4.3.2Bewijsoverwegingen overige feiten
Zaak A feit 1 (diefstal scooter [benadeelde partij 1] )
De rechtbank acht dit feit bewezen op grond van de aangifte, de camerabeelden en de herkenning. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de herkenning en acht deze betrouwbaar. Ook indien de omschrijving “gezet” destijds niet van toepassing zou zijn geweest op verdachte, neemt dit niet weg dat verdachte is aangehouden lopende in dezelfde richting en met dezelfde kleding als de jongen die volgens de getuige bij het zien van de politie bij de gestolen scooter vandaan rende.
Zaak A feit 2 (heling motoronderdelen [benadeelde partij 2] )
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat niet tot een bewezenverklaring van heling kan worden gekomen, indien de overtuiging bestaat dat verdachte degene is die de diefstal heeft gepleegd. De door de raadsman bepleite conclusie dat ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten volgen is slechts aan de orde indien heling is ten laste gelegd terwijl bewijsmiddelen uit het dossier tot het oordeel dwingen dat verdachte de betreffende zaak heeft gestolen. Het dossier bevat echter geen enkel bewijs dat tot het oordeel dwingt dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de motor(onderdelen).
De rechtbank acht op grond van de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen van binnentreden de opzetheling bewezen ten aanzien van het frame met groen gespoten voorkap en de wielveer. Uit de aangifte blijkt dat aangever deze onderdelen heeft herkend als afkomstig van zijn motorscooter. Verdachte heeft geen enkele verklaring willen afleggen over de herkomst van de in zijn tuin aangetroffen motoronderdelen. De rechtbank gaat er op grond van het voorgaande van uit dat verdachte wist dat de onderdelen van een misdrijf afkomstig waren. Verdachte zal van de overige tenlastegelegde onderdelen worden vrijgesproken.
Zaak A feit 3 (poging inbraak [adres 1] )
De rechtbank acht dit feit bewezen op grond van de aangifte, de camerabeelden en de herkenning. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de herkenning en acht deze betrouwbaar. De rechtbank heeft ook zelf kunnen vaststellen dat het verdachte is die op de still van de camerabeelden te zien is.
Zaak A feit 4 (diefstal motor [benadeelde partij 3] )
Uit de aangifte blijkt dat de motor van [benadeelde partij 3] op 1 oktober 2017 tussen 00:30 uur en 09:30 uur is gestolen, waarbij het slot is doorgeslepen of geknipt. Op camerabeelden is te zien dat drie jongens de gestolen motor op 1 oktober 2017 om 04:59 uur de parkeergarage van [adres 2] te [woonplaats] in rijden. Verschillende verbalisanten herkennen verdachte op de beelden die daarvan zijn gemaakt. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de herkenningen en acht deze betrouwbaar. Gelet op het korte tijdsbestek tussen de diefstal en het stallen van de motor in de parkeergarage – maximaal vierenhalf uur – en het feit dat verdachte geen enkele verklaring heeft gegeven hoe hij anders aan deze motor zou zijn gekomen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is die de motor heeft gestolen door middel van verbreking. Op grond van de aangifte, de camerabeelden en de herkenning acht de rechtbank dit feit bewezen.
Zaak B feit 1 (voorhanden hebben wapen)
Op grond van het proces-verbaal van bevindingen, de getuigenverklaring en het proces-verbaal van onderzoek wapen acht de rechtbank dit feit bewezen. Een getuige heeft gezien dat verdachte het wapen in zijn hand had en op het hoofd van [slachtoffer] richtte. Ook is gezien dat verdachte het wapen van de grond raapte en in zijn jaszak stopte. Vervolgens is het wapen op aanwijzen van verdachte in de woning van verdachte aangetroffen. De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat het wapen in de beschikkingsmacht van verdachte was. Dat het wapen aan [slachtoffer] toebehoorde doet daarvoor niet ter zake.
Zaak B feit 2, eerste, tweede, derde, vijfde, zesde gedachtestreepjes (meerdere diefstallen)
De rechtbank acht deze feiten bewezen op grond van de aangiftes, de camerabeelden en de herkenningen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de herkenningen en acht deze betrouwbaar.
Zaak B feit 3 (heling handbogen)
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat niet tot een bewezenverklaring van heling kan worden gekomen, indien de overtuiging bestaat dat verdachte degene is die de diefstal heeft gepleegd. De door de raadsman bepleite conclusie dat ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten volgen is slechts aan de orde indien heling is ten laste gelegd terwijl bewijsmiddelen uit het dossier tot het oordeel dwingen dat verdachte de betreffende zaak heeft gestolen. Het dossier bevat echter geen enkele aanwijzing dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de handbogen.
De rechtbank acht op grond van de aangifte, het proces-verbaal over de marktplaats bevindingen en het proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagname dit feit bewezen. De handbogen die de aangever herkent als zijnde de gestolen handbogen worden op marktplaats aangeboden door een persoon die als contactadres opgaf [geboortegegevens] te [woonplaats] . Verdachte staat op dit adres ingeschreven. De gestolen handbogen zijn in de woning van verdachte aangetroffen. Op de handbogen zaten stickers van de sportvereniging waar de handbogen zijn gestolen. Verdachte heeft geen verklaring willen afleggen over de herkomst van de handbogen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat de handbogen van een misdrijf afkomstig waren.
Zaak B feiten 4 en 5 (poging inbraak en poging overval [benadeelde partij 4] )
Feiten en omstandigheden
In de nacht van 3 juli 2018 is er geprobeerd in te breken bij kledingzaak [benadeelde partij 4] in Zwanenburg. Op de camerabeelden is te zien dat er drie personen met donkere kleding op twee scooters aan komen rijden en stoppen bij het pand van [benadeelde partij 4] . Verdachten 1 en 2 hebben een wit doek bij zich dat zij op de grond leggen. Verdachten 1 en 3 hebben zwarte vierkante voorwerpen vast, hetgeen later putdeksels blijken te zijn, en gooien deze tegen de ramen van het pand van [benadeelde partij 4] . Vervolgens slaan alle verdachten tegelijk met de putdeksels tegen de ramen van het pand. Verdachte 1 geeft nog een trap tegen de ramen van het pand. Op een gegeven moment loopt verdachte 3 weg en staat op de kruising. Opeens laten verdachte 1 en 2 de putdeksels vallen, pakken de witte doeken en rennen richting de scooters. De verdachten rijden weg.
Op 4 juli 2018 is [naam eigenaar] , eigenaar van [benadeelde partij 4] , aan het werk in de winkel, samen met een vertegenwoordiger en een medewerker, [naam medewerker] (ook wel: [naam medewerker] ). [naam eigenaar] ziet drie jongens, waarvan twee met bedekte gezichten, op één scooter voor de winkel stoppen. Hij weet meteen dat zij de winkel komen overvallen. Twee van de jongens rennen de winkel binnen. Zij hebben een grote zak of laken vast. [naam eigenaar] houdt een hockeystick vast en roept tegen de jongens: “Oprotten, wegwezen”. De twee jongens rennen naar buiten. Op dat moment komt een derde jongen met de scooter aangereden. Terwijl de twee jongens naar de scooter rennen en [naam eigenaar] hen achtervolgt, verliest één van hen zijn telefoon die op straat valt. Eén van de jongens roept: “Pak die hamer, pak die hamer, steek hem, steek hem”. Getuige [getuige 1] ziet dat één van de jongens een oranje life hammer in zijn handen heeft. Vervolgens pakt de ene jongen zijn telefoon van straat en rijden zij met zijn drieën op de scooter weg.
Daderschap
Op de camerabeelden van de voorzijde van de winkel van [naam eigenaar] van 4 juli 2018 is te zien dat de overvallers omstreeks 11:23 uur wegrijden op een scooter met kenteken [kenteken] . Getuige [getuige 2] ziet op 4 juli 2018 omstreeks 11:25 uur een scooter met hoge snelheid rijden en vervolgens twee jongens met versnelde pas lopen. Eén van deze jongens heeft een doek in zijn hand. [getuige 2] ziet dat deze twee jongens een box met een gele deur aan de [adres 3] binnengingen. Zij vermoedt dat de jongen met de scooter daar ook naar binnen is gegaan. Op 6 juli 2018 wordt achter de centrale toegangsdeur van de kelderbergingen van de [adres 3] een scooter aangetroffen met kenteken [kenteken] . Op het adres [adres 3] staat [medeverdachte 1] ingeschreven. [medeverdachte 1] is samen met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] herkend op camerabeelden van een inbraak bij een kiosk op 4 juli 2018 (zaak B feit 2, zesde gedachtestreepje). In de garagebox die hoort bij [adres 3] worden diverse kledingstukken aangetroffen, waaronder een groene jas van het merk The North Face, een zwartkleurige jas, een donkerkleurige trainingsbroek met witte strepen, een zwarte lederen handschoen en grijskleurige handschoenen met oranje tinten die in elkaar gefrommeld zijn. Een mengprofiel van DNA van onder meer verdachte wordt aangetroffen op de donkerkleurige trainingsbroek met witte strepen en de handschoenen. Op de overige kledingstukken wordt het DNA van [medeverdachte 2] (donkergroene jas van The North Face) en [medeverdachte 3] (handschoenen) aangetroffen.
Op de camerabeelden van de poging inbraak op 3 juli 2018 is te zien dat één van de daders een broek draagt die gelijkenissen vertoont met de donkerkleurige trainingsbroek die is aangetroffen in de box van [medeverdachte 1] . Verder is op camerabeelden van een diefstal uit een kiosk te zien dat verdachte een identieke broek draagt als aangetroffen in de box van [medeverdachte 1] . Op de camerabeelden van de poging overval op 4 juli 2018 is te zien dat de bestuurder van de scooter onder andere donkerkleurige schoenen met geelkleurige veters droeg. Een verbalisant ziet in politieregistraties van verdachte dat hij verdacht werd van een inbraak in een ander onderzoek. In dat onderzoek werd vastgesteld dat verdachte donkere schoenen met gele veters draagt, die bij een huiszoeking bij verdachte zijn aangetroffen.
Verschillende verbalisanten hebben op de camerabeelden van de poging tot overval op 4 juli 2018 drie personen herkend. Verdachte is herkend als de bestuurder van de scooter. De andere twee zijn herkend als zijnde [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Verschillende verbalisanten hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] herkend als twee van de daders van de poging tot inbraak op 3 juli 2018.
De camerabeelden van de poging inbraak op 3 juli 2018 en de poging overval op 4 juli 2018 zijn met elkaar vergeleken. Bij beide incidenten is sprake van drie daders. Bij beide incidenten hebben de daders een doek of laken bij zich, dat in de buddyseat van de scooter lag. Eén van de scooters die de daders op 3 juli 2018 gebruiken toont gelijkenis met de scooter die de daders op 4 juli 2018 gebruiken. De kleding die door de daders op de verschillende dagen gedragen wordt toont gelijkenissen. Op grond hiervan hebben verbalisanten een sterk vermoeden dat de poging inbraak op 3 juli 2018 en de poging overval op 4 juli 2018 door dezelfde personen is gepleegd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat zij de herkenningen betrouwbaar acht. De verbalisanten hebben nauwkeurig aangegeven op grond van welke kenmerken zij verdachte hebben herkend en op grond van welke hoedanigheid zij bekend zijn met verdachte.
De rechtbank is op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien en voornamelijk gelet op de gelijkenissen in de werkwijze van de daders op 3 juli en 4 juli 2018, van oordeel dat het niet anders kan dan dat de poging inbraak op 3 juli 2018 en de poging overval op 4 juli 2018 door dezelfde combinatie van personen is gepleegd. De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte één van de daders is geweest bij zowel de poging inbraak op 3 juli 2018 als de poging overval op 4 juli 2018.
Medeplegen
De rechtbank acht bewezen dat de poging inbraak op 3 juli 2018 door twee of meer verenigde personen is gepleegd. Verdachten komen tezamen aan. Op de beelden is te zien dat alle verdachten uitvoeringshandelingen verrichten. Zij gooien immers alle drie putdeksels tegen de ramen van het pand. Vervolgens vluchten zij tezamen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
De rechtbank acht tevens bewezen dat de poging overval op 4 juli 2018 door twee of meer verenigde personen is gepleegd. Verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] komen gezamenlijk op één scooter aan. Verdachte wacht buiten op de scooter als de medeverdachten de winkel inrennen met een doek. Vervolgens vluchten zij gezamenlijk op één scooter. Verdachte vervult een essentiële rol in het kader van de uitvoering van de overval. De voornoemde handelingen van de verdachte en zijn medeverdachten droegen het karakter van een gezamenlijk ondernomen poging en daarmee van een gezamenlijke uitvoering. Hierbij speelt een rol dat deze zelfde dadergroep de dag ervoor al een poging inbraak heeft gepleegd bij dezelfde winkel en het kennelijk een gezamenlijk plan is geweest de volgende dag terug te gaan en alsnog hun slag te slaan. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
Bedreiging met geweld
Uit de aangifte blijkt dat één van de daders de woorden heeft geroepen: “Pak die hamer, pak die hamer, steek hem, steek hem.” De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de bedreiging met geweld is aangewend om de gevallen telefoon te kunnen oprapen, niet om de vlucht mogelijk te maken. De rechtbank acht het volstrekt onaannemelijk dat verdachten de life hammer hebben meegenomen om het bezit van hun telefoons te beschermen. De bedreiging met geweld is geuit op het moment dat de daders naar de scooter vluchtten en [naam eigenaar] hen met een hockeystick achterna zat. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de bedreiging met geweld is geuit om de vlucht mogelijk te maken.