ECLI:NL:RBAMS:2018:8807

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
13/698440-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in ontnemingsvordering

Op 13 juni 2018 heeft de rechtbank Amsterdam zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de strafzaak met parketnummer 13/698440-15. Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie, die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte, geschat op € 248.558,03. De rechtbank oordeelde dat, aangezien zij zich onbevoegd verklaarde in de strafzaak, dit ook betekende dat zij onbevoegd was om kennis te nemen van de ontnemingsvordering die bij deze strafzaak hoorde. De beslissing om zich onbevoegd te verklaren werd genomen na het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2018, waar de vordering van de officier van justitie werd besproken. De rechtbank heeft in haar vonnis duidelijk gemaakt dat de onbevoegdheid tot kennisneming van de ontnemingsvordering voortvloeit uit de onbevoegdheid in de strafzaak zelf. De rechtbank heeft zich dan ook uitgesproken over de ontnemingsvordering en verklaart zich onbevoegd tot kennisneming hiervan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/698440-15 (ontneming) (Promis)
Datum uitspraak: 13 juni 2018
Verstek
VONNIS
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/698440-15, tegen:
[verdachte],
[voornaam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzitting van 13 juni 2018.

2.De vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 248.558,03.

3.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft zich bij uitspraak van heden onbevoegd verklaard kennis te nemen van het ten laste gelegde in de strafzaak met parketnummer 13/698440-15. Dit brengt mee dat de rechtbank ook onbevoegd is tot kennisneming van de onderhavige ontnemingsvordering die bij bedoelde strafzaak behoort. De rechtbank zal zich dan ook onbevoegd verklaren tot kennisneming van de ontnemingsvordering.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart zich onbevoegd tot kennisneming van de ontnemingsvordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Spruit, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en R. Godthelp, rechters
en mr. E.J.M. van der Hooft, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juni 2018.