5.3Oordeel van de rechtbank
In zijn arrest van 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (Aranyosi en Căldăraru), punt 78) heeft het Europese Hof van Justitie voorop gesteld dat het beginsel van wederzijds vertrouwen vereist dat elk van de lidstaten, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uitgaat dat alle andere lidstaten het Unierecht en, meer in het bijzonder, de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen.
Dergelijke uitzonderlijke omstandigheden doen zich voor indien de uitvoerende rechterlijke autoriteit bewijzen heeft dat er in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld. In dat geval moet zij beoordelen of dit gevaar in geval van overlevering voor de opgeëiste persoon aanwezig is. Bij haar oordeel moet zij zich allereerst baseren op objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden die heersen in de uitvaardigende lidstaat en die kunnen duiden op gebreken die hetzij structureel of fundamenteel zijn, hetzij bepaalde groepen van personen raken, hetzij bepaalde detentiecentra betreffen (Aranyosi en Căldăraru, punten 88-89).
De rechtbank heeft in dit verband kennis genomen van het rapport van het CPT van 19 april 2017, dat ziet op een bezoek aan penitentiaire inrichtingen in het Verenigd Koninkrijk van 30 maart tot 12 april 2016.
De gegevens die in dit rapport zijn opgenomen zijn verontrustend, in het bijzonder wat betreft hetgeen daarin is vermeld over de materiële condities, overbevolking en onveiligheid in de bezochte detentie-instellingen (
Doncaster Prison en Pentonville Prison), mede door een gebrek aan personeel en een daarmee samenhangende
lack of purposeful regimes, waardoor een groot aantal gedetineerden het grootste deel van de dag (21,5 dan wel 22,5 uur) op hun cel verbleef.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het antwoord op dit CPT- rapport van het Verenigd Koninkrijk van 23 januari 2018. Gelet op hetgeen hierin is vermeld is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs voor het aannemen van een reëel gevaar ten aanzien van de genoemde detentie-instellingen.
Uit jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), in het bijzonder het arrest van 20 oktober 2016, met kenmerk: 7334/13 (Muršić/Kroatië), volgt dat er wat betref de materiële condities een minimummaatstaf geldt van 3 m2 ‘floor space’ per gedetineerde in geval van ‘multi-occupancy accommodation’. Als er in geval van ‘multi-occupancy accommodation’ sprake is van minder dan 3 m2 ‘personal space’, levert dit een ‘strong presumption’ op dat de detentieomstandigheden vernederend zijn in de zin van artikel 3 EVRM/artikel 4 Handvest.
Van een dergelijke situatie is ten aanzien van de genoemde detentie-instellingen geen sprake. Uit het CPT-rapport blijkt dat in
Pentonville Prisonin meerpersoonscellen sprake is van 4 m2
personal space, terwijl ten aanzien van
Doncaster Prisoneen
personal spacevan 3,5 tot 4,5 m2 wordt genoemd.
Voor deze laatste categorie is van belang, dat in het genoemde arrest van het EHRM van 20 oktober 2016 is bepaald dat in het geval dat sprake is van een
personal spacevan 3m2 tot 4 m2 ook de overige detentieomstandigheden in de beoordeling moeten worden betrokken.
In dergelijke gevallen heeft het EHRM alleen een schending van artikel 3 EVRM vastgesteld
‘if the space factor was coupled with other aspects of inappropriate physical conditions of detention related to, in a particular context, access to outdoor exercise, natural light or air, availability of ventilation, adequacy of heating arrangements, the possibility of using the toilet in private, and compliance with basic sanitary and hygienic requirements’(Muršić/Kroatië, § 106).
Gelet op het antwoord van het Verenigd Koninkrijk van 23 januari 2018 is niet gebleken dat de overige detentieomstandigheden thans dusdanig zijn dat een reëel risico moet worden aangenomen. Uit het antwoord blijkt dat er, na het bezoek van het CPT, in
Doncaster Prisonconcrete maatregelen zijn genomen om aan aanbevelingen van het CPT tegemoet te komen, in het bijzonder wat betreft de personeelsbezetting en de veiligheid. In het antwoord is vermeld dat er sinds mei 2016 ook daadwerkelijk een afname van het aantal gewelddadige incidenten is geweest. Verder heeft in
Doncaster Prisoneen
review of the core dayplaatsgevonden om tot een grotere deelname door gedetineerden aan activiteiten buiten de cel te komen (vermeld is dat de tijd die buiten de cel wordt doorgebracht thans meer dan 8 uur bedraagt voor gedetineerden die
full-timedeelnemen aan activiteiten en meer dan 2,5 uur voor gedetineerden die niet deelnemen) en wordt er wat betreft de
sanitaire annexesthans regelmatig gecontroleerd of de afscheiding daarvan is voorzien van
privacy curtains,
De rechtbank concludeert derhalve dat zij niet over bewijzen beschikt over de detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk waaruit een reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden in gevangenissen in het Verenigd Koninkrijk volgt. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de beoordeling of voor de opgeëiste persoon een dergelijk reëel gevaar bestaat.
De rechtbank verwerpt het primaire verweer en wijst het subsidiaire verzoek af.