Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van drie flessen drank. Dit is een vervelend feit waarmee hij Albert Heijn overlast en ergernis heeft bezorgd.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van Inforsa van 23 oktober 2018, opgemaakt door C. Kleine. Uit dit rapport blijkt onder meer, zakelijk weergegeven, dat er weinig duidelijk is geworden over de persoonlijke omstandigheden van verdachte, omdat hij weigert het gesprek met de reclassering te voeren. Het is onduidelijk waar verdachte verblijft op het moment dat hij niet is gedetineerd en of hij werkt om in zijn levensbehoeften te voorzien. Verdachte komt oorspronkelijk uit Polen en kan in Nederland geen aanspraak maken op sociale voorzieningen. Er lijkt sprake te zijn van problematisch middelengebruik. De reclassering acht het gebruik van heroïne en cocaïne, waarover verdachte in een eerder opgesteld rapport heeft verklaard, zorgelijk, maar heeft weinig tot geen zicht als het gaat om de ernst van het gebruik. Bovendien is het ook maar de vraag of aan verdachte een behandeling kan worden aangeboden vanwege zijn gebrek aan rechten in Nederland. Verdachte heeft sinds begin 2018 veelvuldig delicten gepleegd en voldoet daarom aan de harde ISD-criteria. Hij voldoet in de ogen van Inforsa ook aan de zachte ISD-criteria, omdat hij weigert met de reclassering het gesprek aan te gaan en enige vorm van begeleiding te accepteren. De reclassering adviseert dan ook aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank heeft N. Tuijn, reclasseringswerker, ter terechtzitting als deskundige gehoord. Zij heeft bevestigd dat de mogelijkheden van inzet van hulpverlening in een dwangkader beperkt zijn door het gebrek aan opgebouwde rechten in Nederland. Een ander probleem is de houding van verdachte. De reclassering kan niets met hem beginnen, omdat hij niet open staat voor contact met de reclassering. Binnen een ISD-kader kan worden ingezet op de verslaving van verdachte en zal hij niet langer voor overlast zorgen. Tuijn sluit zich daarom aan bij het advies om de ISD-maatregel op te leggen.
De ISD-maatregel
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet verdachte aan bepaalde voorwaarden voldoen die worden genoemd artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Zo moet verdachte een misdrijf hebben begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Omdat de rechtbank in dit vonnis bewezen verklaart dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal is aan deze voorwaarde voldaan. Ook moet verdachte in de afgelopen vijf jaren meer dan drie keer voor een misdrijf onherroepelijk zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Uit het strafblad van verdachte (met als datum 22 oktober 2018) blijkt dat verdachte ook aan deze voorwaarde voldoet. Bovendien moet het in dit vonnis bewezen verklaarde feit, de diefstal van de flessen drank, zijn begaan na tenuitvoerlegging van die eerder opgelegde vrijheidsbenemende straffen. Ook dit is het geval.
Uit het strafblad van verdachte blijkt ook dat is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Uit de hiervoor genoemde rapportage moet blijken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen. Dit is wel gebleken uit het reclasseringsrapportrapport van Inforsa en de toelichting die de deskundige Tuijn ter terechtzitting heeft gegeven. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de ISD-maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Dat betekent dat de rechtbank denkt dat de kans groot is dat verdachte opnieuw de fout in gaat, als hij niet wordt opgenomen in een ISD-instelling.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte sinds hij in Nederland is (volgens zijn verklaring vanaf februari 2018) zeer frequent met politie en justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast is sprake van verslavingsproblematiek en zijn er problemen op het gebied van huisvesting, dagbesteding en financiën. Nu verdachte geen aanspraak kan maken op voorzieningen die hem op deze gebieden kunnen ondersteunen en hij zich onvoldoende bereid heeft getoond hulp te accepteren en zijn problemen aan te pakken, is er geen ander kader mogelijk dan dat van de ISD-maatregel. Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte aan alle criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel voldoet, zal zij deze daarom ook opleggen.
Vanwege de ernst van de problematiek van verdachte is het van groot belang dat er voldoende tijd wordt genomen voor het ISD-traject. Op die manier wordt de maatschappij optimaal beschermd en zijn er voldoende kansen om ervoor te zorgen dat verdachte als hij vrij komt niet opnieuw strafbare feiten gaat plegen. De rechtbank zal daarom de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten wordt daar niet van afgetrokken.