In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 november 2018 uitspraak gedaan in een verzetzaak waarbij het beroep van eiser niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, maar de rechtbank oordeelde dat tegen de afwijzing van het verzoek tot naturalisatie geen beroep openstond, maar bezwaar. Eiser had in plaats van beroep bij de rechtbank bezwaar bij verweerder moeten maken. De rechtbank had het beroep daarom moeten doorzenden naar verweerder, wat niet is gebeurd. De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard en het beroep alsnog niet-ontvankelijk verklaard, maar op andere gronden dan eerder was gedaan. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat eiser ten onrechte beroep had ingesteld tegen het primaire besluit en de bezwaarschriftprocedure had overgeslagen. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiser het betaalde griffierecht vergoed krijgt. Tijdens de zitting is besproken dat eiser een nieuw verzoek om naturalisatie kan indienen, waarbij hij een arrest van het Gerechtshof Amsterdam kan meesturen dat relevant is voor zijn verzoek. De uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van mr. E.D. Dalman, griffier.