In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 juni 2018 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich in een korte periode schuldig heeft gemaakt aan twee bedrijfsinbraken en drie auto-inbraken. De verdachte, geboren in 1980 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in het Huis van Bewaring. Het onderzoek vond plaats op de terechtzitting van 30 mei 2018, waar de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, haar vordering heeft gepresenteerd, en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. G.A. Jansen.
De tenlastelegging omvatte diefstal in vereniging met braak bij een bedrijf en meerdere diefstallen uit auto’s, waarbij de verdachte telkens de toegang tot de plaatsen van misdrijf heeft verkregen door middel van braak. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van aangiftes en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet alle feiten in vereniging zijn gepleegd, wat leidde tot een gedeeltelijke vrijspraak.
De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte en de schade die is veroorzaakt aan de slachtoffers. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan de voorwaarden van de reclassering en heeft de wettelijke voorschriften toegepast die relevant zijn voor de opgelegde straf.