ECLI:NL:RBAMS:2018:8614

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1988
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag om vergoeding van extra uren rechtsbijstand in een feitelijk complexe zaak

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.M. Rombouts, een aanvraag ingediend voor vergoeding van extra uren rechtsbijstand, die door de Raad voor Rechtsbijstand was afgewezen. De rechtbank Amsterdam heeft op 4 december 2018 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. Eiser stelde dat zijn zaak feitelijk complex was, onder andere vanwege de omvang van het dossier, de aard van de beschuldigingen en de getuigenverhoren. De verweerder had echter onvoldoende gemotiveerd waarom er geen sprake was van een feitelijk complexe zaak, ondanks de door eiser aangedragen omstandigheden. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet deugdelijk had gemotiveerd dat er zich geen drie of meer van de in het beleid genoemde omstandigheden voordoen die de zaak feitelijk complex maken. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het griffierecht vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/1988

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. P.M. Rombouts),
en

de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om vergoeding van extra uren rechtsbijstand ten behoeve van [naam 1] afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 9 februari 2018 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 14 maart 2018 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2018. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder is niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft verweerder op 15 september 2017 verzocht om in totaal 30 uur extra aan de zaak te mogen werken.
Standpunt verweerder
2. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen en hierbij verwezen naar het advies van de Commissie voor Bezwaar van de Raad voor Rechtsbijstand (Commissie) van 1 februari 2018. In het advies is aangegeven dat de feiten en omstandigheden geen aanleiding geven voor het oordeel dat sprake is van bijzondere rechtsvragen met de behartiging waarvan veel meer tijd dan gemiddeld gemoeid is of van een omvangrijk juridisch relevant feitencomplex. Daarbij is in aanmerking genomen dat het strafbare feit waarvan rechtzoekende wordt verdacht in zijn algemeenheid niet als juridisch of feitelijk complex kan worden gekenschetst. Ook kan met 414 pagina’s niet worden gesproken van een omvangrijk dossier. Werkzaamheden met betrekking tot de voorlopige hechtenis merkt de Commissie niet aan als uitzonderlijk van aard. Werkzaamheden met betrekking tot het bijwonen van getuigenverhoren vormen op zichzelf geen aanwijzing dat van een gecompliceerde zaak sprake is. Dat door de benadeelde een vordering is ingediend dan wel dat meerdere vorderingen zijn ingediend, vormt volgens de Commissie evenmin aanleiding tot het toekennen van extra uren. Een dergelijke vordering is doorgaans eenvoudig van aard. Eiser heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt waarom een en ander onderhavige zaak compliceert. Datzelfde geldt voor de verhoogde mediabelangstelling. Niet valt in te zien waarom de veroordeling van de rechtzoekende in een eerdere zaak de onderhavige zaak complex maakt.
Standpunt eiser
3. Eiser voert aan dat wel sprake is van een feitelijk complexe strafzaak. Hiertoe acht eiser van belang dat het dossier te gelden heeft als omvangrijk, mede gelet op de rol van cliënt en zijn proceshouding. Ook betreffen de tenlastegelegde feiten ernstige beschuldigingen. De omvang van de getuigenverhoren was bovengemiddeld. Met die verhoren waren reeds ruim twaalf uren gemoeid. De zaak is op twee zittingen behandeld waarmee aardig wat tijd gemoeid was. Verder was volgens eiser sprake van verzwarende omstandigheden. Die waren er in gelegen dat er meerdere (complexe) vorderingen van benadeelde partijen waren ingediend en dat er voor de zaak veel mediabelangstelling was. In het advies van de Commissie worden de gestelde omstandigheden ofwel weggeschreven of ze worden onbesproken gelaten. Tot slot merkt eiser nog op dat er oprechte zorg heerst en ook wel enige verontwaardiging over het door verweerder gevoerde beleid. In de afgelopen periode zijn er op zijn kantoor meerdere zaken behandeld waarin de tijdsbesteding tussen de 40 en 60 uur uitkwam. In een zestal van die zaken is de extra-uren aanvraag afgewezen, waardoor de gemiddelde tijdsbesteding volstrekt niet meer in verhouding staat tot de toegekende vergoeding.
Juridisch kader
4. Verweerder heeft zijn beleid voor het toekennen van extra uren neergelegd in de Werkinstructie Eerste aanvraag extra uren. Volgens dit beleid – voor zover thans relevant – moet onder het begrip doelmatig, uitgaande van de nota van toelichting bij het Bvr, worden verstaan:
a. de zaak moet een zodanig karakter hebben dat de behandeling ervan in redelijkheid niet binnen de tijdsgrens heeft kunnen plaatsvinden;
b. (…).
Volgens het beleid kan bewerkelijkheid van een zaak worden aangenomen, indien er een omvangrijk juridisch relevant feitencomplex is, waardoor niet verwacht kan worden dat alle rechtsbijstand binnen de forfaitaire grens kan worden verleend.
Feitelijke complexiteit moet objectief vast te stellen zijn in vergelijking met een soortgelijke zaak en kan bijvoorbeeld blijken uit uitvoerige inhoudelijke correspondentie, een bijzonder en/of langdurig procesverloop met een groot aantal zittingen of noodzakelijk overleg met deskundigen.
Verweerder voert in aanvulling op de algemene werkinstructie Toekennen aanvraag extra uren het aanvullend beleid extra uren in strafrechtzaken waarin onder punt 2 specifiek de feitelijke complexiteit nader is ingevuld. Verweerder beoordeelt de feitelijke complexiteit in een strafzaak aan de hand van de volgende omstandigheden:
1. de omvang van het dossier in relatie tot het aandeel dat de verdachte daarin heeft;
2. de omvang van de getuigenverhoren en de daarmee gelijkgestelde werkzaamheden, zoals descente en Osloconfrontatie;
3. de omvang en aard van de feiten op de dagvaarding;
4. proceshouding verdachte en medeverdachten;
5. hoeveelheid zittingen waarop de zaak inhoudelijk wordt behandeld;
6. grootschalige inzet van het opsporingsapparaat;
7. tenlastelegging, lidmaatschap van een criminele organisatie;
8. strafverzwarende omstandigheden.
Een strafzaak kan volgens dit beleid feitelijk complex zijn, als drie of meer van de bovenstaande omstandigheden van toepassing zijn. Het is aan de advocaat om dit te motiveren en aannemelijk te maken.
Beoordeling door de rechtbank
5.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij de beantwoording van de vraag of een zaak feitelijk of juridisch complex is, beoordelingsvrijheid toekomt. De toetsing door de rechtbank van het standpunt van verweerder over de feitelijke of juridische complexiteit dient daarom terughoudend te zijn.
5.2
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) wordt bovenstaand beleid niet onredelijk geacht. De rechtbank ziet geen aanleiding hier in het onderhavige geval anders over te oordelen.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de in het beleid onder 1 genoemde omstandigheid zich niet voordoet. Verweerder meent niet ten onrechte dat een dossier met een omvang van 414 pagina’s niet als een omvangrijk dossier kan worden aangemerkt. Strafdossiers hebben met enige regelmaat deze orde van grootte. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn betoog dat de onder 1 genoemde omstandigheid zich in dit geval voordoet.
5.4
Ten aanzien van de omvang van de getuigenverhoren en de daarmee gelijkgestelde werkzaamheden (de onder 2 genoemde omstandigheid), overweegt de rechtbank als volgt. Op de zitting is namens eiser uitgelegd dat het ging om meerdere langdurige getuigenverhoren waarbij de getuigen verklaringen hebben afgelegd die met elkaar in tegenspraak zijn. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom deze getuigenverhoren niet maken dat de zaak bewerkelijk is.
5.5
Met betrekking tot de onder 3 genoemde omstandigheid overweegt de rechtbank als volgt. Namens eiser is op de zitting toegelicht dat sprake was van een dagvaarding met een aanzienlijke omvang, er stonden meerdere feiten op de dagvaarding. Bovendien was een complicerende factor dat er een bedreiging vanuit de motorclub [naam 2] in het spel was. Ter zitting is uitgelegd dat omdat de afpersing in verband werd gebracht met de motorclub [naam 2] en de media deze zaak heeft opgepakt, ook de motorclub zelf hiervan hoogte kreeg. Zonder nadere motivering van verweerder, die ontbreekt, valt niet in te zien dat deze omstandigheden de zaak niet groter en complexer maken dan een standaard afpersingszaak. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom in dit geval geen sprake was van de onder 3 genoemde omstandigheid.
5.6
Ten aanzien van de proceshouding van de verdachte en het aantal medeverdachten (de onder 4 genoemde omstandigheid) is de rechtbank eveneens van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen sprake was van deze omstandigheid. Eiser heeft toegelicht dat niet enkel sprake was van een ontkennende verdachte, maar van een gemotiveerd ontkennende verdachte. In de zaak is een alternatief scenario ingebracht door verdachte. Een alternatief scenario vereist onderzoek en gemotiveerde bespreking. Verweerder heeft niet voldoende gemotiveerd waarom dit de zaak niet bewerkelijk maakt.
5.7
Met betrekking tot de onder 8 genoemde omstandigheid overweegt de rechtbank als volgt. Uit het beleid volgt dat sprake moet zijn van
verzwarendeomstandigheden. Uit de beslisboom, waarnaar verwezen wordt in het beleid als hulpmiddel bij de beoordeling, volgt echter dat sprake moet zijn van
strafverzwarendeomstandigheden. Het beleid en de beslisboom zijn dus niet gelijkluidend. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partij overweegt de rechtbank dat eiser zijn stelling dat sprake is van meerdere ingewikkelde en aanzienlijke vorderingen niet heeft onderbouwd. Wel heeft eiser toegelicht op de zitting waar de media-aandacht uit bestond. Namens eiser is op de zitting uitgelegd dat de media-aandacht bestond uit verschillende redacteuren van onder andere crimesite.nl en schrijvende pers van onder andere de Telegraaf. Verweerder heeft hier geen gemotiveerde reactie op gegeven. Dat levert een motiveringsgebrek op.
5.8
Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd dat er zich geen drie of meer van de in het beleid genoemde omstandigheden voordoen in de zaak van eiser die maken dat sprake is van een feitelijk complexe zaak. Verweerder heeft niet puntsgewijs gereageerd op de verschillende omstandigheden die eiser expliciet heeft aangedragen als feitelijk complicerend. Gelet op hetgeen eiser naar voren heeft gebracht en ter zitting heeft toegelicht, mocht van verweerder een uitgebreidere motivering worden verwacht waarom geen sprake is van een feitelijk complexe strafzaak. De motivering zoals die thans is gegeven in het besluit, is summier en volstaat niet.
6. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met het motiveringsbeginsel zoals neergelegd in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet ervan af om het geschil finaal te beslechten. De rechtbank zal verweerder opdragen binnen zes weken een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,-, en een wegingsfactor 1).
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na het verzenden van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 170,- aan eiser dient te betalen;
- veroordeelt verweerder in de kosten van eiser van deze procedure tot een bedrag van € 1.002,-, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 4 december 2018 door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van mr. E.D. Dalman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 december 2018.
de griffier,
de rechter,
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.