ECLI:NL:RBAMS:2018:8376

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2018
Publicatiedatum
26 november 2018
Zaaknummer
13/669110-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van hennepteelt en diefstal elektriciteit met geldboete voor het voorhanden hebben van munitie

Op 26 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 19 september, 20 september en 12 november 2018. De officier van justitie, mr. M. al Mansouri, heeft vrijspraak gevorderd voor de feiten 2 en 3 wegens gebrek aan bewijs, terwijl zij de feiten 1, 4, 5, 6, 7 en 8 als wettig en overtuigend bewezen achtte. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.J. Admiraal, heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 1 tot en met 7 en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor feit 8.

De rechtbank heeft de tenlastelegging in acht genomen, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit in verschillende periodes en locaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit, en heeft de verdachte vrijgesproken van deze feiten. Echter, de rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte op 11 juli 2016 in Amsterdam voorhanden had een viertal munitiepatronen, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 150,00, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft ook beslist over de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte, met uitzondering van de goederen waarop conservatoir beslag rust. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. A.A. Spoel als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669110-16
Datum uitspraak: 26 november 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] ,
[woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 19 september 2018, 20 september 2018 en 12 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. al Mansouri en van wat verdachte en zijn raadsman mr. A.J. Admiraal naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2015 tot
en met 8 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft/hebben gehad in een perceel ( [adres 2] [huisnummer 1] ) 1499
hennepplanten en/of delen daarvan en/of (ongeveer) 1924 gram vermalen hennep,
in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) telkens
daarbij opzettelijk handelden in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2015 tot
en met 11 juli 2016 te Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft/hebben gehad in een perceel ( [adres 3] [huisnummer 2] ) 212 hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s)
telkens daarbij opzettelijk handelden in de uitoefening van een beroep of
bedrijf;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2015 tot
en met 11 juli 2016 te Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2015 tot
en met 11 juli 2016 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een perceel ( [adres 4]
[huisnummer 3] ) 624 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval één of meer
hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s) telkens daarbij opzettelijk handelden in de
uitoefening van een beroep of bedrijf;
5.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2015 tot
en met 11 juli 2016 te Volendam, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
6.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2015 tot
en met 11 juli 2016 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een perceel ( [adres 5]
[huisnummer 4] ) 810 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval één of meer
hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s) telkens daarbij opzettelijk handelden in de
uitoefening van een beroep of bedrijf;
7.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2015 tot
en met 11 juli 2016 te Wormerveer, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
8.
hij op of omstreeks 11 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
voorhanden heeft gehad, een viertal CBC 9 mm patronen en/of een Sellier &
Bellot 9 mm patroon en/of een GECO 9 mm patroon , in elk geval munitie in de
zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten vrijspraak gevorderd wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
De officier van justitie acht de onder 1, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft, aan de hand van haar op schrift gestelde requisitoir, daartoe de in haar ogen relevante bewijsmiddelen opgesomd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde feit heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu aan verdachte meermalen het medeplegen van hennepteelt ten laste is gelegd, zal de rechtbank eerst de door de Hoge Raad geformuleerde aandachtspunten voor de strafrechtelijke beoordeling van medeplegen uiteenzetten.
Voor medeplegen moet er sprake zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële bijdrage – aan het strafbare feit van verdachte van voldoende gewicht is. Indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het strafbare feit en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde (mede)plegen van hennepteelt moet er voor verdachte voldoende beschikkingsmacht over de hennep hebben bestaan en moeten de handelingen van verdachte op de hennepteelt betrekking hebben gehad (als pleger) dan wel moet verdachte aan de handelingen van anderen een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht hebben geleverd (als medepleger) aan het strafbare feit. Verdachte dient zowel opzet te hebben gehad op het strafbare feit als op het vervullen van de deelnemingsvorm medeplegen.
4.3.1
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte één keer, in de nacht van 8 op 9 april 2016, in de buurt van het [adres 2] in Amsterdam is gezien en dat hij, op het moment dat de politie in zijn richting liep, wegrende. Op dat moment was de politie bezig met het ontruimen van de hennepkwekerij op het adres [adres 2] [huisnummer 1] . Uit de tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en verdachte volgt dat zij regelmatig spreken over “Noord” en “de loods”. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in Amsterdam Noord woont en dat hij samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een garagebox in Amsterdam Noord heeft, die zij “de loods” noemen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet zonder meer kan worden vastgesteld dat telkens wanneer verdachte in gesprekken met [medeverdachte 1] over “Noord” of “de loods” spreekt, daarmee de loods aan het [adres 2] [huisnummer 1] waar de hennepkwekerij zich bevond wordt bedoeld.
Uit de tapgesprekken, en dan met name uit het tapgesprek van 15 maart 2016 waarin [medeverdachte 1] gebeld wordt door verdachte, leidt de rechtbank af dat verdachte op de hoogte was van een hennepkwekerij in Amsterdam Noord. Wat de rol van verdachte daarbij is geweest, is echter onduidelijk. Uit het gesprek van 15 maart 2016 leidt de rechtbank in ieder geval af dat verdachte niet weet hoe lang de hennep er al staat. Voor zover de officier van justitie heeft verwezen naar tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte waarin wordt gesproken over ‘werkgerelateerde’ activiteiten die niets met hun reguliere banen te maken hebben, is de rechtbank van oordeel dat de inhoud van die gesprekken onvoldoende specifiek is om daaraan de conclusie te verbinden dat zij spreken over handelingen met betrekking tot hennepteelt, temeer nu het dossier aanknopingspunten biedt voor een handeltje van verdachte in pallets met flessen van het merk Bacardi.
Uit voornoemde observatie en tapgesprekken, in samenhang en onderling verband beschouwd, kan naar het oordeel van de rechtbank hoogstens worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van de hennepkwekerij op het adres [adres 2] [huisnummer 1] te Amsterdam. Dat is onvoldoende om verdachte als (mede)pleger van die hennepkwekerij aan te merken, zodat verdachte van het hem onder 1 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.
4.3.2
Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan de hem onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft schuldig gemaakt. Verdachte zal daarom van deze feiten worden vrijgesproken.
4.3.3
Vrijspraak ten aanzien van het onder 4 en 5 ten laste gelegde
Uit een tapgesprek van 14 januari 2016, waarin [medeverdachte 1] belt met verdachte, blijkt dat door verdachte wordt gezegd dat ze met een bloedgang naar Volendam moeten. Verdachte zegt in het gesprek vervolgens dat ze met meerdere mensen erheen moeten om de spullen weg te halen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich dat gesprek niet meer kan herinneren. Hij heeft verklaard dat hij met zijn klusbedrijf in veel verschillende plaatsen komt, en dat het goed mogelijk is dat hij op 14 januari 2016 voor zijn werk in Volendam is geweest.
Uit een tapgesprek van 3 februari 2016, waarin [medeverdachte 1] belt met verdachte, blijkt dat door verdachte wordt gezegd dat hij in Volendam is om samen met [persoon 1] (de rechtbank begrijpt: [persoon 1] , ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 4] [huisnummer 3] in Volendam) wanden te plaatsen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wanden heeft geplaatst op het adres [adres 4] [huisnummer 3] in Volendam omdat hem gevraagd werd dat te doen. Op het moment van het plaatsen van de wanden wist hij niet dat deze geplaatst werden ten behoeve van een hennepkwekerij. Later heeft hij wel vernomen dat er een hennepkwekerij zou worden gebouwd.
Op grond van de tapgesprekken in het dossier acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte op de hoogte was van hennepkwekerijen in Noord Holland waar [medeverdachte 1] bij betrokken was. Voor wat betreft de directe betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij op het adres [adres 4] [huisnummer 3] in Volendam kan slechts worden vastgesteld dat verdachte wanden heeft geplaatst. De rechtbank sluit niet uit dat verdachte wist dat deze wanden werden geplaatst ten behoeve van een hennepkwekerij. Echter, dit handelen van verdachte is onvoldoende om het ten laste gelegde medeplegen van hennepteelt bewezen te achten. Verdachte zal dan ook van het onder 4 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte enige betrokkenheid bij de ten laste gelegde diefstal van een hoeveelheid elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij heeft gehad of daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden. Verdachte zal daarom ook van het onder 5 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.3.4
Vrijspraak ten aanzien van het onder 6 en 7 ten laste gelegde
Blijkens het proces-verbaal van uitgekeken camerabeelden van een bedrijfspand op de [adres 5] van 5 april 2016 wordt op de camerabeelden op 25 maart 2016 om 13:48 uur gezien dat verdachte het perceel [adres 5] [huisnummer 4] in Wormerveer binnengaat. Om 14:49 uur wordt gezien dat hij het pand weer verlaat.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij twee keer in het pand aan de [adres 5] [huisnummer 4] in Wormerveer is geweest. In eerste instantie is hij daar geweest om een Boeddha beeldje te bekijken in de winkel die in dat pand gevestigd is. In de winkel raakte hij met de eigenaar van de winkel in gesprek. Verdachte vertelde dat hij timmerman was, waarop de eigenaar van de winkel vroeg of hij plankjes aan de muur kon bevestigen en raamstickers kon plaatsen. Verdachte heeft toen de plankjes aan de muur bevestigd en is nog een keer teruggekomen om de raamstickers te plaatsen. Dat was de reden van zijn tweede bezoek aan het pand, aldus verdachte.
Uit het tapgesprek van 14 maart 2016, waarin verdachte belt naar [medeverdachte 1] , volgt dat [medeverdachte 1] zegt dat hij even naar Wormerveer gaat, omdat hij het wil zien. Verdachte zegt dan dat hij dat ook had, maar dat als [medeverdachte 1] geweest is, hij het hem dan kan vertellen. De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van dit gesprek vragen opwekt, maar niet zodanig dat het gesprek schreeuwt om een uitleg en het aan verdachte is om een uitleg te geven. Daar komt bij dat de rechtbank niet met zekerheid kan vaststellen dat, waar gesproken wordt over ‘Wormerveer’, gedoeld wordt op de hennepplantage. De rechtbank neemt hierbij ook in ogenschouw dat de verklaring die verdachte heeft gegeven met betrekking tot zijn aanwezigheid in het pand aan de [adres 5] [huisnummer 4] in Wormerveer, bij het ontbreken van steunbewijs waaruit het tegendeel volgt, niet als een kennelijk leugenachtige verklaring terzijde kan worden geschoven.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte zich als medepleger heeft schuldig gemaakt aan de hennepteelt op het adres [adres 5] [huisnummer 4] in Wormerveer. Verdachte zal dan ook van het onder 6 ten laste gelegde worden vrijgesproken. De rechtbank is voorts van oordeel dat uit het dossier niet volgt dat verdachte enige betrokkenheid bij de ten laste gelegde diefstal van een hoeveelheid elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij heeft gehad of daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden. Verdachte zal daarom ook van het onder 7 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde:
op 11 juli 2016 te Amsterdam voorhanden heeft gehad een viertal CBC 9 mm patronen en een Sellier & Bellot 9 mm patroon en een GECO 9 mm patroon, in elk geval munitie in de
zin van de Wet wapens en munitie van categorie III.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft, voor het geval de rechtbank zijn standpunt tot vrijspraak van de feiten 1 tot en met 7 niet zou volgen, verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen. Hij heeft er verder op gewezen dat het voorhanden hebben van munitie doorgaans wordt bestraft met een geldboete.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft munitie voorhanden gehad, hetgeen de veiligheid van de samenleving niet ten goede komt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële documentatie van 30 augustus 2018, niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht geformuleerde oriëntatiepunten. Voor het voorhanden hebben van 5 tot 10 patronen (scherpe munitie) geldt als oriëntatiepunt een geldboete van € 170,00.
De rechtbank constateert dat er sprake is van een overschrijding met ruim vier maanden van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu de zaak niet is afgerond met een eindvonnis binnen 2 jaren na de aanhouding van verdachte. Immers, verdachte is op 11 juli 2016 aangehouden, terwijl dit vonnis op 26 november 2018 wordt gewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een bijzondere omstandigheid die een dergelijke overschrijding zou kunnen rechtvaardigen. De rechtbank houdt hiermee in strafmatigende zin rekening.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het feit dat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht, alles afwegende en gezien de overschrijding van de redelijke termijn, een geldboete van € 150,00 passend en geboden.

9.Beslag

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank geen beslissing dient te nemen ten aanzien van de op de beslaglijst genoemde auto en geldbedragen (items 2, 3, 4 en 16), omdat daar conservatoir beslag op is gelegd. Ten aanzien van de telefoon van het merk Nokia (item 17) heeft de officier van justitie gevorderd dat dit goed wordt verbeurd verklaard, nu de door haar onder 1, 4 en 6 bewezen geachte feiten met behulp van dit goed zijn begaan. Ten aanzien van de overige op de beslaglijst genoemde goederen (items 12, 13, 14, 15, 18, 19, 20) heeft zij de teruggave aan verdachte gevorderd.
De raadsman van verdachte heeft, nu hij zich op het standpunt heeft gesteld dat verdachte ten aanzien van de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, verzocht om ten aanzien van alle op de beslaglijst genoemde goederen de teruggave aan verdachte te gelasten.
Nu verdachte van de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken, zal de rechtbank ten aanzien van alle op de beslaglijst genoemde goederen de teruggave aan verdachte gelasten. Voor zover er conservatoir beslag is gelegd op de auto (item 2) en de geldbedragen (items 3, 4 en 16), kan dit aan een feitelijke teruggave van de goederen aan verdachte in de weg staan. Gelet op het bepaalde in artikel 353 lid Sv dient de rechtbank wel een beslissing te nemen over het op grond van artikel 94 Sv op deze goederen rustende beslag.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en
de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 8 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 3 (drie) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, op de geldboete in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van € 50,00 (vijftig euro) per dag.
Gelast de
teruggave aan verdachtevan:
2. 1.00 STK Personenauto [kenteken 1]
MERCEDES-BENZ B 170 Kl:Zwart
5219761
3. Geld Euro (waarde 980.00)
5219094
4. Geld Euro (waarde 8250.00)
5219097
12. 1.00 STK Sleutelbos
5220434
13. 1.00 STK Kentekenbewijs
[kenteken 2]
5222991 op naar (de rechtbank begrijpt: naam) van [persoon 2]
14. 1.00 STK Pas
EUROPEESCHE boot
5222995 verzekeringspas onv [persoon 2]
15. 1.00 STK USB-stick (memorykaart)
FUJIFILM
Fujifilm Xd Picture Card 128 mb 5218906
16. Geld Euro (waarde 1500.00)
betreft zekerheidsstelling sieraden/horloge
17. 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA
5218883
18. 4.00 STK Sleutel
5219119
19. 1.00 STK Bon
5219163; meerdere aankoopbonnen
20. 1.00 STK Sleutel
5219365
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Lieberwirth, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 november 2018.
[...]
[...]
[...]
[...]