ECLI:NL:RBAMS:2018:8328

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
C/13/656162 / HA RK 18/340
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een bestuursrechter na einduitspraak in de hoofdzaak

Op 26 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker, die zich niet kon verenigen met de uitspraak van de bestuursrechter mr. B.C. Langendoen. Het wrakingsverzoek was gedaan bij fax op 19 oktober 2018, nadat de rechter al een definitieve uitspraak had gedaan in de hoofdzaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat volgens artikel 8:16 van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb) een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend zolang de rechter nog een zaak van de verzoeker in behandeling heeft. Aangezien de rechter in de hoofdzaak al had beslist, was het wrakingsverzoek niet ontvankelijk. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot wraking. Deze beslissing werd genomen in een openbare zitting, waarbij de rechters N.C.H. Blankevoort, A.W.J. Ros en M.V. Ulrici aanwezig waren. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op bij brief van 19 oktober 2018 schriftelijk gedane en onder rekestnummer C/13/656162 / HA RK 18/340 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats]
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. B.C. Langendoen, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
 Het schriftelijke wrakingsverzoek van 19 oktober 2018;
 Een proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2018 op een door verzoeker ingesteld verzet met zaaknummer AMS 18/1433.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
In artikel 8:16 van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2
Uit voornoemd artikel 8:16 Awb blijkt dat een wrakingsverzoek slechts de rechter kan betreffen die een zaak van de betrokken partij in behandeling heeft. Dit brengt mee dat geen wrakingsverzoek meer kan worden gedaan nadat de rechter in de zaak definitief heeft beslist. De rechter heeft dan immers geen zaak van verzoeker meer in behandeling.
2.3
Het verzoek tot wraking is gedaan bij faxbrief van 19 oktober 2018 welke fax is ingekomen om 18:28. Het verzet van klager stond voor behandeling op de rol van 19 oktober 2018 om 09:40 uur. Volgens het proces-verbaal van de behandeling als hiervoor vermeld heeft de rechtbank na afloop van de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.2 is overwogen, kan, nu het verzoek is gedaan na einduitspraak, verzoeker niet in het door hem ingediende verzoek worden ontvangen. Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 8:18 Awb bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek aanstonds niet-ontvankelijk moet worden verklaard aangezien het na de uitspraak is gedaan en de rechter geen zaak van verzoeker meer in behandeling heeft.
2.4
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.W.J. Ros en M.V. Ulrici, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 oktober 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.