Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Vrijspraak
4.De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
4.Beslissing
spreekt verdachte daarvan vrij.
Rechtbank Amsterdam
Op 14 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op 22 juni 2017 te Amsterdam, waarbij een geldbedrag van 80.000 euro zou zijn gestolen. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een zitting op 31 januari 2018, waar de officier van justitie, mr. B. Looijestijn, de vordering heeft gedaan en de verdediging door mr. N. Hendriksen is vertegenwoordigd. De zaak werd gelijktijdig behandeld met die van medeverdachten.
De tenlastelegging omvatte verschillende geweldsdelicten, waaronder het tonen van vuurwapens en het dreigen met geweld. De officier van justitie achtte de beschuldigingen bewezen op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en telecomgegevens. De verdediging betwistte echter de bewijsvoering en stelde dat de telefonische contacten van de verdachte met medeverdachten onvoldoende bewijs boden voor een veroordeling.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij betrokken was bij de gewapende overval, ondanks zijn aanwezigheid in de buurt van het delict en de telefonische contacten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, die € 80.000 aan schadevergoeding eiste, niet in behandeling genomen, omdat deze niet in de zaak van de verdachte was ingediend.