Op 17 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot woninginbraak in vereniging en een diefstal uit een auto. De verdachte, geboren in 1989 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 12 april 2018 omstreeks 02:35 uur in Amsterdam aangehouden. Hij werd verdacht van het plegen van een woninginbraak en het stelen van goederen uit een bestelauto. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 17 juli 2018 gevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, haar vordering heeft gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de poging tot woninginbraak en de diefstal uit een auto. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen, aangiften en processen-verbaal van bevindingen geoordeeld dat de verdachte de feiten heeft gepleegd. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en heeft een gevangenisstraf van 4 maanden opgelegd, waarbij rekening is gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat hij geen rechtmatig verblijf in Nederland had. De rechtbank heeft de op te leggen straf gegrond op de artikelen 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.