3.3.1.Wat is er gebeurd?De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 10 november 2017 te Amsterdam heeft op de kruising van de Osdorperweg met de Ookmeerweg een ongeval plaatsgevonden tussen een naar rechts afslaande vrachtauto en een fietser.
Verdachte was de bestuurder van deze vrachtauto. Hij reed op de Osdorperweg, komende uit de richting van de Haarlemmerweg en gaande in de richting van de Ookmeerweg. Het slachtoffer [slachtoffer] was de bestuurder van de fiets. Zij reed in dezelfde richting over het vrijliggende fietspad, vanuit de rijrichting van de vrachtauto gezien rechts van de rijbaan van de Osdorperweg.
De verdachte en de fietser stonden direct voor het ongeval bij de kruising van de
Osdorperweg met de Ookmeerweg te wachten vanwege het drukke verkeer op de Ookmeerweg.
Verdachte is een ervaren vrachtwagenchauffeur. Hij heeft sinds 5 jaren op verschillende vrachtauto’s gereden en reed sinds 3 weken op een zandauto. Verdachte was met deze volgeladen zandauto vanaf de werf van zijn werkgever op de Osdorperweg in de richting van de Ookmeerweg gereden. Het was druk op de weg en verdachte reed stapvoets tot de eerste rij haaientanden van de kruising van de Osdorperweg en de Ookmeerweg.
Verdachte stond al enige tijd voorgesorteerd om links af te slaan. Hij had zijn richtingaanwijzer naar links aan staan. De fietser was kennelijk van plan de weg over te steken.Vanwege het drukke verkeer lukte het verdachte niet om linksaf te slaan. Om de file naar links, in de richting van de rotonde op de Ookmeerweg te vermijden, heeft verdachte - na enige tijd te hebben gewacht voor deze kruising - besloten om rechtsaf te slaan en heeft hij zijn richtingaanwijzer naar rechts aangezet. Verdachte vertelde dat hij dat in één beweging heeft gedaan terwijl hij zijn stuur omdraaide om naar rechts te sturen. Verdachte heeft tot dat moment alleen naar de weg voor hem gekeken, alsmede met behulp van zijn spiegels, naar de weg links en rechts voor hem; verdachte heeft geen fietsers gezien. Hij heeft niet naar het rechts van de rijbaan gelegen fietspad gekeken, omdat hij aanvankelijk naar links de Ookmeerweg wilde oprijden. Hoewel verdachte, voordat hij na enkele seconden met de langzaam optrekkende vrachtauto de bocht naar rechts heeft genomen, eerst weer in alle spiegels heeft gekeken, heeft hij de fietser niet gezien.Verdachte is over de fietser gereden. De fietser, mevrouw [slachtoffer] , is hierdoor ter plekke overleden.
De getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij met zijn auto direct achter de vrachtauto reed. Hij heeft gezien dat de vrachtauto stil stond voor de eerste haaientanden op de kruising van de Osdorperweg met de Ookmeerweg. De fietser kwam van rechts langs hem rijden over het fietspad. Daar waar het fietspad ophoudt stapte zij af. Zij liep in het verlengde van het fietspad met haar fiets langs de vrachtauto om te kijken of zij kon oversteken. Zij stond ook stil ter hoogte van de eerste haaientanden. Zij stond stil toen de vrachtwagen optrok en zij ging nog iets naar achteren, maar dat was toen te laat. Hij nam de bocht veel te scherp rechtsaf, zo heeft de getuige [naam getuige 1] verklaard.De getuige [naam getuige 2] reed in haar auto op de Ookmeerweg, ter hoogte van de Osdorperweg, in de richting van de Baden Powellweg (de rechtbank begrijpt: in de richting van de rotonde op de Ookmeerweg). Zij zag een mevrouw staan naast een vrachtwagen op de Osdorperweg. De vrachtwagen en de mevrouw stonden precies stil op de T-splitsing van de Osdorperweg met de Ookmeerweg. De vrouw stond op ongeveer 1/3 van de voorkant van de vrachtwagen, aldus deze getuige.
De verdachte heeft verklaard dat hij elke werkdag controleert of zijn spiegels juist zijn afgesteld.Uit het onderzoek van de Verkeers Ongevallen Analyse (hierna: VOA) is duidelijk geworden dat de spiegels volgens de wettelijke eisen voldoende stonden afgesteld. Naast spiegels beschikte de vrachtwagen van verdachte ook over een zicht verbeterende camera, die zicht geeft in (een deel van) de dode hoek aan de rechterkant van de vrachtwagen. Het zicht naar rechts was voldoende, zeker in combinatie met die camera, zo blijkt uit de VOA. De fietser had zichtbaar kunnen zijn voor verdachte. De vrachtwagen waar verdachte in reed hoeft volgens artikel 5.3.45 lid 7 van de Regeling Voertuigen niet te zijn voorzien van een camerasysteem, zo blijkt ook uit de VOA. Uit de conclusie van de VOA blijkt verder dat verdachte de fietser op het moment van stilstand voor de kruising niet in de spiegels had kunnen zien. Wel had hij haar in het beeldscherm in de cabine, die is verbonden met de camera, kunnen zien.Deze functioneerde echter niet, aldus verdachte, op het moment dat hij naar rechts wilde afslaan bij de kruising.
3.3.2.Welk juridisch verwijt treft verdachte?
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: artikel 6 WVW 1994), zoals primair is ten laste gelegd, komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die is begaan.
Uit de hiervoor opgesomde redengevende feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat het gedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend kan worden beschouwd en dat het ongeval aan zijn schuld is te wijten.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte een ervaren beroepschauffeur is die op een zware zandauto reed. Van een beroepschauffeur mag worden verwacht dat hij extra voorzichtigheid betracht ten opzichte van het andere verkeer en dat geldt met name in situaties dat het druk en onoverzichtelijk is op de weg.
Uit de verklaring van verdachte en de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] is gebleken dat verdachte en de fietser enige tijd voor de kruising van de Osdorperweg en de Ookmeerweg hebben stilgestaan vanwege het drukke verkeer op de Ookmeerweg. Verdachte stond voorgesorteerd om naar links af te slaan en hij had zijn richtingaanwijzer naar links aan staan. Verdachte had naar eigen zeggen tot dat moment alleen oog voor de weg vóór hem, alsmede met behulp van zijn spiegels, voor de weg links en rechts vóór hem. Hij heeft niet gelet op het rechts naast de Osdorperweg gelegen vrijliggende fietspad en hij heeft, terwijl hij stond te wachten voor de kruising, niet opgemerkt dat de fietser komend van rechts achter naast zijn vrachtauto is gereden en net als hij, voor de eerste haaientanden van de Ookmeerweg stond te wachten. Verdachte had haar in zijn spiegels, zo blijkt uit de VOA, wel kunnen zien aan komen fietsen.
Door het plotseling besluit van verdachte om niet naar links maar naar rechts af te slaan, heeft verdachte zijn medeweggebruikers op het verkeerde been gezet. Het verkeer om hem heen mocht immers verwachten dat hij naar links zou afslaan, gelet op zijn naar links aanstaande richtingaanwijzer. Het is goed voorstelbaar dat de fietser heeft gedacht dat zij veilig rechts naast de vrachtwagen kon gaan staan, omdat hij naar links zou gaan afslaan.
Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij eerst in alle spiegels heeft gekeken, voordat hij na enkele seconden met de langzaam optrekkende vrachtauto de bocht naar rechts heeft genomen, heeft hij zich er naar het oordeel van de rechtbank niet tijdig en voldoende van vergewist dat deze kruising vrij was van enig verkeer. Als bestuurder van een grote zandauto kan je het je niet permitteren om in een
split secondzo´n risicovolle beslissing te nemen om plotseling de andere kant op af te slaan, als het niet volkomen zeker is, dat daardoor geen andere verkeersdeelnemers in gevaar worden gebracht. Verdachte had die zekerheid niet. Op het moment van plotseling afslaan naar rechts had hij geen zicht op een belangrijk deel van de rechterkant van zijn vrachtwagen, namelijk de plek waar de fietser stond. Bij het aanrijden in de richting van de kruising en tijdens het wachten voor de kruising heeft verdachte niet genoeg naar rechts en rechts achter hem gekeken, omdat hij van plan was om naar links af te slaan. Daardoor kon en mocht hij er niet op vertrouwen dat de weg naar rechts voor hem vrij was. Zijn keuze om plotseling naar rechts af te slaan, terwijl hij daarop niet goed voorbereid was, is een belangrijke oorzaak geweest van de aanrijding.
Het is niet betwist dat verdachte bij het afslaan naar rechts de fietser in het geheel niet heeft opgemerkt. Verdachte heeft verklaard dat hij, zoals hij dat als ervaren chauffeur altijd doet, eerst in alle spiegels heeft gekeken voordat hij naar rechts is afgeslagen. De rechtbank verwijt verdachte niet dat hij in die
split seconddat hij besloot af te slaan, de fietser niet heeft gezien. De fietser was op dat moment waarschijnlijk alleen zichtbaar in de - niet verplichte - camera, die haperde op dat moment. De rechtbank verwijt verdachte wel dat hij eerder niet voldoende heeft opgelet en desondanks toch zo’n gevaarlijke manoeuvre heeft gemaakt door plotseling rechts af te slaan na eerst het overige verkeer het idee te hebben gegeven dat hij naar links zou gaan. De kern van het verwijt is namelijk gelegen in het feit dat hij, aanrijdend op de kruising, zich met name heeft voorbereid om naar links af te slaan en niet voldoende het overige verkeer in de gaten heeft gehouden. Hij heeft de fietser bij het aanrijden naar de kruising en terwijl hij stilstond voor de kruising immers niet gezien, terwijl zij op dat moment wel in zijn spiegels voor hem zichtbaar moet zijn geweest. Toch is hij zeer plotseling en onverwacht naar rechts afgeslagen. Verdachte had, zeker als ervaren beroepschauffeur moeten weten hoe gevaarlijk het is in druk verkeer op het laatste moment naar rechts te gaan, zeker als je daarvoor onvoldoende op het verkeer van die kant hebt gelet. Verdachte is toch afgeslagen, met alle gevolgen van dien. De rechtbank beoordeelt dit gedrag als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op het door de raadsvrouw aangevoerde scenario. Zij heeft naar voren gebracht dat, gelet op de geringe schade aan de fiets, niet duidelijk is geworden hoe de fietser door de vrachtauto is geraakt en ten val is gekomen. De verdediging gaat uit van het scenario dat de fietser haar fiets vast hield aan de rechterzijde en dat zij zonder aanwijsbare oorzaak naar links is gevallen. De fiets kwam daardoor rechts van haar op de grond terecht en door de val belandde de fietser onder de vrachtauto, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier niet blijkt dat de gang van zaken is geweest zoals door de raadsvrouw bepleit. Het is naar het oordeel van de rechtbank voor de beoordeling van de schuld van verdachte ook niet relevant of de fietser naar rechts of naar links is gevallen. Vast staat dat zij onder de vrachtwagen is gekomen toen deze rechtsaf sloeg. Direct vóór het afslaan stond zij rechts naast de vrachtwagen op het fietspad. Uit de verklaring van getuige [naam getuige 1] blijkt dat zij op het moment dat verdachte rechtsaf sloeg, waarschijnlijk nog heeft geprobeerd weg te komen. Dat is niet gelukt. Het verwijt dat de rechtbank verdachte daarbij maakt, is dat hij de fietser over het hoofd heeft gezien toen zij aan kwam rijden van rechts achter en naast hem is gaan staan en dat hij desondanks onverwacht naar rechts is afgeslagen. Hierdoor is de vrachtauto over haar heen gereden.
Verdachte heeft met zijn rijgedrag te veel risico genomen en daarmee aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden, waardoor een ongeval heeft plaatsgevonden met de dood van de fietser als gevolg.