ECLI:NL:RBAMS:2018:8605

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
13/674215-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag van vrachtwagenchauffeur

Op 4 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrachtwagenchauffeur die op 10 november 2017 betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval. De verdachte, een ervaren beroepschauffeur, reed met een volgeladen zandauto over de Osdorperweg in Amsterdam. Bij de kruising met de Ookmeerweg besloot hij onverwachts rechtsaf te slaan, terwijl hij eerder voorgesorteerd had om linksaf te slaan. Dit leidde tot een aanrijding met een fietser, mevrouw [slachtoffer], die ter plekke overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, aangezien hij onvoldoende op het overige verkeer had gelet en niet tijdig had geverifieerd of de kruising vrij was van verkeer. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte niet alleen de verkeersregels had overtreden, maar ook de zorgvuldigheid die van een beroepschauffeur verwacht mag worden niet had nageleefd. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 160 uren op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn schulden en de impact van het ongeval op zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/674215-17
Datum uitspraak: 4 december 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
[woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.H. Boersma en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.P.A. Zwart naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is
primairten laste gelegd dat,
hij op of omstreeks 10 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een vrachtauto (in de hoedanigheid als beroepschauffeur), daarmee rijdend over de Osdorperweg, en/of de kruising van de Osdorperweg met de Ookmeerweg, zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, zijnde ( [slachtoffer] ), ter plekke is overleden,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Osdorperweg komende uit de richting van de Haarlemmer-weg en gaande in de richting van de Ookmeerweg, terwijl
- verdachte ter plaatse (zeer) bekend is,
- terwijl het druk was op kruising,
verdachte is, gekomen ter hoogte van de kruising van de Osdorperweg met de Ookmeerweg, onverhoeds naar rechts af gaan slaan de Ookmeerweg op, terwijl hij zijn richtingsaanwijzer naar links aan had staan en/of terwijl hij door één of meerdere omstanders werd geattendeerd op de fietser staande aan de rechterzijde van de vrachtwagen,
verdachte heeft hierbij de bocht te nauw genomen en heeft zich daarbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, van vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende blijven vergewissen, dat voornoemde kruising vrij was van (enig) (kruisend) verkeer, doch is voornoemde kruising opgereden terwijl een fietser, zijnde die [slachtoffer] , die, gezien verdachtes (rij)richting op het naastgelegen fietspad komende uit dezelfde richting en eveneens gaande in de richting van de Ookmeerweg, op voornoemde kruising was gereden, althans reed, althans zich daar bevond,
verdachte bij deze bijzondere manoeuvre niet dan wel onvoldoende op het overige verkeer heeft gelet en/of niet dan wel onvoldoende in zijn spiegel(s) heeft gekeken en/of over zijn schouders heeft gekeken, terwijl op datzelfde moment een fietser bezig was om verdachte aan de rechterzijde in te halen en/of te passeren, en aldus die fietser niet heeft laten voorgaan, althans niet voor laten gaan en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of heeft verdachte niet althans niet tijdig en/of voldoende, af kunnen remmen en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uit kunnen wijken voor deze fietser,
verdachte is vervolgens tegen en/of over deze fietser gereden en/of aangebotst waardoor voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair,
hij op of omstreeks 10 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een vrachtauto (in de hoedanigheid als beroepschauffeur), daarmee rijdend over de Osdorperweg, en/of de kruising van de Osdorperweg met de Ookmeerweg zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Osdorperweg komende uit de richting van de Haarlemmer-weg en gaande in de richting van de Ookmeerweg, terwijl
- verdachte ter plaatse (zeer) bekend is,
- terwijl het druk was op kruising,
verdachte is, gekomen ter hoogte van de kruising van de Osdorperweg met de Ookmeerweg, onverhoeds naar rechts af gaan slaan de Ookmeerweg op, terwijl hij zijn richtingsaanwijzer naar links aan had staan en/of terwijl hij door één of meerdere omstanders werd geattendeerd op de fietser staande aan de rechterzijde van de vrachtwagen,
verdachte heeft hierbij de bocht te nauw genomen en heeft zich daarbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, van vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende blijven vergewissen, dat voornoemde kruising vrij was van (enig) (kruisend) verkeer, doch is voornoemde kruising opgereden terwijl een fietser, zijnde die [slachtoffer] , die, gezien
verdachtes (rij)richting op het naastgelegen fietspad komende uit dezelfde richting en eveneens gaande in de richting van de Ookmeerweg, op voornoemde kruising was gereden, althans reed, althans zich daar bevond,
verdachte bij deze bijzondere manoeuvre niet dan wel onvoldoende op het overige verkeer heeft gelet en/of niet dan wel onvoldoende in zijn spiegel(s) heeft gekeken en/of over zijn schouders heeft gekeken, terwijl op datzelfde moment een fietser bezig was om verdachte aan de rechterzijde in te halen en/of te passeren, en aldus die fietser niet heeft laten voorgaan, althans niet voor laten gaan en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of heeft verdachte niet althans niet tijdig en/of voldoende, af kunnen remmen en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende uit kunnen wijken voor deze fietser,
verdachte is vervolgens tegen en/of over deze fietser, [slachtoffer] gereden en/of aangebotst.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat bewezen kan worden dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, in die zin dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht, onder verwijzing naar haar pleitaantekeningen, dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Wat is er gebeurd?De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 10 november 2017 te Amsterdam heeft op de kruising van de Osdorperweg met de Ookmeerweg een ongeval plaatsgevonden tussen een naar rechts afslaande vrachtauto en een fietser.
Verdachte was de bestuurder van deze vrachtauto. Hij reed op de Osdorperweg, komende uit de richting van de Haarlemmerweg en gaande in de richting van de Ookmeerweg. Het slachtoffer [slachtoffer] was de bestuurder van de fiets. Zij reed in dezelfde richting over het vrijliggende fietspad, vanuit de rijrichting van de vrachtauto gezien rechts van de rijbaan van de Osdorperweg.
De verdachte en de fietser stonden direct voor het ongeval bij de kruising van de
Osdorperweg met de Ookmeerweg te wachten vanwege het drukke verkeer op de Ookmeerweg. [2]
Verdachte is een ervaren vrachtwagenchauffeur. Hij heeft sinds 5 jaren op verschillende vrachtauto’s gereden en reed sinds 3 weken op een zandauto. Verdachte was met deze volgeladen zandauto vanaf de werf van zijn werkgever op de Osdorperweg in de richting van de Ookmeerweg gereden. Het was druk op de weg en verdachte reed stapvoets tot de eerste rij haaientanden van de kruising van de Osdorperweg en de Ookmeerweg. [3]
Verdachte stond al enige tijd voorgesorteerd om links af te slaan. Hij had zijn richtingaanwijzer naar links aan staan. De fietser was kennelijk van plan de weg over te steken. [4] Vanwege het drukke verkeer lukte het verdachte niet om linksaf te slaan. Om de file naar links, in de richting van de rotonde op de Ookmeerweg te vermijden, heeft verdachte - na enige tijd te hebben gewacht voor deze kruising - besloten om rechtsaf te slaan en heeft hij zijn richtingaanwijzer naar rechts aangezet. Verdachte vertelde dat hij dat in één beweging heeft gedaan terwijl hij zijn stuur omdraaide om naar rechts te sturen. Verdachte heeft tot dat moment alleen naar de weg voor hem gekeken, alsmede met behulp van zijn spiegels, naar de weg links en rechts voor hem; verdachte heeft geen fietsers gezien. Hij heeft niet naar het rechts van de rijbaan gelegen fietspad gekeken, omdat hij aanvankelijk naar links de Ookmeerweg wilde oprijden. Hoewel verdachte, voordat hij na enkele seconden met de langzaam optrekkende vrachtauto de bocht naar rechts heeft genomen, eerst weer in alle spiegels heeft gekeken, heeft hij de fietser niet gezien. [5] Verdachte is over de fietser gereden. De fietser, mevrouw [slachtoffer] , is hierdoor ter plekke overleden. [6]
De getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij met zijn auto direct achter de vrachtauto reed. Hij heeft gezien dat de vrachtauto stil stond voor de eerste haaientanden op de kruising van de Osdorperweg met de Ookmeerweg. De fietser kwam van rechts langs hem rijden over het fietspad. Daar waar het fietspad ophoudt stapte zij af. Zij liep in het verlengde van het fietspad met haar fiets langs de vrachtauto om te kijken of zij kon oversteken. Zij stond ook stil ter hoogte van de eerste haaientanden. Zij stond stil toen de vrachtwagen optrok en zij ging nog iets naar achteren, maar dat was toen te laat. Hij nam de bocht veel te scherp rechtsaf, zo heeft de getuige [naam getuige 1] verklaard. [7] De getuige [naam getuige 2] reed in haar auto op de Ookmeerweg, ter hoogte van de Osdorperweg, in de richting van de Baden Powellweg (de rechtbank begrijpt: in de richting van de rotonde op de Ookmeerweg). Zij zag een mevrouw staan naast een vrachtwagen op de Osdorperweg. De vrachtwagen en de mevrouw stonden precies stil op de T-splitsing van de Osdorperweg met de Ookmeerweg. De vrouw stond op ongeveer 1/3 van de voorkant van de vrachtwagen, aldus deze getuige. [8]
De verdachte heeft verklaard dat hij elke werkdag controleert of zijn spiegels juist zijn afgesteld. [9] Uit het onderzoek van de Verkeers Ongevallen Analyse (hierna: VOA) is duidelijk geworden dat de spiegels volgens de wettelijke eisen voldoende stonden afgesteld. Naast spiegels beschikte de vrachtwagen van verdachte ook over een zicht verbeterende camera, die zicht geeft in (een deel van) de dode hoek aan de rechterkant van de vrachtwagen. Het zicht naar rechts was voldoende, zeker in combinatie met die camera, zo blijkt uit de VOA. De fietser had zichtbaar kunnen zijn voor verdachte. De vrachtwagen waar verdachte in reed hoeft volgens artikel 5.3.45 lid 7 van de Regeling Voertuigen niet te zijn voorzien van een camerasysteem, zo blijkt ook uit de VOA. Uit de conclusie van de VOA blijkt verder dat verdachte de fietser op het moment van stilstand voor de kruising niet in de spiegels had kunnen zien. Wel had hij haar in het beeldscherm in de cabine, die is verbonden met de camera, kunnen zien. [10] Deze functioneerde echter niet, aldus verdachte, op het moment dat hij naar rechts wilde afslaan bij de kruising. [11]
3.3.2.
Welk juridisch verwijt treft verdachte?
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: artikel 6 WVW 1994), zoals primair is ten laste gelegd, komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die is begaan.
Uit de hiervoor opgesomde redengevende feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat het gedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend kan worden beschouwd en dat het ongeval aan zijn schuld is te wijten.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte een ervaren beroepschauffeur is die op een zware zandauto reed. Van een beroepschauffeur mag worden verwacht dat hij extra voorzichtigheid betracht ten opzichte van het andere verkeer en dat geldt met name in situaties dat het druk en onoverzichtelijk is op de weg.
Uit de verklaring van verdachte en de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] is gebleken dat verdachte en de fietser enige tijd voor de kruising van de Osdorperweg en de Ookmeerweg hebben stilgestaan vanwege het drukke verkeer op de Ookmeerweg. Verdachte stond voorgesorteerd om naar links af te slaan en hij had zijn richtingaanwijzer naar links aan staan. Verdachte had naar eigen zeggen tot dat moment alleen oog voor de weg vóór hem, alsmede met behulp van zijn spiegels, voor de weg links en rechts vóór hem. Hij heeft niet gelet op het rechts naast de Osdorperweg gelegen vrijliggende fietspad en hij heeft, terwijl hij stond te wachten voor de kruising, niet opgemerkt dat de fietser komend van rechts achter naast zijn vrachtauto is gereden en net als hij, voor de eerste haaientanden van de Ookmeerweg stond te wachten. Verdachte had haar in zijn spiegels, zo blijkt uit de VOA, wel kunnen zien aan komen fietsen.
Door het plotseling besluit van verdachte om niet naar links maar naar rechts af te slaan, heeft verdachte zijn medeweggebruikers op het verkeerde been gezet. Het verkeer om hem heen mocht immers verwachten dat hij naar links zou afslaan, gelet op zijn naar links aanstaande richtingaanwijzer. Het is goed voorstelbaar dat de fietser heeft gedacht dat zij veilig rechts naast de vrachtwagen kon gaan staan, omdat hij naar links zou gaan afslaan.
Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij eerst in alle spiegels heeft gekeken, voordat hij na enkele seconden met de langzaam optrekkende vrachtauto de bocht naar rechts heeft genomen, heeft hij zich er naar het oordeel van de rechtbank niet tijdig en voldoende van vergewist dat deze kruising vrij was van enig verkeer. Als bestuurder van een grote zandauto kan je het je niet permitteren om in een
split secondzo´n risicovolle beslissing te nemen om plotseling de andere kant op af te slaan, als het niet volkomen zeker is, dat daardoor geen andere verkeersdeelnemers in gevaar worden gebracht. Verdachte had die zekerheid niet. Op het moment van plotseling afslaan naar rechts had hij geen zicht op een belangrijk deel van de rechterkant van zijn vrachtwagen, namelijk de plek waar de fietser stond. Bij het aanrijden in de richting van de kruising en tijdens het wachten voor de kruising heeft verdachte niet genoeg naar rechts en rechts achter hem gekeken, omdat hij van plan was om naar links af te slaan. Daardoor kon en mocht hij er niet op vertrouwen dat de weg naar rechts voor hem vrij was. Zijn keuze om plotseling naar rechts af te slaan, terwijl hij daarop niet goed voorbereid was, is een belangrijke oorzaak geweest van de aanrijding.
Het is niet betwist dat verdachte bij het afslaan naar rechts de fietser in het geheel niet heeft opgemerkt. Verdachte heeft verklaard dat hij, zoals hij dat als ervaren chauffeur altijd doet, eerst in alle spiegels heeft gekeken voordat hij naar rechts is afgeslagen. De rechtbank verwijt verdachte niet dat hij in die
split seconddat hij besloot af te slaan, de fietser niet heeft gezien. De fietser was op dat moment waarschijnlijk alleen zichtbaar in de - niet verplichte - camera, die haperde op dat moment. De rechtbank verwijt verdachte wel dat hij eerder niet voldoende heeft opgelet en desondanks toch zo’n gevaarlijke manoeuvre heeft gemaakt door plotseling rechts af te slaan na eerst het overige verkeer het idee te hebben gegeven dat hij naar links zou gaan. De kern van het verwijt is namelijk gelegen in het feit dat hij, aanrijdend op de kruising, zich met name heeft voorbereid om naar links af te slaan en niet voldoende het overige verkeer in de gaten heeft gehouden. Hij heeft de fietser bij het aanrijden naar de kruising en terwijl hij stilstond voor de kruising immers niet gezien, terwijl zij op dat moment wel in zijn spiegels voor hem zichtbaar moet zijn geweest. Toch is hij zeer plotseling en onverwacht naar rechts afgeslagen. Verdachte had, zeker als ervaren beroepschauffeur moeten weten hoe gevaarlijk het is in druk verkeer op het laatste moment naar rechts te gaan, zeker als je daarvoor onvoldoende op het verkeer van die kant hebt gelet. Verdachte is toch afgeslagen, met alle gevolgen van dien. De rechtbank beoordeelt dit gedrag als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op het door de raadsvrouw aangevoerde scenario. Zij heeft naar voren gebracht dat, gelet op de geringe schade aan de fiets, niet duidelijk is geworden hoe de fietser door de vrachtauto is geraakt en ten val is gekomen. De verdediging gaat uit van het scenario dat de fietser haar fiets vast hield aan de rechterzijde en dat zij zonder aanwijsbare oorzaak naar links is gevallen. De fiets kwam daardoor rechts van haar op de grond terecht en door de val belandde de fietser onder de vrachtauto, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier niet blijkt dat de gang van zaken is geweest zoals door de raadsvrouw bepleit. Het is naar het oordeel van de rechtbank voor de beoordeling van de schuld van verdachte ook niet relevant of de fietser naar rechts of naar links is gevallen. Vast staat dat zij onder de vrachtwagen is gekomen toen deze rechtsaf sloeg. Direct vóór het afslaan stond zij rechts naast de vrachtwagen op het fietspad. Uit de verklaring van getuige [naam getuige 1] blijkt dat zij op het moment dat verdachte rechtsaf sloeg, waarschijnlijk nog heeft geprobeerd weg te komen. Dat is niet gelukt. Het verwijt dat de rechtbank verdachte daarbij maakt, is dat hij de fietser over het hoofd heeft gezien toen zij aan kwam rijden van rechts achter en naast hem is gaan staan en dat hij desondanks onverwacht naar rechts is afgeslagen. Hierdoor is de vrachtauto over haar heen gereden.
Verdachte heeft met zijn rijgedrag te veel risico genomen en daarmee aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden, waardoor een ongeval heeft plaatsgevonden met de dood van de fietser als gevolg.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het primair ten laste gelegde,
op 10 november 2017 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een vrachtauto in de hoedanigheid als beroepschauffeur, daarmee rijdend over de Osdorperweg, en de kruising van de Osdorperweg met de Ookmeerweg, zich zodanig, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, zijnde [slachtoffer] , ter plekke is overleden,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Osdorperweg komende uit de richting van de Haarlemmer-weg en gaande in de richting van de Ookmeerweg, terwijl het druk was op de kruising,
verdachte is, gekomen ter hoogte van de kruising van de Osdorperweg met de Ookmeerweg, onverhoeds naar rechts af gaan slaan de Ookmeerweg op,
verdachte heeft hierbij de bocht te nauw genomen en heeft zich niet tijdig en voldoende van vergewist en is zich niet voldoende blijven vergewissen, dat voornoemde kruising vrij was van enig verkeer, doch is voornoemde kruising opgereden terwijl een fietser, zijnde die [slachtoffer] , die, gezien verdachtes rijrichting op het naastgelegen fietspad komende uit dezelfde richting en eveneens gaande in de richting van de Ookmeerweg, op voornoemde kruising was gereden, althans zich daar bevond,
verdachte bij deze manoeuvre onvoldoende op het overige verkeer heeft gelet en onvoldoende in zijn spiegels heeft gekeken,
verdachte is vervolgens over deze fietser gereden waardoor voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair bewezen geachte moet worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen en daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie laten meewegen dat verdachte een beroepschauffeur is die de afweging heeft gemaakt om op de kruising onverhoeds naar rechts af te slaan, terwijl hij zich er niet voldoende van had vergewist dat de kruising vrij was van enig verkeer. De verdachte heeft er tijdens de zitting blijk van gegeven dat hij dit ongeval niet heeft gewild, maar de gevolgen van zijn rijgedrag zijn ernstig. Het slachtoffer is overleden. De verdachte heeft zijn rijbewijs nodig om als vrachtwagenchauffeur te kunnen werken, maar dat geeft in de gegeven omstandigheden onvoldoende reden om de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voorwaardelijk op te leggen.
7.2.
Het standpunt van de verdedigingDe raadsvrouw heeft in het kader van een strafmaatverweer gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij is als vrachtwagenchauffeur afhankelijk van zijn rijbewijs, en zonder rijbewijs kan hij niet in zijn levensonderhoud voorzien. Daarnaast heeft verdachte schulden. Er ligt loonbeslag op zijn salaris en vanwege zijn beperkte budget woont hij bij zijn vader.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straffen laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een verkeersongeval, zoals hiervoor bewezen is verklaard, waardoor de toen 87-jarige mevrouw [slachtoffer] is overleden. Het deelnemen aan het verkeer als chauffeur van een zwaar voertuig als een vrachtauto brengt de verplichting mee om meer dan normale aandacht aan de dag te leggen voor de minder goed beschermde verkeersdeelnemers, zoals een fietser. Verdachte heeft de keuze gemaakt om op een drukke kruising plotseling naar rechts af te slaan en daarbij heeft hij niet voldoende gelet op het overige verkeer op deze kruising. Deze manier van rijden heeft het slachtoffer het leven gekost. Als verdachte zich anders had gedragen in het verkeer, had het ongeval niet plaatsgevonden. De rechtbank rekent dit verdachte aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
Bij het bepalen van de straffen heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van een slachtoffer dat is overleden, wordt ingevolge deze oriëntatiepunten als uitgangspunt een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar opgelegd. Dit uitgangspunt geldt voor verdachten die niet eerder zijn veroordeeld voor ernstige verkeersovertredingen.
Verdachte was ten tijde van het ongeval al zo’n 5 jaar werkzaam als vrachtwagenchauffeur en is niet eerder betrokken geweest bij een verkeersongeval. Het ongeluk is aan de verdachte te wijten, maar de verdachte heeft er ter zitting blijk van gegeven dat hij gebukt gaat onder de gedachte dat iemand ten gevolge van dit ongeval het leven heeft verloren. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met zijn schuldbewuste houding. Daarnaast heeft de verdachte ter zitting te kennen gegeven dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als vrachtwagenchauffeur en dat op zijn salaris loonbeslag ligt vanwege schulden. Zonder rijbewijs kan hij zijn beroep niet uitoefenen en heeft hij geen inkomen meer. Verdachte werkt veel uren per week, om zoveel mogelijk inkomen te genereren.
De rechtbank ziet hierin aanleiding, in samenhang met de oprechte spijt van verdachte, zijn blanco strafblad en zijn persoonlijke omstandigheden, om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straffen. Dat alles brengt de rechtbank er toe te bepalen dat verdachte een taakstraf voor de duur van 160 uur moet verrichten en dat de ontzegging van bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank legt deze bijkomende straf in voorwaardelijke vorm op om verdachte ervan te weerhouden om gedurende de op 3 jaren te stellen proeftijd opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank wil verdachte ervan doordringen dat hij grote voorzichtigheid dient te betrachten tijdens het besturen van de bedrijfsauto’s waarin hij rijdt. Mocht verdachte zich voor het einde van de proeftijd wederom aan een strafbaar feit schuldig maken, dan kan deze bijkomende straf ten uitvoer worden gelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
160 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
80 dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
18 maanden.
Bepaalt dat de duur van deze ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd is geweest.
Beveelt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van
3 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. M.F. Ferdinandusse en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 december 2018.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf van 11 april 2018 (p. 1).
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 november 2018.
4.Proces-verbaal aanrijding misdrijf van 11 april 2018 (p. 1).
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 november 2018.
6.Proces-verbaal aanrijding misdrijf van 11 april 2018 (p. 1); Proces-verbaal Schouw stoffelijk overschot, met als bijlage een verslag betreffende een niet natuurlijke dood van drs. M.L. Goudswaard, forensisch arts in opleiding (p. 96-97 en 99).
7.Processen-verbaal verhoor getuige [naam getuige 1] van 10 november 2017 (p. 41) en 1 maart 2018 (p. 44-45).
8.Processen-verbaal van verhoor getuige [naam getuige 2] (p. 50).
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 november 2018.
10.Het proces-verbaal Onderzoek plaats ongeval van de Dienst Regionale Recherche Verkeers Ongevallen Analyse van 18 maart 2018 (p. 117-129).
11.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 november 2018.