5.2.1.Feit 1 – invoer van 261 kg cocaïne
5.2.1.1. Het standpunt van de officier van justitie
Bewezen kan worden dat [medeverdachte 2] samen met anderen de cocaïne heeft ingevoerd. [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) heeft vrijwel onmiddellijk na zijn aanhouding een bekennende verklaring afgelegd, zonder enige kennis van het dossier. Die verklaring houdt onder meer in dat hij door twee mannen is bedreigd om hem zover te krijgen om op 10 juni 2017 drugs op te vissen uit zee en daarvoor op 9 juni 2017 iemand op te halen. Deze verklaring sluit naadloos aan bij observatiebeelden, baken- en telecomgegevens van de auto en de telefoon van [medeverdachte 2] en meerdere getuigenverklaringen. Anders dan [medeverdachte] heeft [medeverdachte 2] zich tot voor kort consequent op zijn zwijgrecht beroepen. Pas op 6 september 2018, na volledige kennisneming van het dossier, heeft hij een inhoudelijke verklaring afgelegd. Deze verklaring houdt in dat hij op de hoogte was van het drugstransport, maar dat hij steeds alleen aanwezig was om voor [medeverdachte] te bemiddelen. Deze verklaring is niet aannemelijk omdat deze onvoldoende wordt ondersteund of zelfs ronduit wordt tegengesproken door andere feiten en omstandigheden. De verklaringen van [medeverdachte] en [verdachte] stroken niet met de door [medeverdachte 2] afgelegde verklaring. Ook is het volstrekt niet logisch dat [medeverdachte 2] meer dan een jaar wacht met het afleggen van deze verklaring, terwijl hij in detentie zit, als hij werkelijk slechts ‘de boel wilde sussen’.
5.2.1.2. Het standpunt van de verdediging
[verdachte] moet worden vrijgesproken van feit 1. Zijn verklaring dat hij samen met [medeverdachte 2] [medeverdachte] bijstond in een conflict wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 2] . De verklaringen komen weliswaar niet helemaal overeen, maar de kleine verschillen zijn niet van enige betekenis. De verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 2] worden bovendien ondersteund door de verklaring van [naam 7] , maar ook door de verklaring van [medeverdachte] , voor zover die inhoudt dat hij in de problemen was geraakt en werd bedreigd. Nergens blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 2] de bedreigers zijn geweest. Er zijn verder geen feiten die het scenario van [verdachte] (en [medeverdachte 2] ) tegenspreken en er zijn ook geen feiten die die laten zien dat verdachte opzet had op de invoer van de cocaïne, of de medeplichtigheid daaraan.
Als al sprake is geweest van opzet op (medeplichtigheid bij) de invoer van de cocaïne, ziet dat alleen op voorbereidingshandelingen (gericht op verlengde invoer als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet). Dit is echter niet aan verdachte ten laste gelegd.
5.2.1.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat [medeverdachte 2] samen met anderen 261 kilogram cocaïne heeft ingevoerd en dat [verdachte] daaraan medeplichtig is geweest. Hieronder wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dat oordeel is gekomen.
Op 10 juni 2017 ontstond het vermoeden dat zich op de viskotter [nummer viskotter 1] genaamd “ [naam boot 2] ” (hierna: de [nummer viskotter 1] ) een hoeveelheid verdovende middelen bevond. De [nummer viskotter 1] had enkele minuten in het kielzog van het containerschip de [naam boot 3] gevaren en daar een moment vrijwel stil gelegen, waarna hij naar de haven van Harlingen koerste.Dit was reden om de [nummer viskotter 1] bij binnenkomst in de haven te doorzoeken. Bij de doorzoeking werden in de machinekamer natte tassen aangetroffen.In de tassen zat (ongeveer) 261 kilogram cocaïne.Ook werden twee tassen aangetroffen met communicatieapparatuur (zoals een portofoon en een satelliettelefoon), een verrekijker, een nachtkijker en een ENOS-ontvanger, waarmee de exacte positie van een GPS-baken kan worden bepaald.
Op de [nummer viskotter 1] was vier man bemanning aanwezig, onder wie [naam bemanningslid] . De vier bemanningsleden zijn bij vonnissen van 16 mei 2018 veroordeeld voor de invoer van deze cocaïne. Dit geldt ook voor [medeverdachte] die niet op de [nummer viskotter 1] aanwezig was, maar daarvan (mede)eigenaar was.
In deze periode werd [medeverdachte 2] in verband met een witwasverdenking op verschillende momenten geobserveerd. Uit deze observaties en andere bevindingen stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
6 juni 2017
Rond 18:00 uur rijdt [medeverdachte 2] met [naam 7] in een Seat Leon met kenteken [kenteken 2] naar een carpoolplaats in Urk, waar even later ook [verdachte] komt aanrijden. [medeverdachte 2] en [verdachte] lopen vervolgens een rondje over de carpoolplaats en praten met elkaar, terwijl [naam 7] in de Seat blijft zitten. Nadat [medeverdachte 2] en [verdachte] ongeveer een uur met elkaar hebben gepraat verlaten zij ieder in hun eigen auto de carpoolplaats en rijdt [medeverdachte 2] met [naam 7] naar Badhoevedorp. Daar loopt [medeverdachte 2] naar een pand waar een bedrijf staat ingeschreven dat op naam staat van [naam 8] .
7 juni 2017
Rond 8:15 uur bevinden zowel de Seat, als de telefoons van [medeverdachte 2] en [naam 7] zich in de directe omgeving van de hiervoor genoemde carpoolplaats in Urk.Een buschauffeur ziet rond dit tijdstip op deze carpoolplaats een ontmoeting tussen vier mannen, waarvan één man een oorbel droeg. Drie mannen hebben met elkaar gepraat en de vierde man bleef bij de auto staan.[medeverdachte 2] en [verdachte] en getuige [medeverdachte] hebben op de zitting bevestigd dat zij die dag op die carpoolplaats zijn geweest en met elkaar hebben gesproken. [medeverdachte 2] was met [naam 7] als bestuurder met zijn Seat. [medeverdachte] was met [verdachte] met zijn Volkswagen Kombi (hierna VW Kombi). Ook hebben zij verklaard dat [naam 7] er bij was, maar niet actief aan het gesprek heeft deelgenomen.
Later die dag, rond 18:30 uur, heeft [medeverdachte 2] een ontmoeting met [verdachte] bij de McDonald’s in Lelystad, waar zij bijna een uur met elkaar spreken.
9 juni 2017
[medeverdachte 2] en [naam 7] (als bestuurder) rijden in een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 3] (hierna: de Golf) naar een parkeerplaats in Amsterdam rijden. Hier ontmoeten zij [naam 9] en [naam bemanningslid] .Na ongeveer tien minuten stapt [naam bemanningslid] , die een zwarte rugtas en een zwarte sporttas draagt, met [medeverdachte 2] en [naam 7] in de Golf, waarna zij van de parkeerplaats in Amsterdam naar een parkeerplaats in Harlingen rijden. Hier ontmoeten [medeverdachte 2] en [naam bemanningslid] [medeverdachte] . Vervolgens stapt [naam bemanningslid] met de twee tassen in de VW Kombi van [medeverdachte] en verlaten [medeverdachte 2] en [naam 7] (in de Golf) en [medeverdachte] en [naam bemanningslid] (in de VW Kombi van [medeverdachte] ) de parkeerplaats. [medeverdachte] en [naam bemanningslid] rijden naar de haven van Harlingen, waarna [naam bemanningslid] met de twee tassen aan boord gaat van de [nummer viskotter 1] . Hierop vertrekt [medeverdachte] in de VW Kombi. Later die avond vertrekt de [nummer viskotter 1] uit de haven van Harlingen.
Deze observaties zijn, in combinatie met enkele Ennetcom-berichten uit 2015, reden voor de Nederlandse Kustwacht om deze kotter te laten ‘vlaggen’. Hiermee worden de bewegingen van de boot nauwgezet gemonitord.De twee door [naam bemanningslid] meegebrachte tassen vertonen sterke gelijkenis met de tassen met de communicatieapparatuur die op 10 juni 2017 op de [nummer viskotter 1] zijn aangetroffen.
10 juni 2017
Rond 19:30 uur ontmoeten (onder andere) [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte] , [naam 7] , [naam 9] en [naam 8] elkaar op een parkeerplaats bij de brandweerkazerne in de buurt van de haven van Harlingen. De auto van [medeverdachte 3] (een VW Caddy [kenteken 4] ) is ook gezien, maar hij zelf niet.
Door zowel [medeverdachte 2] als [verdachte] is ter terechtzitting verklaard dat, nadat bij de aanwezigen bekend werd dat de [nummer viskotter 1] onder begeleiding van de autoriteiten de haven van Harlingen in werd gevaren, de groep uit elkaar is gegaan.
De verklaring van [medeverdachte]
, mede-eigenaar van de [nummer viskotter 1] , heeft kort na zijn aanhouding op 13 juni 2017 bij de politie een verklaring afgelegd. Ook is hij op 6 april 2018 door de rechter-commissaris en door de rechtbank op de zittingen van 8 oktober en 12 november 2018 als getuige gehoord in de strafzaken tegen [medeverdachte 2] en [verdachte] .
[medeverdachte] heeft op 13 juni 2017 het volgende verklaard. Een aantal weken voor 10 juni 2017 werd hij door twee personen benaderd in de haven van Harlingen. De personen vroegen hem om tegen betaling cocaïne op te pikken uit zee. Nadat [medeverdachte] dit weigerde, zijn deze personen vertrokken. Op 5 juni 2017 werd [medeverdachte] door dezelfde twee personen opgewacht bij zijn schuur. Zij vroegen hem of hij iemand wist die de klus kon doen. [medeverdachte] antwoordde dat hij iemand zou proberen te regelen. Op 6 juni 2017 is [medeverdachte] naar Den Oever gereden, waar hij iemand heeft verteld wat de klus inhield en heeft gevraagd of diegene de klus wilde aannemen. Op 7 juni 2017 kwamen de eerdere twee personen bij de schuur van [medeverdachte] en vroegen hem mee te rijden naar de carpoolplaats. Hij is toen in zijn bus achter hen aan gereden.
De rechtbank stelt vast dat dit deel van de verklaring onjuist is, omdat is gebleken dat [medeverdachte] samen met (alleen) [verdachte] in zijn VW Kombi naar de carpoolplaats is gereden en hij daar [medeverdachte 2] en [naam 7] heeft ontmoet. [medeverdachte] heeft op de zitting verklaard dat hij hier eerder over heeft gelogen om [verdachte] , een goede kennis, uit de wind te houden. Anders dan hij eerder heeft verklaard is hij [verdachte] die op weg was naar zijn schuur, tegengekomen in de buurt van zijn schuur, waarna [verdachte] bij hem in de auto is gestapt en zei dat ze naar de carpoolplaats moesten rijden. [verdachte] heeft deze gang van zaken op de zitting ontkend; hij stelt dat [medeverdachte] hem bij zijn, [verdachte] ’, schuur heeft opgehaald, waarna zij samen naar de carpoolplaats zijn gereden.
[medeverdachte] heeft verder op 13 juni 2017 verklaard dat hij bij de carpoolplaats door de twee personen is bedreigd, omdat hij teveel zou hebben verteld over het transport. Onder deze druk voelde [medeverdachte] zich gedwongen het transport zelf uit te voeren. Op 8 juni 2017 kwamen dezelfde twee personen weer naar de schuur van [medeverdachte] , waar zij hem vroegen om een positie waar de cocaïne gedropt kon worden van het schip dat op een route naar Hamburg zou varen. Nadat [medeverdachte] de coördinaten had doorgegeven, deelden de personen hem mee dat hij op vrijdag 9 juni 2017 een persoon moest ophalen bij de brandweerkazerne in Harlingen. Deze persoon zou meegaan voor de communicatie aan boord. Dat heeft [medeverdachte] gedaan. Ook werd afgesproken om elkaar op 10 juni 2017 nogmaals bij de brandweerkazerne te treffen om de spullen van boord te halen. Op 10 juni 2017 zag [medeverdachte] , toen hij in Harlingen kwam aangereden, dat de douane en de politie aan kwamen rijden, waarna hij naar de brandweerkazerne is gereden, waar de twee personen waren. Hij wist dat de twee personen daar zouden zijn omdat zij hadden verteld dat zij de cocaïne van boord zouden halen. Hij heeft daar verteld dat hij vermoedde dat ze “de Sjaak waren”.
[medeverdachte] heeft consequent geweigerd de namen van de twee personen die hem benaderd hebben te noemen of andere informatie te geven waarmee zij mogelijk te identificeren zijn. Hij heeft daarvoor als reden opgegeven dat hij en zijn gezin bedreigd zijn en hij zijn eigen veiligheid en dat van zijn gezin niet (verder) in gevaar wil brengen.
Anders dan de verdediging vindt de rechtbank de verklaring van [medeverdachte] voldoende betrouwbaar (zie daarover uitgebreider hierna) en gaat uit van de juistheid ervan op de hiervoor genoemde punten.
De rolverdeling
[medeverdachte 2] en [naam 7] zijn op 7 juni 2017 met [medeverdachte] en [verdachte] gezien. Op 9 juni 2017 zijn [medeverdachte 2] , [naam 7] en [medeverdachte] weer met elkaar gezien. Dit geldt ook voor 10 juni 2017, toen zij elkaar hebben ontmoet in het bijzijn van [verdachte] , [naam 9] en [naam 8] .
Op grond van de overeenkomsten tussen de verklaring van [medeverdachte] en de hiervoor genoemde bevindingen uit onder andere de observaties is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat [medeverdachte 2] een van de twee personen is geweest die aan [medeverdachte] hebben gevraagd of hij iemand wist om het transport uit te voeren, hem vervolgens onder druk hebben gezet dat zelf te doen, hem daarvoor om coördinaten hebben gevraagd en die hem [naam bemanningslid] , de communicatieman, inclusief materialen heeft gebracht om aan boord van de [nummer viskotter 1] te brengen.
Het alternatieve scenario van verdachten
[medeverdachte 2] en [verdachte] hebben verklaard dat zij slechts zijdelings bij het drugstransport betrokken zijn geweest. [medeverdachte] had zichzelf in de nesten gewerkt door met personen in zee te gaan, door wie hij vervolgens onder druk zou zijn gezet om het drugstransport uit te voeren. Om hier onderuit te komen wendde [medeverdachte] zich tot [verdachte] , die op verzoek van [medeverdachte] , [medeverdachte 2] benaderde om te bemiddelen en ‘de boel te sussen’. [medeverdachte 2] heeft de personen in kwestie opgezocht, maar is niet tot een oplossing gekomen. [medeverdachte] moest het transport dus toch uitvoeren. Vervolgens heeft [medeverdachte 2] iemand (de rechtbank begrijpt: [naam bemanningslid] ) opgehaald en afgeleverd bij [medeverdachte] . Volgens [medeverdachte 2] werden de personen waar [medeverdachte] last mee had ‘Taxi’ en ‘BMW’ genoemd en kreeg hij van [verdachte] gegevens over hen. Ook zou [verdachte] hem verzocht hebben [naam bemanningslid] op te halen. [verdachte] heeft deze onderdelen van de verklaring van [medeverdachte 2] ontkend: hij kent ‘BMW’ en ‘Taxi’ niet en heeft met het ophalen van de communicatieman niets te maken gehad. [medeverdachte] heeft gevraagd of [verdachte] , [medeverdachte 2] en enkele andere personen op 10 juni 2017 aanwezig wilden zijn bij aankomst van het transport, zodat een en ander niet uit de hand zou lopen of op een confrontatie zou uitdraaien.
[medeverdachte 2] en zijn raadsman hebben benadrukt dat zijn auto en/of telefoon op bepaalde momenten uit de verklaring van [medeverdachte] niet in (de buurt van) Urk of Harlingen uitpeilen, waardoor [medeverdachte 2] dus niet op die momenten op die locatie kan zijn geweest. De rechtbank gaat daaraan voorbij omdat bijvoorbeeld op basis van observaties is vastgesteld dat [medeverdachte 2] op 10 juni 2017 bij de haven van Harlingen was, terwijl zijn telefoon en auto niet daar, maar in Amstelveen uitpeilen. De omstandigheid dat zijn telefoon of auto ter plaatse niet uitpeilen betekent dus niet dat hij daar niet kan zijn geweest.
Conclusie van de rechtbank
[medeverdachte] enerzijds en [medeverdachte 2] en [verdachte] anderzijds hebben een andere verklaring gegeven voor de gang van zaken in aanloop naar 10 juni 2017. De rechtbank volgt zoals gezegd de verklaring van [medeverdachte] .
[medeverdachte] heeft op 13 juni 2017, vrijwel direct na zijn aanhouding, een verklaring afgelegd, waarvan de voor deze zaak relevante onderdelen hiervoor zijn weergegeven. Zijn verklaring is weliswaar op een beperkt aantal onderdelenonjuist gebleken (over hoe hij naar de carpoolplaats is gegaan op 7 juni 2017, en dat hij slechts twee personen heeft ontmoet op 7 en 10 juni 2017), maar dat tast de betrouwbaarheid van zijn verklaring, in het licht van de vastgestelde feiten en omstandigheden, voor het overige niet aan. De rechtbank hecht in dit verband waarde aan de verklaring van [medeverdachte] op de zitting waarom hij eerder onwaar heeft verklaard. Die verklaring vindt de rechtbank aannemelijk. Bovendien raakt die onjuistheid niet zodanig de kern van zijn verklaring dat daarmee zijn hele verklaring onbetrouwbaar wordt. Zijn verklaring wordt verder op belangrijke punten ondersteund door objectieve onderzoeksbevindingen, zoals de observaties. Daar komt bij dat [medeverdachte] zijn verklaring heeft afgelegd zonder enige kennis van die onderzoeksbevindingen. Hij wist niet dat [medeverdachte 2] (en daarmee ook hijzelf) werd geobserveerd op 6, 9 en 10 juni 2017. Bovendien heeft [medeverdachte] in de kern steeds hetzelfde verklaard en steeds gewezen naar dezelfde twee personen als degenen die hem benaderd hebben. De namen ‘BMW’ of ‘Taxi’ herkent hij niet.
Hiertegenover staan de verklaringen van [medeverdachte 2] en [verdachte] , die pas zijn afgelegd nadat het dossier bijna helemaal compleet was en bij hen bekend was. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij pas op 6 september 2018 (na ongeveer één jaar detentie) een verklaring heeft afgelegd, omdat hij hoopte dat de mensen die aangehouden zijn openheid van zaken zouden geven. De rechtbank vindt dit laatste argument onbegrijpelijk voor iemand die al een jaar in voorlopige hechtenis zit en daarmee niet geloofwaardig. Bovendien is het alternatieve scenario van beide verdachten volstrekt niet verifieerbaar gebleken. Zo heeft [medeverdachte 2] niet willen ingaan en zich op zijn zwijgrecht beroepen op de vraag wie nu ‘BMW’ en ‘Taxi’ zijn en hebben beide verdachten niet willen vertellen op welk adres de bedreigers van [medeverdachte] zich zouden ophouden. De rechtbank overweegt ten slotte dat [medeverdachte] ten tijde van zijn aanhouding geen enkele reden had om het scenario van verdachten niet te ondersteunen als het werkelijk zo was gegaan. Al met al acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte] van 13 juni 2017 aannemelijk en geloofwaardig. Het alternatieve scenario van verdachten vindt de rechtbank ongeloofwaardig.
De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 2] medepleger is van de invoer van 261 kilogram cocaïne. Niet alleen stond hij in nauw contact met degenen die de communicatieman aanleverden ook heeft hij [medeverdachte] benaderd voor het transport en hem vervolgens onder druk gezet om het zelf uit te voeren. Rondom het transport onderhield [medeverdachte 2] contact met [verdachte] , die in nauw contact stond met [medeverdachte] . Gelet op de wetenschap van het drugstransport en zijn kennelijke betrokkenheid bij de organisatie heeft [medeverdachte 2] een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de invoer van de cocaïne en merkt de rechtbank hem aan als medepleger.
[verdachte] merkt de rechtbank op zijn beurt aan als medeplichtige. Niet alleen had hij wetenschap van het drugstransport, ook stond hij in nauw contact met zowel [medeverdachte] , die het transport moest regelen met de [nummer viskotter 1] , als [medeverdachte 2] , één van de organisatoren van het transport. Gelet op de wetenschap van het drugstransport én zijn bemiddelende rol tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte] gedurende een cruciale periode rondom het transport is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] medeplichtig is geweest aan de hiervoor genoemde invoer van cocaïne.
5.2.2.Feit 2 – De criminele organisatie
5.2.2.1. Het standpunt van de officier van justitie
Bewezen kan worden dat [medeverdachte 2] deel heeft genomen aan een criminele organisatie in de periode van februari 2015 tot en met november 2015 die zich bezighield met misdrijven die samenhangen met harddrugs. Dit volgt uit de Ennetcom-berichten die voor waar kunnen worden aangenomen. Zo wordt enkele keren een foto meegestuurd, komt de inhoud van diverse berichten overeen met feitelijke gebeurtenissen en is de in een bericht uit 2015 beschreven werkwijze precies hetzelfde als de wijze waarop het transport op 10 juni 2017 is uitgevoerd. Dat de organisatie het doel had om misdrijven met betrekking tot harddrugs te plegen volgt rechtstreeks uit de berichten, waarbij overigens niet is vereist dat een beoogd misdrijf daadwerkelijk is uitgevoerd. Ook was er een zekere structuur binnen het samenwerkingsverband: [verdachte] had een coördinerende rol als verantwoordelijke voor enkele vissers en hij zorgde ervoor dat [medeverdachte 2] via [medeverdachte 3] coördinaten op zee doorkreeg (waar de overboord gezette lading kon worden opgepikt). [medeverdachte 2] was de baas, onderhield contact met de leverancier(s) en hield de kosten en baten bij. [medeverdachte 3] werkte intensief met [medeverdachte 2] samen en was tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] het rustig denkende brein.
5.2.2.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2. Er zijn immers geen berichten verstuurd tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] en de inhoud van de wél verstuurde berichten zijn niet voldoende voor een bewezenverklaring. Zo kan het waarheidsgehalte van de berichten niet worden vastgesteld en ontbreekt elke context. Tevens heeft verdachte totaal geen zeevaartachtergrond, terwijl de aan hem toegeschreven berichten dit wel impliceren. Ook is geen groot onverklaarbaar vermogen bij hem blootgelegd, terwijl dat wel mag worden verwacht bij een dusdanige drugshandel. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat ook daadwerkelijk drugs is ingevoerd. Er was dan ook geen sprake van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband en verdachte heeft ook geen wezenlijke bijdrage geleverd aan de organisatie. Al met al wordt de ondergrens voor een bewezenverklaring van een criminele organisatie niet gehaald.
5.2.2.3.. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] in de periode tussen februari en november 2015 hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezig hield met de handel in en de invoer van harddrugs. Om te laten zien hoe zij tot dit oordeel is gekomen bespreekt de rechtbank eerst de voor dit feit relevante Ennetcom-berichten tussen februari en november 2015. Daarna wordt het juridisch kader voor een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet uiteen gezet en vervolgens toegepast op de zaak van verdachten.
De relevante Ennetcom-berichten
1 februari 2015
[medeverdachte 2] stuurt het volgende bericht naar [medeverdachte 1] :
“
Ja bro is goed verhaal alleen ze moeten wel mensen op die boot kennen die kunnen gooien ik heb mee mogen doen op die MSC [naam boot 1] die mannen weten wat ze moeten doen en 1 man van andere kant moet mee om akkoord te geven om te gooien 1 deze weken komt weer wat dan maak ik foto van hoe die tas moet zijn touw licht jerrycan en dan stuur ik jou die direct heb je iemand die die verhaal kan vullen?”
Kort voor dit bericht, op 21 januari 2015, is een partij cocaïne ingevoerd die in zee werd gegooid vanaf de MSC [naam boot 1] en werd opgevist door een viskotter, de [nummer viskotter 2] .Deze werkwijze lijkt sterk op die bij het transport op 9-10 juni 2017, waarbij de kotter [nummer viskotter 1] tassen met verdovende middelen had opgevist, nadat deze vanaf een containerschip in zee waren gegooid (zie feit 1).
25 februari 2015
[medeverdachte 2] stuurt een bericht naar zichzelf met namen van boten en vissers, waaronder “
[nummer viskotter 1] [medeverdachte]”. Ook stuurt [medeverdachte 2] een parketnummer naar zichzelf dat gekoppeld is aan een zaak tegen [verdachte] .
25 februari 2015
[medeverdachte 3] stuurt [medeverdachte 2] het bericht: “
Ik denk dat die 800 van hun waren”.
Hiermee bedoelt [medeverdachte 3] mogelijk een partij verdovende middelen van 791 kilogram, die op 21 januari 2015 in beslag werd genomen. Deze partij was in zee gegooid vanaf het containerschip de MSC [naam boot 1] en werd opgevist door een boot van [naam 11] .
25 februari 2015
[medeverdachte 3] stuurt [medeverdachte 2] het bericht: “
[bijnaam 3] is samen met neintjes een nieuwe kotter begonnen!”, waarop [medeverdachte 2] reageert: “
Klopt ja de [nummer viskotter 1] lekker he?”
De firma [naam firma] ( [medeverdachte] / [naam 13] )heeft op 28 januari 2015 een leningsovereenkomst in het Belgische scheepsregister laten inschrijven ten behoeve van de aankoop van de [nummer viskotter 1]en deze kotter is op 21 februari 2015 op Urk gedoopt.
16 maart 2015
[medeverdachte 2] stuurt aan het Ennetcom-account ( [account 1] ) van een onbekend gebleven persoon: “
Dag vriend kan jij jou vriend zeggen dat dit de positie is en zij moeten vragen of zij hier langs komen? 53.34.7710 N 005.36.9095 E Dit is de positie”. Vervolgens vraagt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] of hij de ‘pos’ heeft afgegeven en wanneer ze ongeveer gaan ‘spelen’. [medeverdachte 3] stuurt [medeverdachte 2] : “
Het moet hangen RECHTS achter!” en de hoeveelheid licht: “
Min 6 lichten liefst meer totaal” en “
Alles zit meestal aan elkaar gebonden op elk pak gewoon een lampje dan moeten we het zien”. Hierop reageert [medeverdachte 2] : “
Ok bro 3 lampen per tas beter veel dan weinig zitten paar korte lontjes bij daarom zeg ik duidelijk hier pos hier staan wij”.
19 maart 2015
[medeverdachte 2] stuurt een bericht naar [medeverdachte 3] waarin hij vraagt om “
die BSN van iedereen”. Later die dag stuurt hij het volgende bericht aan [medeverdachte 3] :
“
Broer dit ga ik doorgeven ok klopt dit allemaal?
[medeverdachte 3] [nummer 1]
[medeverdachte] [nummer 2]
[verdachte] [nummer 3]
Kramer [nummer 4]”
[medeverdachte 3] reageert door te zeggen dat het klopt.
20 maart 2015
Op de vraag van [medeverdachte 1] hoe het zit met “
die vissersboot verhaal” antwoordt [medeverdachte 2] : “
Broer we wachten nu op die joegos 1 is naar de overkant en komt einde van de maand terug dan gaan we aan tafel en jou man komt dan mee aan tafel aanhoren voor het meezitten die vissers van mij staan klaar”.
25 maart 2015
[verdachte] stuurt het volgende bericht aan [medeverdachte 3] , die dat weer doorstuurt aan [medeverdachte 2] :
“
Voor het kanaal is te heet. Hij pakt hem in het kanaal frans plat. De pos krijg ik nog. Spreek hem zaterdag weer. Vorige week zei hij binnenkort wil ik het doen maar moet f nog even over de streep trekken en dan kan het met mijn eigen bemanning. Degene die mee gaat als controle moet wel een nederlander zijn. Waar hij vist passeerde 2 weken geleden de [naam boot 1] nog. Hij heeft nog met de nachtkijker gekeken of hij wat zag hangen maar hij zag niets haha”.
[medeverdachte 3] schrijft vervolgens aan [medeverdachte 2] : “
Dus franse plat pos volgt. Is het goed zit je met die mensen?”, waarop [medeverdachte 2] antwoordt: “
Ik zit nu met hun ja ze zeggen we wachten op die pos dan en dan praten we verder en ze gaan geen 10 procent betalen”.
[medeverdachte 2] geeft ook te kennen dat ‘ze’ vragen stellen “
(…) als hoe groot is die kot en hoeveel bemanning zit er op (…)”
.
Hierop vraagt [medeverdachte 3] aan [verdachte] : “
R hoeveel mtr? Hoeveel man?”, waarop [verdachte] antwoordt: “
24m 4 man plus controleman als is 5”.
[verdachte] schrijft aan [medeverdachte 3] : “
Het is logisch als het fregat heel dicht in de buurt ligt dat hun niet gooien en wij niet [bijnaam 1] want dan zit iedereen erin. Ze moeten wel begrijpen dat niemand dit werk wil doen als ze ook moeten [bijnaam 1] als er een fregat heel dicht in de buurt ligt. We gaan voor veiligheid en niet voor een lange gratis vakantie. Ik heb dit ook nog nooit meegemaakt dat je moet [bijnaam 1] als er een fregat op je zei ligt.” En: “
Wij hebben vroeger wel vaker een pos op het allerlaatste moment veranderd als er bv te veel visserij in dat gebied was maar dat kun terplekke pas bekijken”.
30 maart 2015
[medeverdachte 2] informeert bij een contact dat hij in zijn telefoon heeft opgeslagen als ‘Yugoslavia’ over wat de huidige prijs is. Hierop ontvangt hij een foto van een stempel (zie onder) en stuurt die door naar [medeverdachte 3] met het bericht: “
Broer top handel net aangenomen voor 29”, en “
die gaan we zo doorstoten kijken wat ze ervoor betalen”. [medeverdachte 3] wil weten hoeveel er van zijn, waarna [medeverdachte 2] schrijft “
partij binnen gekomen van 250 broer en van die 250 mogen wij er 50 verkopen”.
5 april 2015
[medeverdachte 3] stuurt een bericht van [verdachte] door naar [medeverdachte 2] : “
[naam 5] is geweest en heb pos. Momenteel nog 2 weken reparatie. Als reparatie klaar is mag je plennen mits degene die nu bij hem vaart zijn vaarbevoegdheid goed is gekeurd maar dat weet ik volgende week zondag van hem want daar zou hij deze week achteraan gaan. 500 max meer kan hij niet verstoppen. Als deze goed is gegaan wil hij er nog een paar doen. Gooien kan alleen op di wo en do want vrij moet hij naar binnen en za en zon vaart hij nooit.”
18 april 2015
[medeverdachte 2] stuurt een bericht aan [medeverdachte 1] waarin hij schrijft over verschillende opties en percentages, waaronder een man die 10 procent betaalt “
om op open water over te zetten”. Ook wordt gesproken over het aantal tussenstops, waarop [medeverdachte 1] reageert: “
Ja kijk broo iets dat we zelfd heelen maal van begin tot einde kunnen invullen zou het affste ziin!!” Vervolgens spreekt [medeverdachte 2] over prijzen : “
in NL is die bruin nu 18K ongeveer maar in UK 40K euro bro uitbetaalt in NL dus is dubbel zo goed!”
5 en 10 juli 2015
[medeverdachte 2] stuurt op 5 juli 2015 aan [medeverdachte 3] : “
Oke bro! Die ene die is afgeleverd ik ga er even mee klote kijken of er wat mee gedaan kan worden”. Een uur later stuurt hij een foto naar [medeverdachte 3] , voorzien van de tekst: “
Allemaal vocht broer!”.
Vervolgens schrijft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] : “
Dus ze zijn niet goed gedroogd broer! lk ga deze opnieuw proberen te drogen en dan proberen te breken die vocht zit binnen daarom zijn die blokken zwaar Zodra een klant ze op de weegschaal zet en ze wegen meer dan 1002 gram krijgen wij al gezeik! Maar ik heb begrepen dat ze handel hoe dan ook nog weg moet want mensen moeten betaald worden!”
Op 10 juli 2015 stuurt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] : “
Schade! Dan weet je dat! Dit is niet te verkopen wat goed is is te verkopen!” [medeverdachte 2] stuurt met dit bericht twee foto’s mee:
22 en 29 juli 2015
[medeverdachte 3] stuurt op 22 juli 2015 het volgende bericht naar [medeverdachte 2] : “
Broer dit persoon voor mij even checken mogelijk kan hij werken voor ons in de toekomst. [naam 11] [geboortedatum 2] den helder.”, waarna [medeverdachte 2] deze persoonsgegevens doorstuurt naar [account 2] (hierna: [account 2] ) van een onbekend gebleven gebruiker.
[medeverdachte 2] ontvangt op 29 juli 2015 een bericht van [account 2] met de gegevens van [medeverdachte] en de boodschap dat er “
geen meldingen bij hem” zijn. Hierop antwoordt [medeverdachte 2] : “
Oke broer hij kan dus gewoon werken!”
[naam 11] is op 21 december 2017 veroordeeld voor het invoeren van 703 kilo cocaïne (in de media vaak aangeduid als 800 kilo) door op 21 januari 2015 met zijn vissersboot (de [nummer boot] ) tassen met cocaïne op te vissen en aan land te brengen.Zie ook de hiervoor genoemde berichten van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hierover op 25 februari 2015.
[medeverdachte] is op 16 mei 2018 veroordeeld voor het invoeren van 261 kilo cocaïne op 10 juni 2017 die met zijn kotter de [nummer viskotter 1] was opgevist (zie ook feit 1).
30 juli 2015
[medeverdachte 2] stuurt het volgende bericht aan [medeverdachte 1] : “
Broer dit is het verhaal omtrent die vissers: We hebben een groep vissers die op het water kunnen aannemen en opvangen dan gaat het om de botenlijnen die boven lopen en de Noordzee. Wat we nodig hebben is iemand die op containerschepen mensen heeft of een eigen boot heeft waarmee die bij de boven botenlijnen kan komen. Die vissers geven een positie af waar die boten elkaar moeten treffen als het een containerschip is dan moeten die mensen aan boord het kunnen lossen en als het een eigen boot is dan kunnen ze naast elkaar liggen en overladen. Die mensen vragen minimaal 500 stuks en dan een afhaal percentage van 10 procent mag ook minder aantallen zijn zolang zij maar 50 stuks ontvangen dus bijvoorbeeld een test van 250 stuks dan nemen zij 50 stuks als percentage ze willen ook mee zetten en geven hun inzet geld van te voren af. Als iemand op dit systeem kan werken bro dan komen er meer details zoals de coordinaten waar ze elkaar treffen en hoe de spullen verpakt moeten zijn etc ken jij mensen die op dit systeem kunnen werken bro? Dit systeem kan alleen vanaf Maart tot Oktober omdat het water dan rustig is boven met onrustig water kan het wel maar is heel moeilijk werken dus die vissers raden dat af!”
[medeverdachte 1] antwoordt: “
Ken het systeem sir yoego hebben die lyn in hun hand en crew op veel boten mensen van montengro sir die hebben die boot mensen die na zuid ameri gaan en laden ze en lossen op deze manier”.
4 augustus 2015
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] wisselen berichten uit over de vraag of de ‘paraplu’s’ geschikt zijn voor de Engelse markt. [medeverdachte 2] stuurt vervolgens: “
Broer daarvan zijn er 7 nog en ik heb nu een KLAVER voor mij liggen alleen waar let die man op? Welke punten?” Vervolgens stuurt hij een foto naar [medeverdachte 3] .
4 en 5 augustus 2015
Op 4 augustus 2015 vraagt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] of hij meedoet “
op die verhaal van 12750 dollar?” [medeverdachte 3] reageert een dag later: “
Wanneer moeten we zetten?” Hierop antwoordt [medeverdachte 2] : “
Ik ben in de ochtend alle papieren gaan afleveren broer totaal komen er 40 als het goed is waarvan ik 5 heb gezet jij reageerde gisteren en eergisteren niet op die vraag van mij dus ik dacht je vindt het niet intressant! Wil jij wel of niet meezetten op die lijn?” [medeverdachte 3] schrijft: “
3 voor mij bro”. Vervolgens [medeverdachte 2] geeft enkele details aan [medeverdachte 3] : “
Oke broer bij deze die nu gaat komen wordt het moeilijk alle plekken zijn ingevuld ik ga kijken voor jou je hoort het van mij inzet is 12750 dollar en de winst is uiteindelijk met de kosten eraf rond de 6500 euro tot 8000 euro hangt van de kwaliteit en de verkoop af! Beslis of jij hoe dan ook mee zet want dan hoef ik niet meer te vragen! Het wordt gezet in de vloer van een AKE container uit Punta Cana op de ARKE vlucht er gaat max 40 in de vloer nu gaan wij 1 container spelen de partij vanaf Punta Cana zet er 20 en dan is 20 hier verdeelt 18 stuks door de groep die de contact heeft in Punta Cana en 10 stuks door de groep die hier de uithaal contact heeft en wij zijn van de uithaal contact die 10 stuks zijn verdeeld onder ons dus! Waarvan ik er 5 heb gezet en 5 losse jongens de man 1 in die 5 van mij zit 1 voor onze vriend en 1 van dikke 3 van mij zelf! Ik doe mijn best om jou nog op deze te krijgen! De bedoeling is dat we gaan opbouwen naar 2 AKE per vlucht per week dan tikt het lekker aan!”
21 augustus 2015
[medeverdachte 2] vraagt [account 2] “
nog wat gehoord omtrent die PRADA?” Een paar uur later krijgt [medeverdachte 2] twee foto’s teruggestuurd:
[medeverdachte 2] stuurt deze foto’s door aan [medeverdachte 3] en schrijft: “
BENTLEY is weg PRADA ligt er nog maar we gaan er nu mee aan de slag!” Vervolgens wil [medeverdachte 3] weten wat ‘die prada’ kosten.Kort daarop stuurt [account 2] drie foto’s naar [medeverdachte 2] , waarna [medeverdachte 2] informeert naar de prijs.
Ook wil [medeverdachte 2] het volgende weten: “
Wat kookt ie uit? Is de geur goed? Structuur op daglicht? Gelijk hard en die knak?” Hierop wordt geantwoord: “
Kookt 8 of 9 geur is goed die ding is goed hij heeft er 16 weg gedaan vandaag hij heeft er hier 5”.
Vervolgens stuurt [medeverdachte 2] deze drie foto’s door naar [medeverdachte 3] met het bericht: “
Broer deze net aangepakt 5 stuks verkoop 29”.
1 september 2015
[medeverdachte 2] stuurt [medeverdachte 1] : “
Die kapitein en bemanning broer komen op positie die garantie geef ik zelfs maar als die mensen verkeerd gooien zonder licht of weinig balans gewicht en het verzuipt of iets anders ja daar kunnen we niets aan doen! Die mensen hadden het over 1000 stuks om de eerste keer te gooien ik praat gewoon rustig met ze broer en probeer om die klus binnen te halen zij kwamen zogenaamd met stoeltie om die tafel heen staan alsof die jongen daarvan onder de indruk moest zijn! lk zeg die vissers leg voordat we beginnen met werken met hun 600k klaar voor het geval iets fout gaat kan gelijk team pikieuw ingeschakeld worden!”
22 september 2015
[medeverdachte 2] schrijft aan [medeverdachte 3] dat hij ‘ [bijnaam 2] ’ wil zien. Hij “
wil hem zelf zien en het verhaal uitleggen wij hebben behoorlijk wat gezeik door dat grapje van jou krijg elke dag door stuur mails waar ik niet van gediend ben en wil [bijnaam 2] duidelijk maken dat het jou probleem is en niet die van hem of [naam 5] of zijn knecht en wat de bedoeling nu is met [naam 5]”. [medeverdachte 3] schrijft: “
Nogmaals het zal nooit meer gebeuren. Heb geen contact meer met hem. Vind het erg voor onze kort onstane vriendschap. Excuses.”
11 oktober 2015
[medeverdachte 2] schrijft aan een onbekend gebleven gebruiker ( [account 3] , hierna: [account 3] ): “
Broer mijn man is als het goed gaat allemaal vanaf de eerste week van December inzetbaar beneden! Op het moment vist hij boven ivm de vergunning! Die wordt eind November omgeschakeld naar beneden en dat duurt een week! De boot mag niet in het weekend komen want dan ligt hij officieel in de haven! Het werk moet gedaan kunnen worden Maandag avond dinsdag avond en het liefst zelfs Donderdagavond/nacht! De boot naam moet vooraf bekend zijn bij ons zodat wij de route en los punt kunnen bepalen in de bestaande botenlijn! Voor de eerste week van December kunnen wij niks aanpakken/opvissen beneden! Is dit duidelijk?” In een volgend bericht schrijf [medeverdachte 2] : “
Broer het volgende is ook belangrijk! Bij windkracht 6 tot 7 kan de boot niet uit varen! De havenmeester weet dat en douane ook het weer heeft niemand in de hand dan weet je dat! Mocht hij al op zee zijn aan het werk dan kan hij gewoon het werk afmaken en bij rustig weer terug varen naar de haven! Mocht hij nog moeten uit varen en het weer laat het niet toe dan moeten jou mensen in staat zijn om het goed te verstoppen aan boord en dan op de terug reis klaar staan om te gooien! Als alles goed gaat dan ontvangen jullie de spullen in een vrachtwagen met lege viskisten! Die moet ergens naar binnen kunnen rijden we gaan geen kamikaze acties doen met op een parkeerplaats etc! Is dit duidelijk broer? En wat kost het vanaf daar om mee te zetten?”
Later die dag vindt een berichtenwisseling plaats tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] waaruit blijkt dat [medeverdachte 3] een bericht door moet sturen naar [verdachte] ( [bijnaam 2] ). Ook vraagt [medeverdachte 2] : “
voor alle duidelijkheid hoe zij het werk moeten doen per hoeveel kg aantal jerrycans sterke touw aan elkaar vastgezet hoeveel lichtjes etc!” waarop [medeverdachte 3] antwoordt: “
Kannen van 30 l tegen 30 st dus een op een. Op alle [bijnaam 1] 4 licht rondom!”
[medeverdachte 2] wil weten of zijn bericht “
naar die gasten toe duidelijk is bevonden door
Goed”. [medeverdachte 2] schrijft ook aan [medeverdachte 3] dat hij nog twee mails naar ‘die joegos’ heeft gestuurd en dat hij het antwoord door zal sturen, waarna [medeverdachte 3] het door moet sturen naar [verdachte] om te “
bevestigen dat alles klopt”. [medeverdachte 2] schrijft aan [account 3] : “
Jullie zijn verantwoordelijk voor het contact met mensen aan boord wij zijn verantwoordelijk om op de afgesproken positie die dag klaar te staan!”
Ook laat [medeverdachte 2] aan [account 3] weten: “
Broer die satteliet telefoons prepaid zijn heel belangrijk voor het contact! In die gebied wordt de marifoon afgeluisterd van iedereen! Hebben jullie die satteliet telefoons al in bezit?[account 3] antwoordt hierop: “
Bro sateliet telefoons hebben we liggen gewoon ... moet alleen nieuwe activeerde simkaarten”. [medeverdachte 2] reageert met: “
Oke broer maar 1 moet aan boord zijn he bij die personen die het gaan gooien! Heb net begrepen dat het contact leggen echt belangrijk is vandaar dat ik jou mail! 1 satteliet telefoon met ons mee met jou man op ons bootje! 1 op de grote schip met de mensen die het gaan gooien!”
Vervolgens stuurt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] : “
Oke wel kut als ze personeel hebben op de [naam boot 1] ! Maar goed ik ga het doorgeven! Wij gooien 100 mee dikke ik en vriend!” Hierop stuurt [medeverdachte 3] : “
Dus 200 al van onze kant dus? Jullie en wij?” Kort hierna stuurt [medeverdachte 3] een bericht van [verdachte] (‘ [bijnaam 3] ’) door aan [medeverdachte 2] : “
Geen [naam boot 1] . [naam 5] is al 2x door het oog van de naald gegaan met [naam boot 1] . Dus zij is geen optie voor [naam 5] Er zijn meerdere die deze kant opgaan dus geen verrassingen”. Hierop stuurt [medeverdachte 2] een bericht aan [account 3] : “
Broer het mag geen MSC [naam boot 1] zijn op die schip zit een vloek! Dan weet je dat!”.
Met [naam 5] wordt vermoedelijk [naam 5] bedoeld. Hij heeft verklaard twee keer gecontroleerd te zijn in de buurt van de MSC [naam boot 1] , in Harlingen en in België.Dit wordt bevestigd door inlichtingen van de Belgische autoriteiten.
15 oktober 2015
[medeverdachte 2] vraagt aan [medeverdachte 3] hoeveel zij nu totaal doen: “
82 stuks?” wat [medeverdachte 3] bevestigt. [verdachte] (‘ [bijnaam 3] ’) wil weten of zij hun inzet ook terugkrijgen “
als het aan hun kant gepakt wordt”. [medeverdachte 2] stuurt [medeverdachte 3] een berekening: “
Ik heb 82 x 5040 maakt 413.280 liggen van jullie plus 2,5 procent over 413.280 maakt 10.332 klopt dat?”
In de mailbox van [medeverdachte 2] staat een notitie dat met ‘de joego groep’ een verdeling van 50/50 wordt aangehouden en dat een bankier verantwoordelijk is voor het geld. Deze bankier vraagt 2,5 procent borgstelling/garantiestelling. “
Het opzetten kost 1000 euro per blok aan de matrozen! Het spul kost 3500 euro! Het versturen kost 12 procent totaal kom je op 5040 euro met opzet en spul en versturen!”
18 oktober 2015
[medeverdachte 3] stuurt aan [medeverdachte 2] : “
N heeft 4 boten!!! N is de beste klaar.” Even later vraagt [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] : “
Gaat er een joego man mee aan boord? Om te kijken bij ons?”, waarop [medeverdachte 2] antwoordt: “
Ja 1 van ons 1 van hun! Die verantwoordelijk is voor de communicatie als die ene van ons zeg bro ze hebben verkeerd gegooid of iets dergelijks betalen wij niks uit!”. [medeverdachte 3] stuurt: “
Gooien met licht gaat wel meestal wel goed. De kijker is belangrijk die moet voorop blijven staan en de kapitein de goede kant op blijven sturen. Net zolang.”.
26 november 2015
[medeverdachte 3] vraagt aan [medeverdachte 2] of hij kan “
zetten in equador die haven quaciel? Achter de deur?” [medeverdachte 2] antwoordt: “
Ja als het goed is wel maar op welke kade daar? Of met welke schip? MSC dergelijke?”.
In de aangehaalde berichten wordt gesproken over vissers, schepen en personen die in verband kunnen worden gebracht met de invoer van harddrugs. De drie verdachten bespreken locaties, het in zee gooien en opvissen van goederen en de manier waarop de goederen verpakt moeten worden. Er wordt gesproken over andere mensen waarmee zaken gedaan moeten worden, over bedragen die worden ingezet, welke partij het risico draagt, de prijs van ‘het spul’ en het versturen ervan, berekeningen van te verwachten kosten en opbrengsten. Bij sommige berichten zitten foto’s van zeer waarschijnlijk harddrugs gezien het verpakkingsmateriaal, de stempels en de context van de berichten. Ook wordt in de berichten gesproken over het nat worden van blokken, waardoor ze meer dan 1000 gram wegen en schade wordt geleden. De rechtbank stelt op grond van deze berichten in onderlinge samenhang bezien vast dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] in de periode februari tot en met november 2015 regelmatig contact hebben gehad met elkaar over de handel in en de invoer van harddrugs.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de door de verdediging geopperde grootspraak. De inhoud van verschillende berichten wordt zoals hiervoor weergegeven, ondersteund door feitelijke gebeurtenissen of andere omstandigheden. Bovendien heeft geen van de verdachten een verklaring gegeven voor de inhoud van de verzonden en/of ontvangen berichten die verder strekt dan dat de berichten niet van hen afkomstig zijn dan wel eenvoudigweg niet waar (kunnen) zijn.
Juridisch kader criminele organisatie artikel 11b Opiumwet
Op basis van de wet en de vaste rechtspraak over dit onderwerp moet een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet aan een aantal eisen voldoen. Het moet gaan om (1) een samenwerkingsverband van tenminste twee personen met (2) een zekere duurzaamheid en (3) structuur die (4) als doel heeft het invoeren, vervoeren, handelen of aanwezig hebben van harddrugs, dan wel voorbereidingshandelingen daartoe. Voor deelneming (5) aan zo’n organisatie is in het algemeen vereist dat de verdachte tot de organisatie behoort en dat de verdachte een aandeel heeft in of gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het doel van de organisatie.
Gelet op de hiervoor besproken berichten was sprake van een samenwerkingsverband tussen in ieder geval [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] (1). Gedurende een periode van tien maanden was er, zowel direct als indirect, regelmatig contact tussen de verdachten, waarin werd gepraat over verdovende middelen. Hiermee is ook voldaan aan de eis van een zekere duurzaamheid (2). Binnen dit samenwerkingsverband was sprake van een hiërarchische structuur, waarin elke verdachte een andere rol vertolkte (3). [medeverdachte 2] had het contact met de leveranciers van de harddrugs en ging over de financiën. [medeverdachte 3] was een enigszins ondergeschikte partner van [medeverdachte 2] en de link tussen het transport van en het naar binnen halen van de drugs. Hij kreeg informatie van [medeverdachte 2] over transporten of harddrugs en gaf [medeverdachte 2] details over de werkwijze van het ‘gooien’ van de harddrugs. Ook werd hij door [medeverdachte 2] in de gelegenheid gesteld om ‘mee te zetten’ met bepaalde transporten. Ten slotte was hij de tussenpersoon tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] , waarbij die laatste het contact met de vissers onderhield. Ook gaf [verdachte] , via [medeverdachte 3] , cruciale informatie voor het slagen van een transport aan [medeverdachte 2] . Zo stuurde hij coördinaten door waar de drugs in zee moesten worden gegooid, zodat deze op die locatie konden worden opgevist.
Uit de berichten blijkt ook dat de organisatie het doel had om te handelen in harddrugs, harddrugs in te voeren en voor beide doelen voorbereidingen te treffen.(4) De berichten werden daarnaast versleuteld verzonden via zogenoemde PGP-telefoons. Verdachten hebben voor deze dure en ingewikkelde manier van communiceren geen bevredigende verklaring gegeven.
De rechtbank is ten slotte ook van oordeel dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] aan deze organisatie hebben deelgenomen (5). Uit de berichten en de hiervoor besproken rolverdeling blijkt dat elke verdachte wist van het doel van de organisatie en een eigen bijdrage leverde aan de verwezenlijking daarvan.
Omdat de berichten die het bewijs vormen voor de deelname aan de criminele organisatie van februari 2015 tot en met november 2015 zijn en in het dossier geen stukken zitten waaruit blijkt dat de organisatie daarna op dezelfde manier is voortgezet, kan dit feit alleen voor die periode in 2015 worden bewezen. Voor de tenlastegelegde periode van december 2015 tot en met juni 2017 worden verdachten vrijgesproken.