ECLI:NL:RBAMS:2018:8462
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om goedkeuring afwijkend beding in huurovereenkomst gekoppeld aan franchiseovereenkomst
In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 12 november 2018, is een verzoek om goedkeuring van een afwijkend beding in een huurovereenkomst afgewezen. Het verzoek was ingediend door de verhuurster, vertegenwoordigd door mr. R.C.W.L. Albers, en de huurder, die handelde onder de naam van een franchise. De kern van het verzoek was dat de huurovereenkomst onlosmakelijk verbonden was met een franchiseovereenkomst, en dat de huurder onder bepaalde voorwaarden een optie tot verlenging had. De verhuurster stelde dat de huurder geen wezenlijke aantasting van zijn rechten ondervond door de afwijkingen van de wettelijke bepalingen in het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter oordeelde echter dat de maatschappelijke positie van de huurder, een eenmansbedrijf, in vergelijking met de verhuurster, een internationaal opererende fastfoodonderneming, zodanig was dat de huurder wel bescherming nodig had onder de wettelijke bepalingen betreffende de huur van bedrijfsruimte. De rechter concludeerde dat de voorgestelde afwijkingen van de wettelijke bepalingen, zoals de uitsluiting van rechterlijke toetsing bij beëindiging van de huurovereenkomst, een aanzienlijke aantasting van de rechten van de huurder met zich meebrachten. De kantonrechter wees erop dat de huurder in een kwetsbare positie verkeerde en dat de verhuurster onvoldoende rechtvaardiging had gegeven voor de inbreuk op de wettelijke rechten van de huurder.
De rechter concludeerde dat de bedingen waarvoor goedkeuring werd gevraagd een samenhangend geheel vormden en dat de belangen van de huurder in zodanige mate werden aangetast dat de goedkeuring niet kon worden verleend. De beschikking eindigde met de afwijzing van het verzoek, waarmee de kantonrechter de rechten van de huurder beschermde tegen onredelijke voorwaarden in de huurovereenkomst.