ECLI:NL:RBAMS:2018:8511

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
6520787 CV EXPL 17-28444
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van incassokosten en hoofdsom in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Invorderingsbedrijf B.V. en een gedaagde partij. De eiseres, Invorderingsbedrijf, vorderde betaling van een hoofdsom van € 44,77, buitengerechtelijke incassokosten van € 56,80, interne invorderingskosten van € 40,00, en rente. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst van opdracht die op 1 juli 2016 was gesloten, waarbij de gedaagde een aanmeldformulier had ingevuld voor incassodiensten op basis van een 'no cure no pay'-regeling. De gedaagde had een factuur van € 37,00 onbetaald gelaten, wat leidde tot de rechtszaak.

De kantonrechter overwoog dat de tekst op de website van Invorderingsbedrijf een commerciële boodschap was en niet de inhoud van de overeenkomst bepaalde. De overeenkomst werd bepaald door het aanmeldformulier en de algemene voorwaarden, waarvoor de gedaagde had getekend. De rechter oordeelde dat de algemene voorwaarden duidelijk waren en dat de gedaagde niet had betwist dat deze van toepassing waren. De vordering van Invorderingsbedrijf werd toegewezen, met uitzondering van de gevorderde btw over de buitengerechtelijke kosten en de interne invorderingskosten, die werden afgewezen.

De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, de buitengerechtelijke kosten, en de rente, evenals de proceskosten. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6520787 CV EXPL 17-28444
vonnis van: 19 april 2018
fno.: 394

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Invorderingsbedrijf B.V.
gevestigd te 's-Gravenhage
eiseres
nader te noemen: Invorderingsbedrijf
gemachtigde: mr. M. Leung
t e g e n

[gedaagde]

gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederende in de persoon van M. Overweg, directeur.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 13 november 2017 met producties;
  • mondeling antwoord met productie;
  • instructievonnis;
  • repliek met producties;
  • dupliek met productie;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
Tussen partijen is op 1 juli 2016 een overeenkomst van opdracht gesloten met betrekking tot incasso dienstverlening.
1.2.
[gedaagde] heeft hiertoe een aanmeldformulier ‘incasso losse opdracht’ ingevuld alsmede een incasso overdracht formulier.
1.3.
Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. Hierin is opgenomen: Kosten Incasso
Uw losse opdracht wordt in behandeling genomen op basis van No Cure No Pay. Incasseren wij niets dan bent u slechts een vergoeding van € 37,- verschuldigd voor de gemaakte kosten. (…).
1.4.
Op de website van Invorderingsbedrijf staat onder meer:
“No Cure No Pay – Incasseren zonder risico. U wilt vooraf weten waar u aan begint en wat het u kost. Daarom werken we niet met kleine lettertjes, maar hanteren we heldere incassotarieven.”
1.5.
Op 2 juni 2017 heeft Invorderingsbedrijf een factuur aan [gedaagde] gezonden voor € 37,00 exclusief btw van € 7,77 met een betaaltermijn van 14 dagen. [gedaagde] heeft deze factuur onbetaald gelaten.

Vordering

2. Invorderingsbedrijf vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 44,77 aan hoofdsom;
b. € 56,80 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 40,00 aan interne invorderingskosten;
d. € 4,97 aan rente, berekend tot 13 november 2017;
e. rente over € 44,77 vanaf 13 november 2017;
f. de proceskosten.
Invorderingsbedrijf stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat [gedaagde] opdracht heeft gegeven tot het incasseren van een vordering. [gedaagde] heeft getekend voor deze opdracht alsmede voor de algemene voorwaarden. Daarbij is geen sprake van kleine lettertjes of misleiding dan wel nietigheid van het beding.

Verweer

3. [gedaagde] heeft aangevoerd, samengevat en zakelijk weergegeven, dat de overeenkomst is aangegaan op basis van no cure no pay. Op de website van Invorderingsbedrijf staat duidelijk dat no cure ook echt no pay betekent. Nu de vordering die hij aan Invorderingsbedrijf had overgedragen niet is geïncasseerd, hoeft [gedaagde] niet te betalen. Dat Invorderingsbedrijf zich nu beroept op dossierkosten van € 37 komt alleen voor in de kleine lettertjes en die zijn misleidend en die bepaling is daarom nietig, aldus [gedaagde] .

Boordeling

4. De kantonrechter overweegt als volg. De tekst op de website is een commerciële, wervende boodschap. De website is niet de inhoud van de overeenkomst tussen [gedaagde] en Invorderingsbedrijf. De inhoud van de overeenkomst wordt bepaald door het aanmeldformulier en de toepasselijke algemene voorwaarden, waarvoor [gedaagde] heeft getekend. In de toepasselijke algemene voorwaarden is opgenomen onder het kopje Kosten Incasso dat er bij een losse opdracht € 37,00 voor gemaakte kosten in rekening wordt gebracht. Dat de term ‘no cure no pay’ [gedaagde] wellicht op het verkeerde been heeft gezet, in die zin dat hij niets hoefde te betalen indien er niet zou worden geïncasseerd mag zo zijn, de algemene voorwaarden zijn over de gemaakte kosten echter voldoende duidelijk. [gedaagde] heeft niet betwist dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Gesteld noch gebleken is dat Invorderingsbedrijf de overeenkomst niet is nagekomen, hetgeen betekent dat [gedaagde] de factuur voor de dossierkosten is verschuldigd. Hieruit volgt dat het verweer wordt gepasseerd en dat de vordering in hoofdsom zal worden toegewezen.
5. De wettelijke rente is vanwege het betalingsverzuim eveneens toewijsbaar.
6. [gedaagde] heeft door na te laten aan zijn betalingsverplichting te voldoen Invorderingsbedrijf genoodzaakt tot het treffen van incassomaatregelen. De buitengerechtelijke kosten zijn derhalve toewijsbaar aangezien deze stroken met het bij de kantonrechter gehanteerde tarief, met inachtneming van het navolgende. Invorderingsbedrijf vordert vergoeding van btw over de buitengerechtelijke kosten. Invorderingsbedrijf heeft onvoldoende gesteld dat de btw een schadepost voor haar is. De gevorderde btw wordt daarom afgewezen.
7. De gevorderde interne invorderingskosten van € 40,00 zullen worden afgewezen, omdat die kosten geacht worden te zijn begrepen in de buitengerechtelijke kosten.
8. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Invorderingsbedrijf van:
- € 44,70 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2017 tot aan de voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- € 4,97 aan rente;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Invorderingsbedrijf begroot op:
exploot € 85,21
salaris € 60,00
griffierecht € 117,00
-----------------
totaal € 262,21
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 15,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.