Op 27 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling, bedreiging en vernieling. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers waren ingediend, gevoegd behandeld. De verdachte was betrokken bij meerdere incidenten, waaronder het slaan met een hamer op een aanrecht in een café, wat aanzienlijke schade veroorzaakte, en het mishandelen van twee slachtoffers op 27 mei 2018. Tijdens de zitting op 13 november 2018 heeft de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, gevorderd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. P. Scholte, heeft zich echter gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de mishandeling van een van de slachtoffers, waarbij de verdachte een beroep op noodweer deed.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van slachtoffer 2 en de bedreiging van slachtoffer 3, maar heeft hem vrijgesproken van de mishandeling van slachtoffer 1 en de inbraak bij het Rijksmuseum. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak en dat de mishandeling van slachtoffer 1 niet als wederrechtelijk kon worden aangemerkt, gezien de omstandigheden van de zaak.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft rekening gehouden met zijn eerdere veroordelingen en de persoonlijke omstandigheden, waaronder een reclasseringstraject. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.