare algemene gezichtskenmerken is, doet dan ook in beginsel niet af aan de
gezichtsherkenningendoor verbalisanten.
Beoordeling van de gezichtsherkenningen
De rechtbank heeft de volgende elementen in haar beoordeling betrokken. In de eerste plaats heeft de rechtbank ter terechtzitting de camerabeelden bekeken en zich afgevraagd of deze voldoende duidelijk en helder zijn om een herkenning op te kunnen baseren. Daarmee nauw in verband staat een tweede beoordelingselement, namelijk hoe goed de herkenner de verdachte kent. Hoe beter men de verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Tevens zijn de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang. Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht.
Kwaliteit van de camerabeelden
De rechtbank acht, anders dan de raadsman, op basis van haar eigen waarneming ter terechtzitting, de camerabeelden van voldoende kwaliteit en voldoende duidelijk om als basis voor herkenning te dienen. Ook het NFI heeft (een deel van) de beelden kunnen gebruiken voor haar onderzoek, hetgeen er op wijst dat die beelden ook door het NFI voldoende duidelijk zijn bevonden.
Betrouwbaarheid van de herkenningen
De raadsman heeft bepleit dat de herkenningen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] onbetrouwbaar zijn omdat zij in november/december 2016 alleen verdachte meenden ‘direct’ te herkennen en eerst 8 maanden later, bij de tweede aandachtvestiging waarbij dezelfde beelden zijn gebruikt, twee medeverdachten ‘direct’ herkenden. De rechtbank overweegt als volgt. Dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bij de tweede aandachtvestiging verdachte niet noemen, is niet verwonderlijk omdat de gezichten van de reeds herkende verdachten bij die aandachtvestiging zijn ‘geblurd’. Dat deze verbalisanten de andere personen pas bij de tweede aandachtvestiging herkenden is verklaarbaar, nu uit de processen-verbaal van die herkenningen blijkt dat zijzelf pas in de loop van 2017 met die personen bekend zijn geraakt. Dat deze verbalisanten verdachte, die zij blijkens hun proces-verbaal al langer kennen, meteen bij de eerste aandachtvestiging herkennen en twee andere verdachten op dat moment nog niet, doet dan ook geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van hun herkenningen van verdachte. De rechtbank gebruikt de herkeninningen van deze verbalisanten, net als de herkenningen van drie andere verbalisanten die allen ook verdachte persoonlijk kennen, dan ook voor het bewijs.
Nu sprake is van beelden die van voldoende kwaliteit zijn om een herkenning op te baseren, er vijf verbalisanten zijn die verdachte kennen en onafhankelijk van elkaar hem hebben herkend op die beelden en niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de herkenningen onbetrouwbaar kunnen maken, merkt de rechtbank verdachte aan als één van de personen die gezamenlijk op 6 oktober 2016 de hal van het gebouw waar aangever woont hebben betreden en zich naar zijn woning hebben begeven.
Medeplegen
Anders dan de raadsman beschouwt de rechtbank verdachte als medepleger. Op de camerabeelden van de hal is te zien dat verdachte en zijn mededaders op twee tijdstippen, eerst om 02:48 uur en later om 03:33 uur, met zijn allen naar de woning van aangever [benadeelde partij 1] gaan. Uit de aangifte blijkt dat op het eerste tijdstip vier mannen voor de deur stonden bij aangever, en dat op het tweede tijdstip dezelfde mannen wederom voor zijn deur stonden. Dat zijn omstandigheden die naar het oordeel van de rechtbank duiden op een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. Over de rol van verdachte is verder niets bekend. Verdachte heeft geen enkele verklaring willen afleggen. Volgens de Hoge Raad mag het uitblijven van een aannemelijke verklaring over omstandigheden zoals deze meewegen bij de beoordeling van de vraag of sprake is van medeplegen. In dit geval houdt dat in dat de rechtbank het zwijgen van verdachte in zijn nadeel uitlegt, gelet op bovengenoemde omstandigheden die zeer wel redengevend kunnen worden geacht voor het bewijs van medeplegen terwijl er geen aanwijzing is dat verdachte een beperktere dan significante rol in het geheel heeft gehad. De rechtbank is dus van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders voldoende is komen vast te staan.
Poging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte en zijn mededaders uit zichzelf zijn weggegaan en derhalve sprake is van een vrijwillige terugtred. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt als volgt. De rechtbank stelt voorop dat verdachte zelf niet over de reden van het vertrek heeft verklaard. Uit het dossier blijkt niet van omstandigheden, niet afhankelijk van de wil van verdachte, die maakten dat hij en zijn mededaders uiteindelijk zijn vertrokken. De rechtbank acht het onaannemelijk dat verdachte en zijn mededaders nadat zij voor de tweede keer bij de woning waren, weggingen, omdat zij zich bedacht hadden. Aannemelijker is dat zij weggingen, omdat zij de deur niet geforceerd kregen.
Partiële vrijspraak
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat de poging diefstal gepaard ging met geweld of bedreiging daarmee. Naar het oordeel van de rechtbank valt uit het dossier onvoldoende af te leiden dat het geweld niet alleen op de deur was gericht, maar ook op aangever [benadeelde partij 1] . Verdachte zal derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.1.2 Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Medeplegen
De raadsman heeft bepleit dat er geen sprake van medeplegen is. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt als volgt. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte en zijn mededader zich meerdere minuten lang bij de Audi S4 ophouden en dat daarna de alarmlampen afgaan. Iets later is te zien dat de twee mannen wegrennen. Ook aangever neemt dat waar. De politie treft later twee schroevendraaiers bij de auto aan en stelt vast dat het slot uit de auto is gehaald en de middenconsole was vernield.
De precieze rol van verdachte is niet vast te stellen. De feiten en omstandigheden die wel kunnen worden vastgesteld, wijzen op medeplegen en kunnen daar ook redengevend voor zijn. Ook hier is er geen aanwijzing dat verdachte een beperktere dan significante rol heeft gehad. Verdachte heeft hier zelf ook geen verklaring over afgelegd.
Poging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte en zijn mededader uit zichzelf zijn weggegaan en derhalve sprake is geweest van een vrijwillige terugtred. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Ook hier geldt dat verdachte geen verklaring heeft gegeven en ook ten aanzien van dit feit acht de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte en zijn mededader weggingen, omdat zij zich bedacht hadden. De wijze waarop de mannen de auto, rennend, hebben achtergelaten en de attributen (zoals handschoenen en schroevendraaiers) die de politie op de vluchtweg in de garage heeft aangetroffen, duiden daar niet op. Aannemelijker is dat zij weggingen, omdat zij betrapt werden.
4.3.1.3 Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht – evenals de officier van justitie – het onder 3 ten laste gelegde bewezen.
4.3.1.4 Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht – evenals de officier van justitie en de raadsman - niet bewezen wat onder 4 primair ten laste is gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Vrijspraak van het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – het onder 4 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen, nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte in de Volkswagen heeft gezeten. Verdachte dient aldus ook van het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.3.1.5 Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht – evenals de officier van justitie en de raadsman - niet bewezen wat onder 5 primair ten laste is gelegd en de onder 5, subsidiair ten laste gelegde heling van de auto. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde
De raadsman heeft ter terechtzitting een verklaring van verdachte overhandigd, die er op neer komt dat verdachte de auto sleutel heeft gevonden. De rechtbank stelt vast dat op 13 juni 2017 in de slaapkamer van verdachte een gestolen sleutel van een dure BMW is aangetroffen, die niet van hem is. Ten tijde van het aantreffen legt verdachte hier geen verklaring over af. Pas in een heel laat stadium, door middel van een ter zitting overgelegde schriftelijke verklaring, laat verdachte weten dat hij deze sleutel heeft gevonden. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en legt deze terzijde. De rechtbank is, gelet op alle feiten en omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat verdachte pas ter zitting een niet te verifiëren, ongeloofwaardige verklaring aflegt over de herkomst van de sleutel, van oordeel dat het niet anders kan zijn, dan dat verdachte wist dat de sleutel van misdrijf afkomstig was.
4.3.2
Zaak B
Vrijspraak
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – het ten laste gelegde niet bewezen. Weliswaar is in de auto speeksel aangetroffen dat te linken valt aan verdachte, maar uit het aangetroffen speeksel blijkt niet wanneer verdachte in de auto heeft gezeten en op welke plaats in de auto hij heeft gezeten. Daar komt bij dat uit het dossier geen omstandigheden blijken waaruit kan worden afgeleid dat verdachte toen hij in de auto zat, wist of moest vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was. Verdachte dient aldus te worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 6 oktober 2016 omstreeks 02.48 uur en 03.36 uur te Amsterdam telkens ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning gelegen aan de [adres] goederen toebehorend aan [benadeelde partij 1] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak doordat hij, verdachte, en zijn mededaders zich naar die woning hebben begeven, hebben aangebeld en geschreeuwd dat voornoemde [benadeelde partij 1] open moest doen,
en zich met een koevoet, althans met een hard voorwerp naar die woning hebben begeven en de deur van die woning met die koevoet/dat voorwerp hebben getracht open te breken en tegen die deur van die woning hebben getrapt;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 05 januari 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een auto merk Audi, kenteken [nummer 1] toebehorend aan [benadeelde partij 2]
en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en/of die weg te nemen auto onder hun bereik te brengen door middel van braak en een valse sleutel, naar voornoemde auto is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader
- zich hebben opgehouden bij voornoemde auto;
- het slot van voornoemde auto hebben gescheurd en
- een valse sleutel in het contact van voornoemde auto hebben gestoken;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 05 januari 2017 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een nooddeur toebehorend aan De Gemeente Amsterdam heeft vernield;
Ten aanzien van het onder 5 subsidiair ten laste gelegde:
op 13 juni 2017 te Amsterdam een BMW autosleutel voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee pogingen tot gekwalificeerde diefstal, een vernieling en opzetheling. De rechtbank acht dit ernstig feiten. Verdachte heeft met het plegen van deze feiten aangetoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen.
De rechtbank betrekt bij het bepalen van de straf de afspraken zoals deze in de zogenoemde oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht zijn gemaakt. Genoemde oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 september 2018 is verdachte in de afgelopen vijf jaar eerder onherroepelijk veroordeeld voor diefstal, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet met name op de ernst van verdachtes handelen en het feit dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, is de rechtbank van oordeel dat slechts een gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, het onder 1 ten laste gelegde geweld, het onder 4 subsidiair ten laste gelegde en het onder zaak B ten laste gelegde niet bewezen.
Ten aanzien van feit 1 betekent dit dat de rechtbank zal aansluiten bij de oriëntatiepunten voor (poging) inbraak woning, die aanzienlijk lager liggen dan de oriëntatiepunten voor een (poging) woningoverval, wat de officier van justitie bewezen acht. De rechtbank wijkt daarom bij de straftoemeting in aanzienlijke mate af van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden. Die straf zal de rechtbank daarom aan verdachte opleggen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen

Vordering van benadeelde partij (Zaak A - feit 1)
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 3.136,74 aan materiële schadevergoeding vanwege huurkosten woning terwijl zij daar niet hebben verbleven, eigen risico zorgverzekering, aanschaf deurcamera en kosten vanwege een geschil met de huurcommissie en € 750,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering tot immateriële schadevergoeding zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Hoewel de angstgevoelens van [benadeelde partij 1] en zijn gezin begrijpelijk en vervelend zijn, blijkt niet dat sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze. Om op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek om die reden in aanmerking te komen voor vergoeding van schade, is uitgangspunt dat de benadeelde psychisch letsel heeft opgelopen. Een ‘enkel psychisch onbehagen’ is onvoldoende.
Ook de vordering tot materiële schadevergoeding zal niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit.
De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van benadeelde partij (Zaak A - feit 2)
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 1.126,93 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het gevorderde bedrag onder de post ‘Autohuur’ strookt niet met de bijgevoegde factuur. De benadeelde partij zal voor deze post niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Ook zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van de post ‘Taxihuur’. Niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit.
De benadeelde partij kan zijn vordering wat betreft de posten Autohuur en Taxihuur bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het gevorderde bedrag onder de post ‘Eigen risico’ is niet voldoende betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [benadeelde partij 2] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 250,- (tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Vordering van benadeelde partij (Zaak A - feit 5)
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] vordert € 617,79 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat een uittreksel van de Kamer van Koophandel ontbreekt waardoor niet kan worden vastgesteld dat [persoon] , die de vordering heeft ingediend, daartoe gemachtigd is. Bovendien is er geen rechtstreeks verband met het bewezen feit nu de schade door diefstal en niet door de bewezen geachte heling veroorzaakt is.
De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Beslag

De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van:
6. Geld Euro, waarde 1.000 (5401715);
7. Geld Euro, waarde 160 (5401717);
8. Geld Euro, waarde 1.000 (5401720).

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 311, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Zaak A
Verklaart het onder 4 (primair en subsidiair) en 5 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Een poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Een poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en een valse sleutel.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
Ten aanzien van het onder 5 subsidiair ten laste gelegde:
Opzetheling.
Zaak B
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
10 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
Gelast de teruggave aan verdachte van:
9. Geld Euro, waarde 1.000 (5401715);
10. Geld Euro, waarde 160 (5401717);
11. Geld Euro, waarde 1.000 (5401720).
Vordering van de benadeelde partij (Zaak A – feit 1)
Verklaart [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Vordering van benadeelde partij (Zaak A - feit 2)
Wijst de vordering van [benadeelde partij 2] toe tot € 250,00 (tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] , aan de Staat € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 5 (vijf) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering van benadeelde partij (Zaak A - feit 5)
Verklaart [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 oktober 2018.
De jongste rechter is buiten staat
om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1 – de tenlastelegging
13/689283-17 (A)
1.
hij op twee, althans op (een) tijdstip(pen) op of omstreeks 6 oktober 2016 omstreeks 02.48 uur en/of 03.36 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen in/uit een woning (gelegen aan de Leeuwendalersweg 280 3) een hoeveelheid drugs en/of een of meer goed(eren) en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en zich daarbij (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen drugs en/of goederen en/of geldbedrag onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of welke poging diefstal door middel van braak en/of verbreking (telkens) werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond, dat hij, verdachte en/of zijn mededaders zich naar die woning heeft/hebben begeven en/of heeft/hebben geschreeuwd: "doe open, doe open, je hebt wit", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of bij die woning heeft/hebben aangebeld en/of geschreeuwd dat voornoemde [benadeelde partij 1] open moest doen, althans
(telkens) woorden van die aard en/of strekking en/of zich met een koevoet, althans met een (hard) voorwerp naar die woning heeft/hebben begeven en/of de deur van die woning (met die koevoet/dat voorwerp) heeft/hebben getracht open te breken en/of te forceren en/of tegen die deur van die woning heeft/hebben getrapt en/of geschopt;
(artikel 312/311 jo artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
(parketnummer 698018-17)
hij op of omstreeks 05 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een auto (merk Audi, kenteken [nummer 1] ), geheel of ten dele toebehorend aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en/of die weg te nemen auto onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel, naar voornoemde auto is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededaders
- zich lang heeft/hebben opgehouden bij voornoemde auto en/of
- het slot van voornoemde auto (met een schroevendraaier) heeft/hebben gescheurd en/of
- een valse sleutel in het contact van voornoemde auto heeft/hebben gestoken;
(artikel 311 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
3.
(gevoegde zaak 698018-17)
hij op of omstreeks 05 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (nood)deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan De Gemeente Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 05 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (merk Volkswagen, kenteken [nummer 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 05 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een auto (merk Volkswagen, kenteken [nummer 2] ) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Artikel 416/417 Wetboek van Strafrecht
5.
(onderzoek 13Biscoe, aanvullend proces-verbaal van relaas, zaak gestolen BMW)
hij op of omstreeks 14 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen personenauto (BMX X5, gekentekend [nummer 3] ) en/of bij de auto behorende kentekenbewijs en/of een zonnebril (D&G), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die/dat weg te nemen personenauto heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen personenauto en/of kentekenbewijs en/of zonnen bril onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
(Artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 april 2017 tot en met 13 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) een personenauto (BMW X5, gekentekend [nummer 3] ) en/of de bijbehorende BMW autosleutel heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Artikel 416/417 Wetboek van Strafrecht
13/706656-17 (B)
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2016 tot en met 14 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een auto heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(art 416 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.De feiten 1-5 van parketnummer 13/689283-17 (zaak A) zijn de afgesplitste feiten 2-6 van parketnummer 13/728078-17.
2.Zie: Vakbijlage - Algemene Onderzoeksmethode vergelijking van gezichtsbeelden van het Nederlands Forensisch instituut, versie 2.5, november 2016, p. 2.