ECLI:NL:RBAMS:2018:8817

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
13/654045-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak in vereniging met gebruik van braak

Op 17 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot woninginbraak in vereniging. De verdachte, geboren in 1997 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het plegen van deze inbraak op 12 april 2018 te Amsterdam. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd en kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. N.M. van Wersch.

De tenlastelegging omvatte het feit dat de verdachte, samen met een mededader, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, goederen uit een woning heeft geprobeerd te stelen. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op verschillende bewijsmiddelen, waaronder aangiften en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de toegang tot de woning heeft verkregen door middel van braak, waarbij hij gebruik maakte van een schaar om het glas van de deur te forceren.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen geachte feit strafbaar is en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden geëist, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en het recidiverisico, besloten om een gevangenisstraf van 95 dagen op te leggen. Daarnaast heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van één week.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook het reclasseringsadvies betrokken en geconcludeerd dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordelingen, een kans op rehabilitatie heeft, mits hij zich aan de regels houdt en niet terugvalt in crimineel gedrag. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 17 juli 2018.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/654045-18 en 18/034304-17 (TUL)
Datum uitspraak: 17 juli 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentie adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juli 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N.M. van Wersch, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 april 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, omstreeks 02:35 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] te Amsterdam alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen, door middel van braak en/of verbreking, met zijn mededader, althans alleen, naar die woning is gegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader vervolgens het souterrain is opgelopen, alwaar de toegangsdeur zich bevond en/of vervolgens met behulp van een schaar, life-hammer en/of ruitentikker(s) de deur en/of het glas van de deur van de woning heeft/hebben geforceerd.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De rechtbank slaat hierbij in het bijzonder acht op de aangifte, de getuigenverklaring, de processen-verbaal van bevindingen en de verklaring van verdachte ter zitting. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 12 april 2018 te Amsterdam, omstreeks 02:35 uur, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] te Amsterdam alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader naar die woning is gegaan, waarna hij, verdachte en zijn mededader vervolgens het souterrain zijn opgelopen, alwaar de toegangsdeur zich bevond en verdachte vervolgens met behulp van een schaar het glas van de deur van de woning heeft geforceerd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht om de voorwaardelijke straf met parketnummer 18/034304-17 volledig ten uitvoer te leggen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de strafoplegging verzocht om rekening te houden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS).
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak in vereniging. Dergelijke strafbare feiten veroorzaken hinder, schade en gevoelens van onveiligheid voor/bij de slachtoffers. De verdachte heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander.
De rechtbank heeft als uitgangspunt voor het gepleegde feit in onderhavige zaak de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS) gebruikt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 21 juni 2018 liep verdachte in een proeftijd wegens een veroordeling voor heling. Die eerdere veroordeling en proeftijd hebben verdachte er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 7 juni 2018. Verdachte is een asielzoeker, zonder verblijfsvergunning of verblijfsstatus. Volgens het AZC waar verdachte verbleef, is Nederland voornemens om verdachte, volgens de Dublin-afspraken terug te sturen naar Oostenrijk, het eerste land waar verdachte de EU binnenkwam.
Er is sprake van een gemiddeld recidiverisico. Verdachte maakt een beïnvloedbare indruk, dit is de belangrijkste criminogene factor. Een beschermende factor is dat verdachte maatschappelijk gangbare doelen nastreeft. Hij wil, naar eigen zeggen, graag werken en geen delicten plegen. Volgens verdachte is er, ondanks dat hij ten tijde van het delict onder invloed was van cocaïne, geen sprake van alcohol of drugsproblematiek. Om recidive te voorkomen is het nodig dat verdachte ‘
nee’leert zeggen tegen voorstellen van criminele vrienden of bekenden. Wanneer verdachte terug gaat naar Oostenrijk, wordt recidive in Nederland ook voorkomen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf, gelijk aan het voorarrest van 95 dagen, passend en geboden. Die straf zal de rechtbank daarom aan verdachte op leggen.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

8.1
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging heeft de raadsman bepleit dat het vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 14 juni 2017 niet onherroepelijk is, omdat op de akte van de uitreiking een handtekening staat die niet van verdachte lijkt te zijn.
8.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de juistheid van de akte van uitreiking en zal daarom niet anticiperend op (de ontvankelijkheid van) het hoger beroep een beslissing nemen over de onherroepelijkheid van voornoemd vonnis.
Bij de stukken bevindt zich de op 17 april 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 18/034304-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 14 juni 2017 van de politierechter te Leeuwarden, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging die voorwaardelijke straf te gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 95 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 14 juni 2017 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Voorlopige hechtenis
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. E.G. Fels en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2018.