ECLI:NL:RBAMS:2018:8767

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
13/993074-17 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen trustkantoor en directeuren wegens fiscale fraude en witwassen

Op 10 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een trustkantoor en twee directeuren, die beschuldigd werden van het aanbieden van schijnconstructies die fiscale fraude en corruptie faciliteerden. De rechtbank oordeelde dat het trustkantoor in negen van de tien onderzochte dossiers schuldig was aan het versturen van facturen en het doorsluizen van ontvangen bedragen naar offshore vennootschappen. Dit leidde tot het witwassen van grote geldbedragen, waarbij de rechtbank vaststelde dat de directeuren als feitelijk leidinggevenden verantwoordelijk waren voor deze criminele organisatie. De rechtbank legde een geldboete op van € 147.707,00, wat overeenkomt met het in beslag genomen bedrag. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het vertrouwen dat in de financiële sector geschaad was door de handelswijze van de directeuren. De uitspraak volgde na een onderzoek dat plaatsvond in september en oktober 2018, waarbij de rechtbank kennisnam van de standpunten van de officieren van justitie. De directeuren werden vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, maar de bewezenverklaring van valsheid in geschrift en gewoontewitwassen bleef staan. De rechtbank concludeerde dat de strafbare feiten gericht waren op financieel gewin en dat de op te leggen geldboete in overeenstemming was met de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/993074-17 (Promis)
Datum uitspraak: 10 december 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
gevestigd op het adres [vestigingsadres] , [vestigingsplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 24, 25 en 27 september 2018, 4 oktober 2018 en 10 december 2018 (sluiting).
De rechtbank heeft op die zittingen kennisgenomen van het standpunt en de vordering van de officieren van justitie mrs. H.J. Hart en C.P.W. Kok.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij zich van 2011 tot en met 2013 schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en witwassen. Dit zou zij hebben gedaan tezamen met andere natuurlijke- en rechtspersonen, waarmee zij ook een criminele organisatie zou hebben gevormd. De integrale tekst van de tenlastelegging is aan dit vonnis gehecht als bijlage.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie zoals onder feit 1 is ten laste gelegd.
Verdachte maakte deel uit van de handelstak van de [naam handelstak] groep. Deze handelstak stond onder leiding van [medeverdachte 1] , één van de hoofdverdachten in onderzoek Trust EU. In de zaken tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft de rechtbank respectievelijk bewezen geacht dat hij leiding heeft gegeven aan- en deel uitmaakte van een criminele organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande uit [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , [naam 1] , [naam 2] en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. Om deze misdrijven te plegen heeft de organisatie gebruik gemaakt van verschillende rechtspersonen, waaronder verdachte. Verdachte heeft dus, net als andere rechtspersonen, onderdeel uitgemaakt van een fraudestructuur, maar haar strafbare handelen kan zozeer worden vereenzelvigd met het handelen van de natuurlijke personen van de organisatie, dat er niet zozeer sprake is van een samenwerkingsverband tussen de rechtspersonen en de natuurlijke personen, maar van een groep natuurlijke personen die meerdere rechtspersonen als ‘werktuigen’ hebben gebruikt voor het plegen van fraude.
Verdachte wordt daarom vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie.
4.2.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
t.a.v. feit 2:
in de periode van 1 oktober 2011 tot en met 30 november 2011 te Amsterdam, Italië en de Verenigde Arabische Emiraten, opzettelijk geschriften, te weten:
(NL13-D146) de Sale and Purchase Agreement tussen Orient Invest Ltd. (hierna Orient) ("seller") en haar, verdachte ("buyer"), gedateerd 1 juli 2010,
(NL13-D205) de brief van haar, verdachte, aan Polichem srl, gedateerd 12 november 2010,
(NL13-D206, pag. 1) de brief van haar, verdachte, aan Polichem srl, gedateerd 20 november 2010,
(NL13-D206, pag. 2, NL13-D147, IT13-D003) de Agreement tussen Polichem Srl en haar, verdachte, gedateerd 24 november 2010,
(NL13-D207) de brief van haar, verdachte, aan Polichem srl, gedateerd 27 november 2010,
(NL13-D154) de factuur "invoice 111058" van haar, verdachte, aan Polichem Srl, gedateerd 3 oktober 2011, en
(NL13-D155) de factuur "invoice 111059" van haar, verdachte, aan Polichem Srl, gedateerd 4 oktober 2011,
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te laten gebruiken, en
in de periode van 1 oktober 2011 tot en met 30 november 2011 te Amsterdam, Italië en de Verenigde Arabische Emiraten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk geschriften, te weten de hiervoor genoemde onder 1., 2., 3., 4., 5., 6. en 7. opzettelijk voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat deze geschriften bestemd waren om als echt en onvervalst te gebruiken,
voornoemde valsheden bestaan hieruit dat in die geschriften valselijk en in strijd met de waarheid is voorgewend en opgenomen, dat
ad 1.: deze overeenkomst is aangegaan/afgesloten op 1 juli 2010,
ad 2.: deze brief is opgesteld op 12 november 2010 en/of zij, verdachte, "is able to asist in resolving those problems [problems related to Polycarbonate problems connected to Yellowness, Transparancy and Impact Resistance] en/of zij, verdachte, "is ready to offer to Polichem some recipes adapted to that customer [an important (potential) customer from Polichem] and to his technology",
ad 3.: deze brief is opgesteld op 20 november 2010 en/of zij, verdachte, in de periode 15 tot en met 20 november 2010 een brief gedateerd 15 november [2010] van Polichem srl heeft ontvangen,
ad 4.: deze agreement is aangegaan/afgesloten op 24 november 2010 en/of zij, verdachte, "is able to asist in resolving those problems [problems related to Polycarbonate problems connected to Yellowness, Transparancy and Impact Resistance] en/of zij, verdachte, "is ready to offer to Polichem some recipes adapted to that customer [an important (potential) customer from Polichem] and to his technology",
ad 5.: deze brief is opgesteld op 27 november 2010,
ad 6.: zij, verdachte, voor Polichem werkzaamheden en/of diensten heeft verricht en/of gerechtigd is tot een bedrag van EURO 25.000 wegens "our fees as advance payment for use of our patent (under registration) as agreed in our agreement dated 24 November 2010" en/of deze factuur is opgemaakt op 3 oktober 2011, en
ad 7: zij, verdachte, voor Polichem werkzaamheden en/of diensten heeft verricht en/of gerechtigd is tot een bedrag van USD 30.000 wegens "our fees as advance payment for use of our patent (under registration) as agreed in our agreement dated 24 November 2010" en/of deze factuur is opgemaakt op 4 oktober 2011.
t.a.v. feit 3:
in de periode van 1 oktober 2011 tot en met 30 november 2011 te Amsterdam, Italië en de Verenigde Arabische Emiraten, opzettelijk van
geldbedragen bestaande uit een of meerdere betaling(en) door een "EU-debiteur" op basis van (een) factu(u)r(en) en/of (een) overeenkomst(en) en/of provisie(s)/commissie(s)) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, en
de werkelijke aard en/of de herkomst van dat/die geldbedrag(en) heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die geldbedrag(en) was/waren en/of wie dat/die voorhanden had/hadden,
terwijl zij, verdachte, telkens wist, dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit valsheid in geschrifte en/of een of meer andere misdrijven, in elk geval uit enig misdrijf en zij, verdachte, van dat witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans
terwijl zij, verdachte, verdachte, alleen, telkens wist, dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit valsheid in geschrift en een of meer andere misdrijven, in elk geval uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de hen bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 147.707,-. Dit geldbedrag is gelijk aan de hoogte van het beslag. Nu verdachte reeds is ontbonden, achten de officieren van justitie het niet opportuun om een andere straf te vorderen dan ter hoogte van het nog resterende vermogen van verdachte.
7.2.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en witwassen. Zij maakte deel uit van de handelstak van de [naam handelstak] groep, die jarenlang op grote schaal Europese ondernemingen hielp om met behulp van valse facturen en overeenkomsten belastingen te ontduiken.
Nu het hier strafbare feiten betreft die gericht waren op het behalen van financieel gewin, gepleegd door een rechtspersoon, is een geldboete de aangewezen strafmodaliteit. Gelet op het structurele karakter van de gepleegde fraude en de hoogte van de witgewassen bedragen, zou de op te leggen geldboete aanzienlijk zijn.
Daartegenover staat dat de bewezenverklaarde feiten zich lange tijd geleden hebben voorgedaan. De rechtspersoon is inmiddels ontbonden. Conform de eis van de officier van justitie zal de rechtbank om die reden de geldboete matigen tot het inbeslaggenomen geldbedrag van € 147.707 ,-

8.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel van het Wetboek van Strafrecht

9.De beslissing in het kort

Spreekt verdachte vrij van hetgeen haar onder 1 ten laste is gelegd.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
  • “valsheid in geschrift, meermalen gepleegd”en
  • “opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift, als bedoeld in art. 225 lid 1 van het Wetboek van strafrecht, meermalen gepleegd”.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
- “ “
gewoontewitwassen”.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 147.707,-(honderdzevenenveertig duizend zevenhonderdzeven euro).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Eichperger, voorzitter,
mrs. C.P. Bleeker en T.T. Hylkema, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 december 2018.