ECLI:NL:RBAMS:2018:8795

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
13/702156-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en vernieling in instelling met gevaar voor goederen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1984, die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting en vernieling in zijn kamer bij de instelling. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2018 behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, haar vordering heeft gepresenteerd en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Baadoudi, zijn verdediging heeft gevoerd. De verdachte wordt beschuldigd van brandstichting en vernieling op 12 juli 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op die datum opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met gordijnen, een matras, een bekertje en een pak melk, wat gemeen gevaar voor de deur en muren van de kamer met zich meebracht. Daarnaast heeft hij opzettelijk en wederrechtelijk een stoel en een ruit vernield die toebehoorden aan de instelling.

De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, rekening houdend met zijn psychische toestand en de invloed van middelen. De officier van justitie heeft een taakstraf van 40 uren geëist, met vervangende hechtenis van 20 dagen voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De verdediging heeft verzocht om een schuldigverklaring zonder straf. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte een taakstraf rechtvaardigen, en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT [1] VONNIS
Parketnummer: 13/702156-17
Datum uitspraak: 13 juni 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak [2] gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Lobregt en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M. Baadoudi naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Verdachte wordt beschuldigd van brandstichting en vernieling bij de instelling [naam instelling] op 12 juli 2017.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring van verdachte bewezen dat verdachte op 12 juli 2017 brand heeft gesticht en goederen heeft vernield in een kamer van [naam instelling] .
Verdachte heeft op 12 juli 2017 verklaard dat hij slechts een bekertje en het karton van een pak melk aangestoken had met een aansteker. Ter terechtzitting heeft hij echter verklaard dat hij het zich niet meer goed kan herinneren. De rechtbank gaat daarom uit van de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat ook de gordijnen en het matras in aanraking zijn geweest met vuur.
3.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1
op 12 juli 2017 te Amsterdam opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met gordijnen, een matras, een bekertje en een pak melk, ten gevolge waarvan voornoemde gordijnen, matras, bekertje en pak melk geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de deur en muren van een kamer in het [naam instelling] , perceel [perceel] , te duchten was.
ten aanzien van feit 2
op 12 juli 2017 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een stoel en een ruit, behorende bij perceel [perceel] , toebehorende aan het [naam instelling] , heeft vernield.

4.Het bewijs

Dit vonnis betreft een zogenaamd verkort vonnis. De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld. De aanvulling zal dan aan het vonnis worden gehecht.

5.Strafbaarheid

De bewezen geachte feiten zijn strafbaar. Er zijn geen omstandigheden gebleken die maken dat de verdachte niet strafbaar is.

6.Motivering van de straf

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen, welke taakstraf geheel voorwaardelijk is, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf (artikel 9a Wetboek van Strafrecht). Een voorwaardelijke taakstraf zal niets toevoegen. Verdachte heeft aangegeven waarom hij de feiten heeft gepleegd en hoe de feiten in de toekomst voorkomen kunnen worden. Hij geeft aan dat het goed met hem gaat en hij werkt mee aan de huidige behandeling.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting en vernieling in zijn kamer bij de instelling [naam instelling] waar hij verbleef op de afdeling Klinisch Intensieve behandeling. Niet alleen is hierdoor schade aangericht, maar er is bovendien gevaar voor goederen te duchten geweest. Dat de schade beperkt is gebleven, is niet aan verdachte te danken, maar aan kordaat ingrijpen van medewerkers van [naam instelling] . Dit soort feiten kan in beginsel niet ongestraft blijven. Naar het oordeel van de rechtbank bieden - mede gelet op het navolgende - noch de ernst van het feit, noch de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan grond voor een schuldigverklaring zonder oplegging van straf (artikel 9a Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van het Pro Justitia rapport van 21 december 2017. De psychiater drs. G.B. van der Kraats heeft geadviseerd verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Aannemelijk is dat verdachte onder invloed van middelen en de bij hem bestaande schizo-affectieve stoornis, is gedecompenseerd. Bij verdachte is vanuit zijn schizo-affectieve stoornis sprake van desorganisatie. Onder invloed van middelen ontwikkelt hij makkelijk een psychotische ontregeling. De bij een dergelijke psychotische decompensatie toenemende paranoïde en angst heeft tot een oplopende geladenheid en agressie geresulteerd. Hierbij moet ook worden meegenomen het feit dat verdachte aangeeft angstige herinneringen te hebben aan eerdere (gedwongen) opnames en separaties in instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. Het moment waarop verdachte bemerkte dat hij wederom achter een gesloten deur zat, maakten deze angstige herinneringen weer actueel. Deze angst kwam onder andere tot uiting in agressie.
Het lijkt echter niet zo te zijn dat verdachte volledig onder invloed van deze gestoorde realiteitstoetsing heeft gehandeld. In het verhaal van verdachte klinkt, zeker voor wat betreft de aanloop, tot op een zekere hoogte een bepaalde mate van opportunisme door. Verdachte verlaat uit onvrede over zijn geïnstitutionaliseerde bestaan de kliniek, maakt daar stennis en gedraagt zich agressief, maar weet zich op het moment van de komst van de politie beredeneerd en bewust weer tot kalmte te brengen. Hiermee lijkt verdachte tot op zekere hoogte een bepaalde mate van calculerend gedrag te verraden en laat hij niet de indruk achter om geheel te hebben gehandeld vanuit desorganisatie, angst of anderszins psychopathologie in engere zin.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater over en zal verdachte derhalve als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Een feit als bewezen verklaard rechtvaardigt, zoals hiervoor reeds werd overwogen, in beginsel een gevangenisstraf. Maar vanwege het feit dat verdachte onder invloed van diens beschreven psychiatrische problematiek heeft gehandeld en verminderd toerekeningsvatbaar is, acht de rechtbank een gevangenisstraf niet aan de orde.
Door oplegging van een taakstraf wordt de ernst van de feiten tot uitdrukking gebracht. Een voorwaardelijke straf fungeert als ‘stok achter de deur’ om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Door oplegging van deze straf wijst de rechtbank bovendien op de eigen verantwoordelijkheid van verdachte voor zijn handelingen.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 57, 63, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
ten aanzien van feit 2
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
40 (veertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 (twintig) dagen, met bevel dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. C. Klomp en N. Saanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juni 2018.
[...]

Voetnoten

1.Verkort betekent dat het bewijs niet in het vonnis wordt uitgeschreven.
2.Dit betekent in dit geval dat verdachte en zijn raadsman op de terechtzitting aanwezig waren.