ECLI:NL:RBAMS:2018:8482
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift wegens ontbrekende adresgegevens en ondertekening
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 november 2018 uitspraak gedaan in een beroepschrift dat door de eiser, woonachtig in België, was ingediend tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De rechtbank ontving het beroepschrift op 16 mei 2018, maar constateerde dat het beroepschrift niet voldeed aan de formele vereisten zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De eiser had geen adres vermeld in het beroepschrift en het beroepschrift was niet ondertekend. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was.
De rechtbank heeft het onderzoek in de zaak gesloten zonder zitting, omdat voortzetting van het onderzoek niet nodig was. De griffier had geprobeerd het adres van de eiser te achterhalen via de Basisregistratie Persoonsgegevens (Brp), maar dit was niet mogelijk omdat de eiser kennelijk in het buitenland woonde. De griffier had de eiser per e-mail in de gelegenheid gesteld om zijn adresgegevens te verstrekken, maar de eiser had hier niet op gereageerd. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de eiser was om zijn adres te verstrekken, en dat een e-mailadres niet gelijkgesteld kan worden aan de vereiste adresgegevens volgens de wet.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekende dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep plaatsvond. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was voor een veroordeling in de proceskosten, gezien de uitkomst van het geding. De uitspraak werd gedaan door mr. G.W.J. Harten, in aanwezigheid van de griffier M.P. Osinga-Sanders, en werd op dezelfde dag aan de partijen bekendgemaakt.