ECLI:NL:RBAMS:2018:8794

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
13/659010-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige stiefdochter door stiefvader

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn stiefdochter. De feiten vonden plaats tussen 1997 en 2001, toen het slachtoffer tussen de 9 en 13 jaar oud was. De verdachte, die 49 jaar ouder was dan het slachtoffer, heeft meerdere keren seksuele handelingen verricht, waaronder penetratie. Het onderzoek op de terechtzitting vond plaats op 30 mei 2018, waarbij de officier van justitie mr. A.M. Ruijs de vordering indiende. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, haar moeder en getuigen als consistent en geloofwaardig beoordeeld. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van de verklaringen en het bewijs in het dossier. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van €3.500 aan het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de langdurige psychische gevolgen voor het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/659010-18 (Promis)
Datum uitspraak: 13 juni 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1948,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek [1] gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Ruijs.

2.De tenlastelegging

De beschuldiging luidt kort gezegd:
seksueel binnendringen van iemand jonger dan 12 jaar in de periode van 1 augustus 1997 tot 31 maart 2000 te Curaçao en/of seksueel binnendringen van iemand jonger dan 16 jaar in de periode van 31 maart 2000 tot en met 1 april 2001 te Curaçao.
ontucht met een minderjarig stiefkind in de periode van 1 augustus 1997 tot en met 1 april 2001 te Curaçao.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard, nu de consistente verklaring van aangeefster ondersteuning vindt in de verklaring van haar moeder en getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] .
3.2
Het oordeel van de rechtbank
3.2.1.
Feiten en omstandigheden [2]
Op 2 juni 2008 heeft [persoon] (hierna: [persoon] ), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2], aangifte gedaan van seksueel misbruik door verdachte, haar stiefvader. [persoon] was ongeveer vijf maanden oud toen haar moeder met haar stiefvader ging samenwonen op de [adres 1]. In maart 2001 heeft de moeder van [persoon] tijdens het schoonmaken [persoon] dagboek gevonden en daarin gelezen dat [persoon] seksueel misbruik was. In juni 2001 is [persoon] met haar moeder in Nederland gaan wonen.
3.2.2.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
[persoon] omschrijft haar stiefvader als een rustige en lieve man, met wie zij ‘close’ was.
Zij verklaart verder als volgt. De eerste ontuchtige handeling vond plaats in de woonkamer. [persoon] kwam naar eigen zeggen uit de keuken en verdachte kwam uit de badkamer. In de woonkamer kwamen zij elkaar tegen. Verdachte kwam met zijn beide armen op haar af en tilde haar op. Hij liet haar tegen zijn lichaam naar beneden glijden. [3] Zij voelde dat hij een stijve penis had. Zij weet niet meer precies wanneer dit gebeurde, maar het was na haar eerste communie in augustus 1997. De volgende dag kwam verdachte naar haar toe en zei hij “mam mag dit niet weten.” Zij had hem die ochtend niet gegroet of goedemorgen gezegd, omdat ze nog steeds een raar gevoel had van het gebeuren de avond ervoor.
De periode daarna ging zij samen met verdachte ‘erotiek’ op televisie kijken. Na enkele weken of maanden begon verdachte te praten over hetgeen zij gezien hadden. Verdachte zei dan dat ze het (daar) niet goed deden en dat het anders moest. Hij zei bijvoorbeeld dat de seks langzamer moest en dat het meisje niet moest schreeuwen. [4]
Toen zij een keer in de woonkamer zat, liet verdachte sperma aan haar zien. Hij kwam vanuit de badkamer en had sperma op zijn hand. Zij hoorde hem zeggen: “kijk hier kan je mee zwanger worden.” Dit was de eerste keer dat zij zijn sperma zag. [5]
Op een dag ging zij samen met verdachte naar de slaapkamer van haar moeder. Zij hadden zich beiden uitgekleed en verdachte kwam naast haar liggen. Verdachte zat toen voor het eerst aan haar. Hij zat aan [6] haar borsten en vagina en streelde haar. Bij haar vagina bleef hij wrijven. Zij lag stil op haar rug en verdachte lag met zijn hoofd op haar borst. Verdachte deed zijn ding. Zij hoefde niets bij hem te doen. Wel moest zij zeggen of zij het lekker vond of niet. Zij vond het wel een lekker, maar ook een vies gevoel. Zij had wel door dat iets niet klopte, maar had nog niet door dat wat verdachte deed, niet mocht. [7]
In de keuken was een ruimte waar nog iemand kon wonen. Zij noemden dit ‘de flat’. In die ruimte stond ook een bed. Verdachte heeft haar daar voor het eerst gepenetreerd. Zij lag op bed en hij lag bovenop haar. Als zij pijn had, moest zij dat tegen verdachte zeggen en dan haalde hij zijn penis uit haar vagina, of ging hij langzamer. Uiteindelijk kwam verdachte in haar klaar. Haar moeder, broertje en zusje lagen dan waarschijnlijk al op bed. Die gingen namelijk rond 9 uur ’s avonds naar bed, terwijl zijzelf pas rond 10 of 11 uur ’s avonds naar bed ging. [8]
Verdachte vertelde haar dat haar moeder geen seks met hem wilde en dat hij daarom met haar seks had. Hij heeft haar in totaal drie keer gepenetreerd. Twee keer in ‘de flat’ en één keer, de laatste keer, in de slaapkamer van haar moeder. De laatste keer was zij op weg van de badkamer naar de slaapkamer. Zij hoorde verdachte “Psstt” zeggen en zag hem in de slaapkamer staan. Zij droeg een badhanddoek, maar was verder naakt. [9] In die tijd ging zij al met andere jongens naar bed. Zij zei dan tegen verdachte dat zij het lekker vond als jongens aan haar vagina likten. Verdachte deed dat vanaf toen ook bij haar. Verder zat hij aan haar borsten en penetreerde hij haar. Het strelen gebeurde vaker dan het penetreren. Dat eerste gebeurde zo’n tien keer. [10] Dat gebeurde eigenlijk overal. Het kwam ook weleens voor dat verdachte voorbij liep en dan in haar borst of billen kneep.
In juni 2001 is zij met haar moeder en broer en zus naar Nederland vertrokken, nadat haar moeder haar dagboek had gevonden. In haar dagboek stond het seksueel misbruik beschreven. [11]
Verdachte heeft tijdens zijn verhoren alle beschuldigingen ontkend. Hij heeft verklaard dat hij [persoon] nooit heeft gestreeld en nooit seks met haar heeft gehad. Hij heeft wel een gesprek met [getuige 2] gehad, maar in dat gesprek vertelde hij, verdachte, over de jongens die door het raam bij [persoon] kwamen. Van de moeder van [persoon] had hij begrepen dat het dagboek over de biologische vader van [persoon] ging.
Naast de aangeefster zijn er geen getuigen die het gestelde misbruik hebben waargenomen. Zoals vaker in zedenzaken voorkomt, bevat het onderhavige dossier met name verklaringen van aangeefster en personen uit haar omgeving. De rechtbank dient bij het beoordelen (van de betrouwbaarheid) van deze verklaringen behoedzaamheid te betrachten. In het algemeen geldt dat betrouwbaarheid van verklaringen moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Eventuele tegenstrijdigheden kunnen te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, kunnen door emoties of schaamte komen dan wel ontstaan zijn door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de geloofwaardigheid en juistheid van de verklaring van [persoon] . Zij heeft consistent en betrekkelijk gedetailleerd verklaard over de ten laste gelegde gebeurtenissen. Haar verklaringen bevatten niet slechts beschuldigende en negatieve uitlatingen over verdachte. Zij heeft ook positief verklaard over hem en zijn rol in haar leven. Daarbij is het ten laste gelegde niet vanwege haar initiatief aan het licht gekomen, maar doordat haar moeder het dagboek vond waarin het misbruik was beschreven. Hieruit leidt de rechtbank af dat [persoon] noch anderen in haar omgeving de intentie hadden om verdachte in een kwaad daglicht te zetten. Daar komt bij dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] op belangrijke punten de verklaring van [persoon] ondersteunen, daar waar verdachte zijn handelingen jegens hen heeft erkend. Zij hebben als volgt verklaard.
De moeder van [persoon] , [getuige 1] , heeft verklaard dat zij in maart 2001 de kamer van haar dochter [persoon] aan het opruimen was. Het dagboek van [persoon] vond zij onder [persoon] ’s matras. Uit het dagboek bleek dat er seksueel contact had plaatsgevonden tussen [persoon] en verdachte. Toen zij [persoon] hiermee confronteerde, gaf [persoon] het seksueel contact toe. [12] In het dagboek stonden geen details. Die heeft zij later van [persoon] gehoord. [persoon] vertelde dat verdachte in zijn hand was klaar gekomen en dit aan haar had laten zien. Hij vertelde dan dat [persoon] daar zwanger van zou kunnen worden. Ook zat verdachte met zijn mond of vingers aan de vagina van [persoon] en had hij soms gemeenschap met haar. [13]
Daarna belde [getuige 1] haar zwager en politieman [getuige 2] die met haar en verdachte heeft gesproken. [14] Verdachte en [getuige 2] spraken samen in de garage. Verdachte heeft toen alles aan hem toegegeven. [15]
Toen [getuige 1] er zelf met verdachte over sprak, zei verdachte dat hij met [persoon] in bed had gelegen en dat hij haar slechts gestreeld had. Nadat [getuige 2] was geweest, zei verdachte tegen [getuige 1] dat hij het had gedaan. Op een ander moment zei hij dat hij [persoon] had gestreeld en op weer een ander moment zei verdachte dat hij seksueel contact had gehad met [persoon] . [16]
Verdachte en [persoon] gingen altijd laat naar bed, rond 10 of 11 uur ’s avonds. Zijzelf is een ochtendmens en ging altijd al om 8 of 9 uur ’s avonds naar bed. Als zij moe was, had zij geen zin in seks. Zij was eigenlijk altijd moe en had daarom aangegeven dat verdachte buiten de relatie een relatie moest gaan zoeken. [17]
[getuige 2] heeft over zijn gesprek met verdachte verklaard dat verdachte zijn hoofd naar beneden deed toen hij hem met dit verhaal confronteerde. Verdachte zei dat hij niet wist wat hem was overkomen en niet wist waarom hij het gedaan had. Hij wilde [persoon] leren om te gaan met jongens en met de gevaren van seks. Hij had spijt en zei dat het niet meer zou gebeuren. Verdachte kijkt tegen hem op en heeft respect voor hem. [18] Hij heeft geen druk op verdachte uitgeoefend om de seksuele handelingen te erkennen. Het was een spontaan gesprek; hij vroeg wat er gebeurd was en verdachte begon te vertellen. [19]
De rechtbank acht de aan verdachte ten laste gelegde feiten bewezen, op grond van de weergegeven feiten en omstandigheden, zoals vervat in de in de voetnoten weergegeven bewijsmiddelen.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1
in de periode van 1 augustus 1997 tot 31 maart 2000 te Curaçao met [persoon] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [persoon] , hebbende verdachte meermalen zijn penis in de vagina van die [persoon] gebracht en gemeenschap gehad met die [persoon] .
en
in de periode van 31 maart 2000 tot en met 1 april 2001 te Curaçao met [persoon] , geboren [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [persoon] , hebbende verdachte (telkens) eenmaal en/of meermalen zijn penis in de vagina van die [persoon] gebracht en gemeenschap gehad met die [persoon] en de vagina van die [persoon] gelikt en de borsten van die [persoon] betast.
ten aanzien van feit 2
in de periode van 1 augustus 1997 tot en met 1 april 2001 te Curaçao, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind en de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige, [persoon] , geboren op [geboortedatum] , bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, meermalen in de vagina en/of de borsten en/of de billen van die [persoon] heeft geknepen en/of heeft gestreeld en/of heeft betast.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

De bewezen geachte feiten zijn strafbaar. Er zijn geen omstandigheden gebleken die maken dat de verdachte niet strafbaar is.

6.De motivering van de straf

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn toenmalige stiefdochter [persoon] . Zij was toen in de leeftijdsperiode van 9 tot en met 13 jaar oud, terwijl verdachte 49 jaar ouder was. Dit zijn zeer ernstige feiten en de rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij jarenlang een grove inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [persoon] . Hij heeft misbruik gemaakt van de jonge leeftijd en kwetsbaarheid van [persoon] , een kind dat aan zijn zorg was toevertrouwd, en heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele lust. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan vaak zeer langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Bij dergelijke feiten is slechts een lange gevangenisstraf op zijn plaats. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het bewezen geachte en de uitspraak.
Nu de rechtbank onvoldoende bekend is met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de mogelijkheid van recidive niet is uitgesloten, ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegende vindt de rechtbank de door de officier van justitie voorgestelde straf passend en geboden. Die straf zal de rechtbank daarom aan verdachte op leggen.

7.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [persoon] vordert € 30.000 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevraagd om een bedrag van € 7.500 toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit.
De immateriële schade is in deze zaak moeilijk vast te stellen, omdat de psychische schade van de benadeelde partij niet nader is onderzocht. Daar komt bij dat de benadeelde partij ook aangifte heeft gedaan van seksueel misbruik door haar biologische vader, dat plaatsvond na het misbruik dat in deze zaak aan de orde is. Welke schade precies door verdachte is aangericht, valt daarom lastig vast te stellen. Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 3.500.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [persoon] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

8.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
en
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
ten aanzien van feit 2
ontucht plegen met zijn stiefkind.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van [persoon] toe tot € 3.500 (vijfendertighonderd euro),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon] , aan de Staat € 3.500 (vijfendertighonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 45 (vijfenveertig) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. C. Klomp en N. Saanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juni 2018.
[...]

Voetnoten

1.Dit betekent dat verdachte niet op de terechtzitting aanwezig was.
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces-verbaal van aangifte van 2 juni 2008, doorgenummerde pag. 37 en 40.
4.Idem, doorgenummerde pag. 41-42.
5.Idem, doorgenummerde pag. 43.
6.Idem, doorgenummerde pag. 44.
7.Idem, doorgenummerde pag. 45.
8.Idem, doorgenummerde pag. 46-47.
9.Idem, doorgenummerde pag. 48.
10.Idem, doorgenummerde pag. 49.
11.Idem, doorgenummerde pag. 50.
12.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] van 13 juni 2008, doorgenummerde pag. 60.
13.Idem, doorgenummerde pag. 61.
14.Idem, doorgenummerde pag. 60.
15.Idem, doorgenummerde pag. 62.
16.Idem, doorgenummerde pag. 63.
17.Idem, doorgenummerde pag. 61.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 17 januari 2017, doorgenummerde pag. 72.
19.Idem, doorgenummerde pag. 73.