ECLI:NL:RBAMS:2018:8317

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
13/684128-18 , 13/674192-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing inzake rechtsbijstand en geestelijke gezondheid van verdachte

Op 1 november 2018 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen in de strafzaak van een verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum. De rechtbank heeft op basis van artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering vastgesteld dat de geestvermogens van de verdachte gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn, waardoor hij niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen. Deze beslissing is genomen na beoordeling van recente psychiatrische en psychologische rapportages, alsook het gedrag van de verdachte tijdens de zitting.

De voormalig raadsman van de verdachte, mr. O. Bolluyt, heeft aangegeven dat de verdachte niet langer door hem wenst te worden bijgestaan, wat problematisch is voor de wijziging van de toevoeging voor gefinancierde rechtsbijstand. De verdachte heeft verklaard dat hij alleen door mr. F.J.E. Hogewind wil worden bijgestaan. Mr. Hogewind heeft zich bereid verklaard om de verdediging op zich te nemen, mits een last tot toevoeging op zijn naam wordt gegeven.

De voorzitter heeft, met inachtneming van artikel 509c van het Wetboek van Strafvordering, bepaald dat mr. F.J.E. Hogewind als raadsman aan de verdachte zal worden toegevoegd. De verdachte kan niet opnieuw zijn raadsman terzijde schuiven of afstand doen van zijn recht op rechtsbijstand. De raadsman is bevoegd en gehouden op te treden, ook al geeft de verdachte aan geen rechtsbijstand te wensen of zich niet te kunnen verenigen met de wijze waarop de raadsman zijn bijstand invult. Deze beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de griffier, B. de Hoogh.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13/684128-18 en 13/674192-16
Beslissing ex. art. 509a van het Wetboek van Strafvordering
De meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam heeft ter terechtzitting van heden,
1 november 2018, ambtshalve beslist in de strafzaak van:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] ,
thans gedetineerd in het ‘Penitentiair Psychiatrisch Centrum’ van de
‘ [naam PI] .
dat op grond van artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering wordt bepaald dat vermoed wordt dat de geestvermogens van verdachte gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn en dat hij ten gevolge daarvan niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen. De rechtbank heeft daarbij gelet op de recent over verdachte opgemaakte psychiatrische en psychologische rapportages, zijn langdurig verblijf in psychiatrische klinieken en GGZ-instellingen, als ook het gedrag van verdachte ter zitting van heden.
Deze beslissing is ter terechtzitting in tegenwoordigheid van verdachte gegeven.
De voormalig raadsman van verdachte, mr. O. Bolluyt, heeft voorafgaande aan de terechtzitting aan de voorzitter laten weten dat verdachte niet langer door hem wenst te worden bijgestaan en dat hij daarom de verdediging heeft neergelegd. De rechtbank constateert dat mr. Bolluyt inmiddels de derde raadsman is die door verdachte de laan uit is gestuurd. Wijziging van de toevoeging voor gefinancierde rechtsbijstand is om die reden problematisch. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij alleen door
mr. F.J.E. Hogewind wil worden bijgestaan. Mr. Hogewind heeft zich bereid verklaard om de verdediging op zich te nemen, mits een last tot toevoeging op zijn naam wordt gegeven.
Met inachtneming van artikel 509c van het Wetboek van Strafvordering bepaalt de voorzitter dat het bestuur van de raad voor rechtsbijstand mr. F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam, als raadsman aan verdachte zal toevoegen. Verdachte kan niet opnieuw zijn raadsman terzijde schuiven of afstand doen van zijn recht op rechtsbijstand. De raadsman is bevoegd en gehouden op te treden, ook al geeft verdachte te kennen dat hij geen rechtsbijstand wenst of zich niet kan verenigen met de wijze waarop de raadsman aan die bijstand invulling geeft.
Deze beslissing is gegeven op 1 november 2018 door:
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en I. Verstraeten-Jochemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier.