ECLI:NL:RBAMS:2018:8321

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
13/654076-18 en 13/684282-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens mishandeling, poging tot diefstal met geweld, bedreiging en vernieling

Op 23 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, poging tot diefstal met geweld, bedreiging met brandstichting en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 juli 2018 in Amsterdam een slachtoffer heeft mishandeld door deze in het gezicht te slaan. Tevens heeft hij geprobeerd een scooter van het slachtoffer af te nemen, waarbij hij geweld heeft gebruikt en met een mes heeft gedreigd. De rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag niet bewezen kon worden, maar dat de mishandeling en de poging tot diefstal met geweld wel bewezen waren. De verdachte heeft ook een andere persoon bedreigd met brandstichting en heeft schade toegebracht aan een hotel door een raam en een televisie te vernielen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het hotel voor de geleden schade. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een antisociale persoonlijkheidsstoornis.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/654076-18
13/684282-17 (tul)
Datum uitspraak: 23 november 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het Justitieel Complex [naam Justiteel Complex] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 04 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer 1] één of meermalen te slaan en of te schoppen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of,
- met een vleesmes en/of kloofbijl, in elk geval een scherp voorwerp in de richting van de borst van die [slachtoffer 1] te slaan en/of zwaaien en/of,
- achter die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan te rennen, zwaaiend met een vleesmes en/of kloofbijl, in elk geval een scherp voorwerp;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 04 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] één of meermalen te slaan en of te schoppen in het gezicht en/of tegen het hoofd, waardoor deze pijn en/of letsel heeft bekomen;
2.
hij op of omstreeks 04 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bromfiets/scooter, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolen te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte
- onverhoeds tegen die [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd "Wat moet je vuile klootzak! Deze scooter is van mij. Ik ga ja doodmaken! Ik maak jullie allemaal af!", en/of vervolgens
- de bromfiets/scooter van die [slachtoffer 1] heeft geprobeerd af te pakken en/of vervolgens
- die [slachtoffer 1] tweemaal, in elk geval een of meermalen tegen het gezicht en/of borst, in elk geval lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- meerdere keren heeft gezegd de scooter te willen, en/of
- heeft verdachte (nadat de sleutel van de bromfiets/scooter door [slachtoffer 2] werd weggegooid)
- de bromfiets/scooter op de grond gegooid, en/of vervolgens
- een vleesmes en/of kloofbijl uit zijn jas gepakt en vervolgens dit vleesmes en/of kloofbijl, in elk geval scherp voorwerp (dreigend) bewogen en/of steekbeweg gemaakt in de richting van de borst en/of lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- is vervolgens (dreigend) met het vleesmes en/of kloofbijl, in elk geval scherp voorwerp in zijn hand, achter die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] aan gerend;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 04 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- die [slachtoffer 1] één of meermalen te slaan en of te schoppen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of,
- met een vleesmes en/of kloofbijl, in elk geval een scherp voorwerp in de richting van de borst van die [slachtoffer 1] te slaan en/of zwaaien en/of,
- achter die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan te rennen, zwaaiend met een vleesmes en/of kloofbijl, in elk geval een scherp voorwerp;
3.
hij op of omstreeks 04 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval Nederland [slachtoffer 3] heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte een opzettelijk dreigende lichaamshouding aangenomen en/of op korte afstand van die [slachtoffer 3] gestaan en/of vervolgens dreigend de woorden toegevoegd: "Als jij de politie belt steek ik hier de boel in de fik, ik ga zo benzine kopen", althans woorden van gelijke dreigende aard en of strekking;
4.
hij op of omstreeks 04 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of televisie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of Hotel [naam hotel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een met een stoel het raam en/of de televisie kapot te slaan;
5.
hij op of omstreeks 4 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, heeft een hoeveelheid aan geld, namelijk vijf enveloppen met in
- envelop 1: 100 biljetten van 50 euro,
- envelop 2: 100 biljetten van 50 euro,
- envelop 3: 40 biljetten van 50 euro en/of een bankbiljet van 5 Engelse ponden,
- envelop 4: 96 biljetten van 50 euro en 2 biljetten van 100 euro,
- envelop 5: 100 biljetten van 50 euro,
zijnde in totaal 435 biljetten van 50 euro, 2 biljetten van 100 euro en een biljet van 5 Engelse pond, een totaal geldbedrag van 21.950 euro en 5 Engelse pond, in elk geval een hoeveelheid aan geld, afkomstig uit eigen en/of enig misdrijf heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat bovengenoemd geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf en/of misdrijven;
6.
hij op of omstreeks 04 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval Nederland, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een vleesmes en/of kloofbijl, in elk geval een voorwerp, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Splitsing

Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde feit niet volledig is geweest en splitsing om die reden wenselijk is.

5.Waardering van het bewijs

Feit 1
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1 primair is ten laste gelegd en overweegt hieromtrent als volgt. Uit de verklaring van [slachtoffer 1] volgt dat verdachte hem in het gezicht heeft geslagen, hetgeen ook blijkt uit de camerabeelden van het voorval. Het enkele slaan in het gezicht kan evenwel op zichzelf niet worden aangemerkt als een poging tot doodslag of een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Blijkens de verklaring van [slachtoffer 1] zou verdachte ook op enig moment – op korte afstand – met een mes slaande bewegingen in de richting van zijn borst hebben gemaakt. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt op dit punt echter geen steun in de verklaring van [slachtoffer 2] , die eveneens bij het incident aanwezig was, noch blijkt dit uit de camerabeelden. Op de camerabeelden is enkel te zien dat verdachte met een mes heeft gezwaaid, hetgeen onvoldoende is om te kunnen spreken van een poging tot doodslag of een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Tot slot blijkt uit de verklaring van [slachtoffer 2] , welke verklaring steun vindt in de camerabeelden, dat verdachte met een mes achter hem is aangerend. Uit het enkele gegeven dat verdachte met een mes achter [slachtoffer 2] is aangerend, kan niet worden afgeleid dat verdachte ook de bedoeling had om [slachtoffer 2] met het mes te raken.
Nu wel is vast komen staan dat verdachte [slachtoffer 1] in het gezicht heeft geslagen, acht de rechtbank de onder 1 subsidiair tenlastegelegde mishandeling bewezen.
Feit 2
De rechtbank acht bewezen hetgeen onder 2 primair is ten laste gelegd en overweegt hieromtrent als volgt. Verdachte heeft [slachtoffer 1] in het gezicht geslagen om zo diens scooter afhandig te kunnen maken, hetgeen blijkt uit het gegeven dat hij onderwijl naar [slachtoffer 1] heeft geroepen dat hij de scooter wilde hebben en ook heeft geprobeerd de scooter vast te pakken. Dat verdachte in het kader van deze poging tot diefstal met een mes heeft gezwaaid, acht de rechtbank niet bewezen. Uit de camerabeelden blijkt namelijk dat verdachte pas achteraf met het mes is gaan zwaaien, nadat het hem niet was gelukt om de scooter afhandig te maken.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard zich bedreigd te hebben gevoeld doordat verdachte hen met een mes belaagde. De rechtbank acht dit ook zeker aannemelijk. Nu de rechtbank de onder 2 primair ten last gelegde poging diefstal bewezen heeft verklaard komt zij echter aan de beoordeling van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde bedreiging niet meer toe. Dit zou anders zijn geweest indien ervoor was gekozen deze feiten cumulatief/alternatief ten laste te leggen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1. subsidiair
op 4 juli 2018 te Amsterdam, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] te slaan in het gezicht;
2. primair
op 4 juli 2018 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een scooter, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte
- onverhoeds tegen die [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd "Wat moet je vuile klootzak! Deze scooter is van mij. Ik ga ja doodmaken! Ik maak jullie allemaal af!", en vervolgens
- de scooter van die [slachtoffer 1] heeft geprobeerd af te pakken en vervolgens
- die [slachtoffer 1] tegen het gezicht heeft geslagen en
- meerdere keren heeft gezegd de scooter te willen;
3.
op 4 juli 2018 te Amsterdam, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte een opzettelijk dreigende lichaamshouding aangenomen en op korte afstand van die [slachtoffer 3] gestaan en vervolgens dreigend de woorden toegevoegd: "Als jij de politie belt steek ik hier de boel in de fik, ik ga zo benzine kopen";
4.
op 4 juli 2018 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een raam en televisie, toebehorende aan Hotel [naam hotel] , heeft vernield;
6.
op 4 juli 2018 te Amsterdam, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een vleesmes/kloofbijl, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 2 primair, 3, 4, 5, en 6 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest en terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
De raadsman heeft met betrekking tot de terbeschikkingstelling met dwangverpleging aangevoerd dat deze maatregel niet kan worden opgelegd. In het dossier zit een recente rapportage van een psychiater, maar deze komt niet tot het advies van terbeschikkingstelling. De rapportage van de psycholoog is meer dan een jaar oud (van 21 augustus 2017) en verdachte geeft geen toestemming hiervan gebruik te maken. Het reclasseringsadvies kan niet in de plaats worden gesteld van een psychologisch rapport. De reclassering is immers geen gedragskundige.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft vernielingen aangericht op zijn hotelkamer en ten overstaan van de medewerker van het hotel gedreigd het hotel in brand te steken. Verdachte heeft daarmee voor veel overlast en schade gezorgd, alsook de medewerker angstige momenten bezorgd. Verdachte is vervolgens de straat opgerend en heeft op agressieve wijze geprobeerd de scooter van een toevallige voorbijganger af te nemen. Verdachte heeft deze voorbijganger geslagen en bovendien een mes getrokken, hetgeen eveneens ernstige feiten zijn.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 17 oktober 2018 blijkt dat verdachte eerder voor diverse vermogens- en geweldsdelicten is veroordeeld. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur passend en geboden.
De rechtbank heeft kennis genomen van de psychiatrische rapportage van W.J.M. de Brauw
en C.A.M. van der Meijs van 2 november 2018. Hieruit volgt dat verdachte een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft en dat deze stoornis ook aanwezig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De psychiaters verwachten ook dat verdachte zal recidiveren. Gezien de persoonlijkheidsproblematiek en het hoge recidiverisico acht de psychiater een behandeling in een forensisch psychiatrische polikliniek wenselijk, waarbij het van belang is dat verdachte huisvesting krijgt.
Ook de reclassering komt in haar advies van 5 oktober 2018 en de aanvulling daarop van 2 november 2018 tot de conclusie dat sprake is van een hoog recidiverisico. De reclassering adviseert het opleggen van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, mits verdachte zich ter zitting bereid toont daaraan zijn medewerking te verlenen.
De rechtbank neemt de conclusies over en volgt de adviezen
De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de bewezenverklaarde feiten verdachte niet geheel zijn toe te rekenen. De psychiater heeft weliswaar geen uitspraak gedaan over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, maar gelet op de inhoud van het rapport alsook de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, acht de rechtbank deze conclusie gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Om het risico op recidive te beperken is behandeling van de problematiek van verdachte van belang. Verdachte heeft in het verleden veel hulpverlening gehad. Dit heeft echter nog niet tot resultaten geleid. De reden daartoe lijkt te zijn gelegen in het gebrek aan medewerking aan de zijde van verdachte. Verdachte heeft echter ter terechtzitting verklaard dat hij inmiddels gemotiveerd is om aan zichzelf te werken en ook bereid is daartoe de benodigde actie te ondernemen. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat begeleiding, gelet op het verleden, voor de reclassering mogelijk geen eenvoudige opgave zal zijn, zal zij daarom toch volstaan met het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met na te noemen bijzondere voorwaarden.
Dat het gebrek aan medewerking in het verleden maakt dat nu slechts de optie van een terbeschikkingstelling resteert, acht de rechtbank (vooralsnog) een stap te ver. Nog daargelaten dat deskundigen een terbeschikkingstelling niet hebben geadviseerd, is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat niet is voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden om oplegging van een dergelijke maatregel mogelijk te maken.
Gelet op voornoemde rapportage en advies is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal zij bevelen dat de op te leggen voorwaarden en het toezicht daarop, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Onttrekking aan het verkeer
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een mes (met goednummer 5597358), dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 6 bewezen geachte is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij Hotel [naam hotel] (vertegenwoordigd door [slachtoffer 3] ) vordert € 329,01 aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 4 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering is tot een bedrag van € 32,12 betwist, zijnde een bedrag aan BTW. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat dit bedrag dient te worden afgewezen nu BTW voor de benadeelde partij aftrekbaar is.
De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom tot een bedrag van in totaal € 296,89 (€ 329,01 - € 32,12) worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van Hotel [naam hotel] voornoemd wordt ten aanzien van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, als extra waarborg voor betaling daarvan, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 9 juli 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/684282-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 11 oktober 2017 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 2 maanden niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36b, 36c, 36f, 45, 55, 57, 285, 300, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Splitst af feit 5 van de dagvaarding met parketnummer 13/654076-18.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4 en 6 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Met betrekking tot het onder 1 subsidiair en 2 primair bewezenverklaarde:
Eendaadse samenloop van:
Mishandeling,
en
poging tot diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Met betrekking tot het onder 3 bewezenverklaarde:
Bedreiging met brandstichting.
Met betrekking tot het onder 4 bewezenverklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen.
Met betrekking tot het onder 6 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:

4.Meldplicht bij reclassering

Verdachte meldt zich bij een nader te bepalen reclasseringsinstelling. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.

5.Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kort durende klinische opname)

Verdachte laat zich behandelen bij een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij risicovolle situaties kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek. Indien dit wordt geïndiceerd laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.

6.Begeleid wonen of maatschappelijke opvang

Verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

7.Meewerken aan middelencontrole

Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest), urineonderzoek en bloedonderzoek.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- Een mes (5597358).
Wijst de vordering van Hotel [naam hotel] , gevestigd op het adres [adres 1] toe tot een bedrag van € 296,89 (tweehonderdzesennegentig euro en negenentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (4 juli 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan Hotel [naam hotel] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van Hotel [naam hotel] , te betalen de som van € 296,89 (tweehonderdzesennegentig euro en negenentachtig cent, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (4 juli 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van vijf dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan één van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 11 oktober 2017, namelijk een gevangenisstraf van twee maanden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. S.A. Krenning en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 november 2018.
De oudste rechter is buiten staat
het vonnis te ondertekenen.