ECLI:NL:RBAMS:2018:8338

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 6730
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting kledingwinkel in Amsterdam na geweldsincident

Op 23 november 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een kledingwinkel, aangeduid als verzoekster, en de burgemeester van Amsterdam, die als verweerder optrad. De burgemeester had op 1 november 2018 bevel gegeven om de kledingwinkel van verzoekster te sluiten, na een gewelddadig incident waarbij op een naastgelegen winkel was geschoten en een handgranaat was aangetroffen bij een nabijgelegen restaurant. Verzoekster, die haar winkel exploiteert in hetzelfde pand als de gesloten winkel, verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen en het sluitingsbevel te schorsen.

Tijdens de zitting op 15 november 2018 heeft verzoekster betoogd dat het sluitingsbevel niet op haar winkel van toepassing is, omdat zij een aparte ingang heeft en haar winkelruimte zich in een afgescheiden deel van het pand bevindt. De burgemeester stelde echter dat de sluiting van het gehele pand was beoogd, inclusief de winkel van verzoekster, vanwege de banden tussen de twee winkels en de ernst van de openbare orde schendingen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het heropenen van verzoeksters winkel geen afbreuk zou doen aan de belangen die met de sluiting van de andere winkel waren gediend. Er waren geen aanwijzingen dat de openbare orde ook door verzoekster was geschonden. De rechter besloot daarom het bestreden besluit te schorsen tot de beslissing op het bezwaar van verzoekster bekend is gemaakt. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/6730

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 november 2018 in de zaak tussen

de [verzoekster] , gevestigd te [plaats] , verzoekster,

hier te noemen: [verzoekster]
(gemachtigde: mr. J. de Groot),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigden: mr. N.J.C. Monincx en T. Blok).

Procesverloop

Met het besluit van 1 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bevolen de kledingwinkel [winkel] aan het adres [adres] in [plaats] onmiddellijk voor onbepaalde tijd te sluiten.
[verzoekster] heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2018. [verzoekster] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en door [naam] , vennoot van [verzoekster] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Feiten en besluitvorming verweerder
2. [verzoekster] exploiteert een kledingwinkel op het niet officiële adres [adres] in [plaats] . Zij is gevestigd in hetzelfde pand als kledingwinkel [winkel] en huurt haar winkelruimte door middel van een onderhuurconstructie van een vennoot van [winkel] .
3. Verweerder heeft het bestreden besluit genomen, omdat er op 1 november 2018 om 02:34 uur op [winkel] is geschoten en er in dezelfde nacht bij restaurant P&G een handgranaat is neergelegd waarbij de pin was verwijderd. Er lijkt tussen dit restaurant en [winkel] een verband te bestaan. Het geopend blijven van [winkel] levert een ernstig gevaar op voor de openbare orde. Door de beschieting van het pand is het woon- en leefklimaat ernstig aangetast en is de openbare orde ernstig verstoord. Daarom dient, conform het beleid zonder begunstigingstermijn, met spoed te worden opgetreden op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder e, van de APV.
De voorlopige voorziening waar [verzoekster] om verzoekt
4. [verzoekster] verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat het bestreden besluit, voor zover dit is gericht tegen haar kledingwinkel, wordt geschorst tot op haar bezwaar is beslist.
Standpunten partijen
5. [verzoekster] voert aan dat het bestreden besluit, gelet op de formulering daarvan, niet op haar kledingwinkel ziet. Het bevel tot sluiting betreft immers “kledingwinkel [winkel] aan het [adres] ”. [verzoekster] stelt dat zij haar kledingwinkel weliswaar exploiteert in hetzelfde pand als [winkel] , maar dit geheel los van [winkel] doet. Volgens haar bevindt haar winkelruimte zich in een afgescheiden deel, zijn de rolluiken van de winkelruimtes in het pand – na een kleine aanpassing – afzonderlijk van elkaar te bedienen en heeft haar kledingwinkel aan de buitenzijde van het pand een eigen ingang en een (niet officieel) eigen huisnummer. Van het geopend blijven van de kledingwinkel van [verzoekster] zou geen enkel gevaar voor de openbare orde uitgaan, zo betoogt [verzoekster] .
6. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat met het bestreden besluit sluiting van het gehele pand is beoogd, dus ook de kledingwinkel van [verzoekster] . De banden die [verzoekster] met [winkel] heeft, rechtvaardigen ook de sluiting van de kledingwinkel van [verzoekster] . Zo zijn beide kledingwinkels in het pand met huisnummer [nummer] gevestigd, huurt [verzoekster] haar winkelruimte illegaal onder van een vennoot van [winkel] , zijn de rolluiken van beide kledingwinkels op één plaats te bedienen en delen zij water- en elektriciteitsaansluitingen. Bovendien staat het niet vast dat [verzoekster] niets met schendingen van de openbare orde te maken heeft, zo heeft verweerder ter zitting betoogd.
Oordeel voorzieningenrechter
7.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden met het heropenen van de kledingwinkel van [verzoekster] niet de belangen doorkruist die met de sluiting van [winkel] zijn gediend. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe het volgende.
7.2.
Uit het procesdossier, waaronder de bestuurlijke rapportage van de politie van
1 november 2018, komen geen aanwijzingen naar voren dat de in het bestreden besluit genoemde schendingen van de openbare orde (ook) waren gericht tegen [verzoekster] . Zo is ter zitting door verweerder bevestigd dat de twee kogelgaten van de beschietingen op
1 november 2018 in het gedeelte van het pand zaten waarin [winkel] is gevestigd. Er zijn geen kogelgaten in het gedeelte van het pand van [verzoekster] aangetroffen. Daarnaast houdt [het restaurant] waar in dezelfde nacht een handgranaat was neergelegd verband met [winkel] . Niet gebleken is dat dit restaurant ook verband houdt met [verzoekster] . Dat [verzoekster] haar gedeelte van het pand huurt van een vennoot van [winkel] betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat geconcludeerd moet worden dat de beschietingen van het pand en de bij [het restaurant] neergelegde handgranaat ook gericht waren tegen [verzoekster] . Dit geldt ook voor het feit dat [verzoekster] en [winkel] hetzelfde officiële huisnummer hebben en dat zij de water- en elektriciteitsaansluitingen delen.
7.3.
Verder is voor het oordeel van de voorzieningenrechter van belang dat [verzoekster] en [winkel] feitelijk en zichtbaar onafhankelijk van elkaar open en gesloten kunnen zijn. Zo hebben beide winkels een eigen ingang, zijn de rolluiken van de winkelruimtes in het pand – na een kleine aanpassing – afzonderlijk van elkaar te bedienen, is [verzoekster] voor haar bedrijfsvoering niet afhankelijk van water en kan zij ook elektriciteit gebruiken indien [winkel] gesloten is.
7.4.
Het standpunt van verweerder dat de sluiting van [verzoekster] voor haar risico komt omdat zij ervoor kiest van een niet officieel huisnummer gebruik te maken, volgt de voorzieningenrechter niet. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de feitelijke situatie ter plaatse doorslaggevend is. Die brengt mee dat er gesproken moet worden van twee onafhankelijk van elkaar bestaande winkels. De afwezigheid van een registratie van het huisnummer [nummer] kan daar niet aan afdoen. De in het bestreden besluit en ter zitting door verweerder genoemde belangen die met de sluiting van [winkel] zijn gediend, zoals het laten wederkeren van de rust in de buurt en het beschermen tegen mogelijke toekomstige openbare orde schendingen, komen met het opengaan van [verzoekster] niet in het gedrang.
Beslissing voorzieningenrechter, vergoeding griffierecht en proceskostenveroordeling
8.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit, zover dit is gericht tegen de kledingwinkel van [verzoekster] , wordt geschorst tot de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van [verzoekster] .
8.2.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan [verzoekster] het door haar betaalde griffierecht
(€ 338,-) vergoedt. Om dezelfde reden voordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de door [verzoekster] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit, voor zover dit is gericht tegen de kledingwinkel van
[verzoekster] , tot de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van [verzoekster] ;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,- aan [verzoekster] te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van [verzoekster] tot een bedrag van
€ 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.A. Lemmens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
23 november 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.