ECLI:NL:RBAMS:2018:8552

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
13/741203-18 en 23/001306-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens bezit van MDMA en cocaïne met eerdere veroordeling

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van het bezit van 1,93 gram MDMA en 2,40 gram cocaïne op 26 september 2018 in Amsterdam. De zaak werd op tegenspraak behandeld tijdens de zitting op 13 november 2018, waar de officier van justitie, mr. O.J.M. van der Bijl, een taakstraf van negentig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken eiste. De raadsman van de verdachte, mr. L.R. Rommy, pleitte voor aansluiting bij de LOVS-oriëntatiepunten en vroeg om geen urinecontroles op te leggen als bijzondere voorwaarde.

De rechtbank oordeelde dat het bewijs, waaronder de verklaring van een beveiliger en het rapport van het Laboratorium Forensische Opsporing, wettig en overtuigend was. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk aanwezig had van de genoemde hoeveelheden drugs. Gezien de eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijk feit, werd een taakstraf van zestig uren opgelegd, zonder voorwaardelijke straf, omdat de verdachte al in een proeftijd liep.

Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling behandeld. De rechtbank besloot tot een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de jeugddetentie van dertig dagen, omgezet in een taakstraf van zestig uren. De rechtbank benadrukte het belang van voortgezet toezicht door de reclassering, met aangepaste voorwaarden, om recidive te voorkomen. De uitspraak werd gedaan op 27 november 2018.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/741203-18 en 23/001306-17 (tul)
Datum uitspraak: 27 november 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. O.J.M. van der Bijl, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.R. Rommy, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij op 26 september 2018 in Amsterdam 1,93 gram MDMA en 2,40 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft zich wat betreft de bewezenverklaring van het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de verklaring van de beveiliger van [naam concertzaal] , de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en het rapport van het Laboratorium Forensische Opsporing wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tabletten en tabletpoeder met MDMA en wit poeder en brokjes met cocaïne aanwezig heeft gehad.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 26 september 2018 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 1,93 gram MDMA en 2,40 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en cocaïne.

4.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

5.Motivering van de straf

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie gaat ervan uit dat verdachte de drugs mee had naar [naam concertzaal] om deze verder met anderen te delen. Hij heeft een taakstraf van negentig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken gevorderd. De officier van justitie heeft tevens gevorderd aan die voorwaardelijke gevangenisstraf als bijzondere voorwaarden een reclasseringstoezicht en het ondergaan van urinecontroles te verbinden.
5.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Hij heeft tevens verzocht het ondergaan van urinecontroles niet als bijzondere voorwaarde op te leggen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van verdovende middelen in het uitgaansleven voor hem en – naar eigen zeggen – voor zijn vrienden. Hierdoor heeft hij een bijdrage geleverd aan de verspreiding van harddrugs. Dit, terwijl hij nog geen jaar daarvoor was veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en terwijl hij nog in een proeftijd liep.
Persoonlijke omstandigheden
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte een e-mailbericht van 13 november 2018 van [persoon 1] , reclasseringswerker van Reclassering Nederland, aan de rechtbank overhandigd. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte sinds 17 oktober 2018 onder toezicht staat bij Reclassering Nederland. Hij is vijf keer uitgenodigd voor een gesprek waarvan hij drie keer is verschenen. [persoon 1] heeft de indruk dat verdachte het moeilijk lijkt te vinden zich aan afspraken te houden. Hierdoor komt hij niet altijd op afspraken, ondanks herinneringen per WhatsApp. [persoon 1] kan nog niet zeggen of dit komt door onmacht of door onwil, omdat het toezicht nog maar net loopt. Verdachte is eind oktober 2018 gestart met het werken bij het [naam bedrijf] in Zaandam. Hij wordt ondersteund bij zijn schulden en in de toekomst zal worden gekeken naar de mogelijkheid van begeleid wonen. Gelet op de stappen die verdachte de afgelopen weken heeft gemaakt, lijkt het haar zonde het toezicht stop te zetten. Vanuit de Top400 is wel meegegeven dat dit voor verdachte wat hen betreft een laatste kans is.
De straf
Uit de LOVS-oriëntatiepunten blijkt dat voor het aanwezig hebben van nul tot tien gram harddrugs door een first offender een geldboete is aanbevolen. Nu uit het strafblad van verdachte (gedateerd 22 oktober 2018) blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf zal de rechtbank de volgende trede als uitgangspunt nemen, te weten een taakstraf van tachtig uur.
Uit het e-mailbericht van [persoon 1] kan de voorzichtige conclusie worden getrokken dat het de goede kant met verdachte op lijkt te gaan. De rechtbank wil dit niet doorkruisen en is van oordeel dat in dit geval een taakstraf de best passende strafmodaliteit is. Gelet hierop en rekening houdend met het grote verschil tussen de eerste en de tweede trede van de oriëntatiepunten zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen van zestig uren, met aftrek van het voorarrest. Nu verdachte reeds in een proeftijd liep ziet de rechtbank geen aanleiding om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
6. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 4 oktober 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 23/001306-17, betreffende het onherroepelijk geworden arrest van 14 september 2017 van het gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 135 dagen, met bevel dat dit strafdeel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van de vordering van de officier van justitie heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 21 augustus 2018, opgemaakt door [persoon 2] . Hoewel dit rapport in de zaak met parketnummer 13/060020-18 is opgemaakt, bevat het informatie die van belang is voor de beoordeling in de onderhavige zaak. Uit het rapport blijkt onder meer dat het toezicht van verdachte van de jeugdreclassering wordt overgedragen naar de volwassenenreclassering. In deze zaak wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met daarbij de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, het hebben van zinvolle dagbesteding in de vorm van werk en/of een opleiding en het meewerken aan een begeleid wonen traject.
Hoewel is gebleken dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis, ziet de rechtbank geen aanleiding de gehele tenuitvoerlegging van het eerder voorwaardelijk opgelegd strafdeel te gelasten. Zij acht dit niet proportioneel, gelet op de verhouding tussen het bewezenverklaarde in onderhavige zaak en het voorwaardelijk opgelegd strafdeel, de jeugddetentie van 135 dagen. De rechtbank zal in plaats daarvan een gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelasten, te weten een jeugddetentie van dertig dagen, en deze omzetten in een taakstraf van zestig uren.
De rechtbank acht het wel van belang dat het toezicht voortduurt. Het toezicht lijkt inmiddels te zijn overgedragen aan de volwassenenreclassering en de bijzondere voorwaarden dragen bij aan het terugdringen van het recidivegevaar. De rechtbank zal gelasten dat het toezicht in de zaak met parketnummer 23/001306-17 wordt voortgezet met wijziging van de voorwaarden zodat deze komen te luiden zoals de voorwaarden die zijn geadviseerd in het reclasseringsrapport van 21 augustus 2018.

7.7. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14f, 14g, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
het opzettelijk overtreden van een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
De straf
Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling
Wijst de vordering toe voor een deel, te weten
30 (dertig) dagenjeugddetentie.
Gelast –
in plaats vande tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van
30 dagenin de zaak met parketnummer 23/001306-17 –
een taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid
van 60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen. Wijst de vordering voor het overige af.
Beveelt dat de algemene voorwaarden ongewijzigd voortduren en dat
de bijzondere voorwaarden die in dat parketnummer zijn opgelegd worden gewijzigdzodat deze als volgt komen te luiden:
veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet hij zich melden bij Reclassering Nederland. Hierna moet hij zich gedurende bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland dit nodig acht;
veroordeelde wordt verplicht mee te werken aan begeleiding en/of behandeling door het Forensisch Jeugd Team, of een soortgelijke instelling, voor zolang de reclassering dit nodig acht;
veroordeelde heeft een zinvolle dagbesteding in de vorm van werk en/of een opleiding; en
veroordeelde werkt – indien door de reclassering geïndiceerd – mee aan een begeleid wonen traject.
De voorlopige hechtenis
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. R.C.J. Hamming en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2018.
[...]

[...]

[...]

[...]