3.3.1Bewijsoverwegingen
Feit 1, eerste, tweede, derde, vierde gedachtestreepjes
De rechtbank acht deze feiten bewezen op grond van de aangiftes, de camerabeelden en de herkenningen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de herkenningen en acht deze betrouwbaar.
Ten aanzien van het vierde gedachtestreepje geldt het volgende in het bijzonder. Er is aangifte gedaan van inbraak waarbij onder andere trays met blikjes zijn weggenomen. Op de camerabeelden wordt verdachte binnen het tijdsbestek waarin de inbraak heeft plaatsgevonden gezien met een deel van de buit – namelijk met trays met blikjes – en hij heeft hierover geen verklaring willen afleggen. Op grond hiervan acht de rechtbank bewezen dat verdachte één van de daders is die heeft ingebroken bij de kiosk.
Feiten 2 en 3 (poging inbraak en poging overval [naam kledingzaak] )
Feiten en omstandigheden
In de nacht van 3 juli 2018 is er geprobeerd in te breken bij kledingzaak [naam kledingzaak] in [plaats] . Op de camerabeelden is te zien dat er drie personen met donkere kleding op twee scooters aan komen rijden en stoppen bij het pand van [naam kledingzaak] . Verdachten 1 en 2 hebben een wit doek bij zich dat zij op de grond leggen. Verdachten 1 en 3 hebben zwarte vierkante voorwerpen vast, hetgeen later putdeksels blijken te zijn, en gooien deze tegen de ramen van het pand van [naam kledingzaak] . Vervolgens slaan alle verdachten tegelijk met de putdeksels tegen de ramen van het pand. Verdachte 1 geeft nog een trap tegen de ramen van het pand. Op een gegeven moment loopt verdachte 3 weg en staat op de kruising. Opeens laten verdachte 1 en 2 de putdeksels vallen, pakken de witte doeken en rennen richting de scooters. De verdachten rijden weg.
Op 4 juli 2018 is [naam eigenaar] , eigenaar van [naam kledingzaak] , aan het werk in de winkel, samen met een vertegenwoordiger en een medewerker, [naam medewerker] (ook wel: [naam medewerker] ). [naam eigenaar] ziet drie jongens, waarvan twee met bedekte gezichten, op één scooter voor de winkel stoppen. Hij weet meteen dat zij de winkel komen overvallen. Twee van de jongens rennen de winkel binnen. Zij hebben een grote zak of laken vast. [naam eigenaar] houdt een hockeystick vast en roept tegen de jongens: “Oprotten, wegwezen”. De twee jongens rennen naar buiten. Op dat moment komt een derde jongen met de scooter aangereden. Terwijl de twee jongens naar de scooter rennen en [naam eigenaar] hen achtervolgt, verliest één van hen zijn telefoon die op straat valt. Eén van de jongens roept: “Pak die hamer, pak die hamer, steek hem, steek hem”. Getuige [naam getuige] ziet dat één van de jongens een oranje life hammer in zijn handen heeft. Vervolgens pakt de ene jongen zijn telefoon van straat en rijden zij met zijn drieën op de scooter weg.
Daderschap
Gelet op de aangifte, de camerabeelden, de processen-verbaal van herkenning en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank bewezen dat verdachte één van de daders is geweest bij de poging overval op 4 juli 2018.
De camerabeelden van de poging inbraak op 3 juli 2018 en de poging overval op 4 juli 2018 zijn met elkaar vergeleken. Bij beide incidenten is sprake van drie daders. Bij beide incidenten hebben de daders een doek of laken bij zich, dat in de buddyseat van de scooter lag. Eén van de scooters die de daders op 3 juli 2018 gebruiken toont gelijkenis met de scooter die de daders op 4 juli 2018 gebruiken. De kleding die door de daders op de verschillende dagen gedragen wordt toont gelijkenissen. Op grond hiervan hebben verbalisanten een sterk vermoeden dat de poging inbraak op 3 juli 2018 en de poging overval op 4 juli 2018 door dezelfde personen is gepleegd.
Eén van de daders draagt op beide dagen een soortgelijke groenkleurige jas, met capuchon, van het merk ‘The North Face’. Deze persoon heeft op beide dagen schoenen aan met een zilverkleurige baan of rits aan de zijkanten van deze schoen. Deze persoon toont ook op beide beelden overeenkomsten qua postuur en heeft op beide beelden een doek of laken vast waar de kleuren rood en wit in voorkomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een groene The North Face jas droeg tijdens de poging overval bij [naam kledingzaak] op 4 juli 2018.
Verschillende verbalisanten hebben op de camerabeelden van de poging tot overval op 4 juli 2018 drie personen herkend, namelijk verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Ook hebben verschillende verbalisanten verdachte en [medeverdachte 2] herkend als twee van de daders van de poging tot inbraak op 3 juli 2018.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat zij de herkenningen betrouwbaar acht. De verbalisanten hebben nauwkeurig aangegeven op grond van welke kenmerken zij verdachte hebben herkend en op grond van welke hoedanigheid zij bekend zijn met verdachte.
De rechtbank is op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien en voornamelijk gelet op de gelijkenissen in de werkwijze van de daders op 3 juli en 4 juli 2018, van oordeel dat het niet anders kan dan dat de poging inbraak op 3 juli 2018 en de poging overval op 4 juli 2018 door dezelfde combinatie van personen is gepleegd. De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte één van de daders is geweest bij zowel de poging inbraak op 3 juli 2018 als de poging overval op 4 juli 2018.
Medeplegen
De rechtbank acht bewezen dat de poging inbraak op 3 juli 2018 door twee of meer verenigde personen is gepleegd. Verdachten komen tezamen aan. Op de beelden is te zien dat alle verdachten uitvoeringshandelingen verrichten. Zij gooien immers alle drie putdeksels tegen de ramen van het pand gooien. Vervolgens vluchten zij tezamen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank acht tevens bewezen dat de poging overval op 4 juli 2018 door twee of meer verenigde personen is gepleegd. Drie verdachten komen gezamenlijk op één scooter aan. Verdachte en een mededader rennen samen de winkel in met een doek. Vervolgens vluchten de drie verdachten gezamenlijk op één scooter. Verdachte vervult een essentiële rol in het kader van de uitvoering van de overval. De voornoemde handelingen van de verdachte en zijn medeverdachten droegen het karakter van een gezamenlijk ondernomen poging en daarmee van een gezamenlijke uitvoering. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
Bedreiging met geweld
Uit de aangifte blijkt dat één van de daders de woorden heeft geroepen: “Pak die hamer, pak die hamer, steek hem, steek hem.” De bedreiging met geweld is geuit op het moment dat de daders naar de scooter vluchtten. Door een getuige is gezien dat één van de daders een oranje life hammer in zijn hand had. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de bedreiging met geweld is geuit om de vlucht mogelijk te maken. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de aangifte en merkt op dat niet elk bewezenverklaard bestanddeel een ondersteunend bewijsmiddel vereist.