ECLI:NL:RBAMS:2018:8306
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor verdachte in oplichtingszaak en uitgeven van vervalst geld
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993, heeft de rechtbank Amsterdam op 16 november 2018 uitspraak gedaan. De zaak betreft oplichting en het uitgeven van vervalst geld. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting van een benadeelde partij, die hem een groot geldbedrag en sieraden ter waarde van € 100.000,00 had overhandigd onder de voorwaarde dat hij een aanbetaling zou ontvangen voor de verkoop van zijn huis. De rechtbank heeft op 2 november 2018 de zaak behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, en de raadsman, mr. W. Hendrickx, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de benadeelde partij niet voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, zoals camerabeelden en vingerafdrukken. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor het medeplegen van oplichting, omdat het essentiële bestanddeel van het bewegen tot afgifte niet kon worden bewezen. De verdachte werd daarom vrijgesproken van feit 1. Ten aanzien van feit 2, het uitgeven van vervalst geld, oordeelde de rechtbank dat de bankbiljetten overduidelijk vals waren en dat niet kon worden bewezen dat deze als echt waren uitgegeven. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte van beide feiten vrijgesproken moest worden.