ECLI:NL:RBAMS:2018:8553

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
13/684133-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf en wijziging bijzondere voorwaarden

Op 13 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf aan de veroordeelde, geboren in 1971. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die strekte tot tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde recentelijk succesvol een ISD-traject heeft doorlopen en dat de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden, niet langer noodzakelijk zijn. De officier van justitie had verzocht om de bijzondere voorwaarden te wijzigen en deze te laten vervallen, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich aan de algemene voorwaarden moet houden, waaronder het niet plegen van strafbare feiten gedurende de proeftijd en medewerking verlenen aan identificatie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/684133-15 (tul)
BESLISSING NA VEROORDELING
TOT VOORWAARDELIJKE STRAF
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 8 augustus 2018, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van 26 juni 2015, in de strafzaak tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .
Bij voormeld vonnis is [veroordeelde] (hierna: veroordeelde) voornoemd veroordeeld tot de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (de ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, met bevel dat die maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op twee jaren vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet heeft nageleefd de bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarden, inhoudende dat veroordeelde:
zich na zijn veroordeling binnen twee dagen meldt bij het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te Amsterdam, op het adres [adres] . Hierna moet hij zich blijven melden, zo frequent en zo lang het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht. Gedurende deze periode moet veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Dit betekent dat de toezichthouder veroordeelde opdrachten geeft die betrekking hebben op zijn handel en wandel, met als doel hem zowel te begeleiden bij de naleving van de bijzondere voorwaarden als te kunnen controleren of hij zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt;
dient te verblijven bij een begeleid wonen setting, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft opgesteld, zolang het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering dit noodzakelijk acht;
deelneemt aan een gedragsinterventie, bestaande uit GI-RN Cognitieve Vaardigheden, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens nader te bepalen instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven; en
meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek bij Inforsa Justitiële verslavingszorg (JVz), waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die door of namens Inforsa JVz aan veroordeelde zullen worden gegeven.

1.De inhoud van de vordering

De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekte er toe dat de niet ten uitvoer gelegde maatregel alsnog zal worden ten uitvoer gelegd. Deze vordering is ter zitting mondeling gewijzigd in die zin dat gevorderd wordt de tenuitvoerlegging af te wijzen en de bijzondere voorwaarden bij het vonnis van 26 juni 2015 op te heffen.

2.De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • voormeld vonnis;
  • een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan veroordeelde per post is toegezonden;
  • een Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende veroordeelde van 22 oktober 2018;
  • een voortgangsverslag toezicht van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te Amsterdam van 31 januari 2018 inzake parketnummer 13/684462-15 aan de officier van justitie , waaruit volgt dat veroordeelde zijn afspraken met de reclassering in het kader van de extramurale fase van een bij vonnis van 12 januari 2016 opgelegde ISD-maatregel goed nakomt; en
  • een advies van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te Amsterdam aan de officier van justitie van 26 juli 2018, waaruit volgt dat veroordeelde onvoldoende heeft meegewerkt aan de naleving van de bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert over te gaan tot tenuitvoerlegging.
De rechtbank heeft op 13 november 2018 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie, mr. O.J.M. van der Bijl, de gemachtigde raadsman van veroordeelde, mr. E. Bruijn, advocaat te Amsterdam, alsmede F.L. Sedoc, belast met het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, en [naam] , persoonlijk begeleider van veroordeelde. Veroordeelde zelf is niet verschenen.

3.De toelichting van Sedoc en [naam]

Ter terechtzitting van 13 november 2018 heeft F.L. Sedoc, reclasseringswerker van het Leger des Heils, voornoemd advies als deskundige toegelicht. Hij heeft verklaard dat veroordeelde onlangs succesvol een ISD-traject heeft doorlopen en dat de voorwaarden die zijn verbonden aan de in 2015 voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel achterhaald zijn. Interventie door de reclassering is niet langer meer noodzakelijk en het is niet gewenst dat er nogmaals een ISD-traject wordt gestart
[naam] , persoonlijk begeleider van veroordeelde, heeft verklaard dat veroordeelde bij [instelling] woont en wordt ondersteund bij praktische zaken zoals zijn financiën en administratie. Het is de bedoeling dat hij doorstroomt naar een zelfstandige woning. Veroordeelde is gemotiveerd, komt altijd op afspraken en heeft genoeg spaargeld opgebouwd. Ook al zou het toezicht aflopen, dan kan veroordeelde alsnog bij [instelling] blijven wonen. Een gedwongen kader is hiervoor niet vereist.

4.De standpunten van de officier van justitie en de raadsman van veroordeelde

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel af te wijzen. Hoewel veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd, is tenuitvoerlegging niet opportuun, omdat veroordeelde recentelijk succesvol een ISD-traject heeft afgerond. De officier van justitie heeft verder verzocht de bijzondere voorwaarden te wijzigen in die zin dat deze worden geschrapt, zodat alleen de algemene voorwaarden resteren.
De raadsman van veroordeelde heeft zich aangesloten bij de gewijzigde vordering van de officier van justitie.

5.De beoordeling

De rechtbank constateert dat veroordeelde onlangs succesvol een ISD-traject heeft afgerond en dat begeleiding door de reclassering niet langer noodzakelijk wordt geacht. Het is dan ook niet zinvol om veroordeelde opnieuw een ISD-maatregel op te leggen. De vordering wordt daarom afgewezen. Tevens zal de rechtbank de bij het vonnis van 26 juni 2015 opgelegde bijzondere voorwaarden opheffen, zoals door de officier van justitie is gevorderd.

6.De beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af en wijzigt de bij het vonnis van 26 juni 2015 opgelegde bijzondere voorwaarden in die zin dat deze komen te vervallen. De voorwaarden die resteren, zijn de algemene voorwaarden die als volgt luiden:
1. veroordeelde maakt zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig aan een strafbaar feit; en
2. veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op identificatieplicht ter inzage aan.
Deze beslissing is genomen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. R.C.J. Hamming en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2018.