ECLI:NL:RBAMS:2018:8298

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
13/524407-06
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar

Op 22 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/524407-06, betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1972 en thans verpleegd in een kliniek. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van 30 augustus 2007 en is voor het laatst verlengd op 8 december 2016 voor de duur van twee jaar. De officier van justitie heeft op 9 oktober 2018 een vordering ingediend om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, gebaseerd op adviezen van externe deskundigen. Tijdens de zitting op 8 november 2018 zijn de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, diens raadsvrouw en deskundigen gehoord. De rechtbank heeft de inhoud van de adviezen en de processtukken in overweging genomen. De deskundigen gaven aan dat de terbeschikkinggestelde een persoonlijkheidsstoornis heeft, maar dat er positieve ontwikkelingen zijn in zijn behandeling. De rechtbank concludeert dat de terbeschikkinggestelde nog niet zelfstandig kan functioneren in de maatschappij en dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling met één jaar wordt verlengd. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsvrouw om de behandeling aan te houden af en geeft de kliniek de aanbeveling om tijdig de reclassering in te schakelen voor een maatregelenrapport.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/524407-06
BESCHIKKING
op de op 9 oktober 2018 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam d.d. 8 oktober 2018 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboortegegevens] 1972,
thans verpleegd in [de kliniek] ,
die bij vonnis van deze rechtbank d.d. 30 augustus 2007 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, van welke terbeschikkingstelling de termijn is gaan lopen op 30 november 2014. De terbeschikkingstelling is bij beslissing van deze rechtbank verlengd op 8 december 2016 voor de duur van twee jaar.
De inhoud van de vordering
De officier van justitie heeft, gelet op de nadere motivering van de externe deskundigen, gevorderd de termijn van genoemde terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar.
De procesgang
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 28 september 2018 op grond van artikel 509o, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met twee jaren, alsmede de daarbij overgelegde wettelijke aantekeningen;
  • de op 18 september 2018 en 26 augustus 2018 op grond van artikel 509o, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering opgemaakte adviesrapporten van de psycholoog J.M. Oudejans en de psychiater J. Neeleman, beiden niet verbonden aan de inrichting waarin de terbeschikkinggestelde wordt verpleegd, strekkende tot respectievelijk voorwaardelijke beëindiging van de verpleging dan wel de verlenging van deze terbeschikkingstelling (met dwangverpleging) met 1 (één) jaar;
De rechtbank heeft op 8 november 2018 de officier van justitie mr. A.C. Bennis, de terbeschikkinggestelde en diens raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem, alsmede de deskundige drs. P.K. Kristensen, verbonden aan [de kliniek] en prof dr. J. Neeleman, psychiater, en drs. J.M. Oudejans, psycholoog, in openbare raadkamer gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De beoordeling
Aan genoemd advies van [de kliniek] d.d. 28 september 2018 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:

Diagnose

Betrokkene is in de kliniek gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken en een narcistische persoonlijkheidsstoornis. In retrospect lijkt de verschuiving in diagnostiek tussen het PBC, waarbij sprake zou zijn van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, afhankelijke- en obsessief compulsieve kenmerken, en de kliniek niet terecht te zijn geweest. Inmiddels is de vraag gerezen of er sprake zou kunnen zijn van een (lichte) autisme spectrum stoornis. De kliniek is voornemens daar nader onderzoek naar te doen.

Behandelverloop

Sinds 27 oktober 2017 is er sprake van onbegeleid verlof en op 21 januari 2018 is betrokkene verhuisd naar de pre-resocialisatieafdeling. Sinds maart 2018 praktiseert hij onbegeleide verloven. Sinds 1 september 2018 heeft betrokkene werk gevonden.
De behandeling heeft een gunstig effect gehad op de persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene. De problematiek is hierdoor milder geworden. Betrokkene heeft gemotiveerd gewerkt aan de delictscenario-procedure die succesvol afgerond is met een presentatie en een terugvalpreventieplan. Betrokkene zet zich in voor therapie en is begonnen met dramatherapie
De uitbreiding van het verlof is recent toegekend en betrokkene is gestart met zijn werkzaamheden bij Talent in opleiding. De volgende stap is overplaatsing naar de resocialisatieafdeling. Hier zal getoetst worden in hoeverre betrokkene in een omgeving met meer vrijheid zijn openheid vol kan houden en de relatie die hij met anderen, vooral vrouwen, aangaat blijft bespreken. De focus van de behandeling ligt dan ook op het monitoren van risicovolle situaties in contacten met andere mensen, in het bijzonder in het contact met vrouwen en zijn coping vaardigheden.

Recidiverisico

Betrokkene is een sociaal aangepaste man, die gebaat is bij structuur en duidelijkheid. Aan de oppervlakte zijn de coping- en sociale vaardigheden voldoende. Het toekomstige recidivegevaar wordt vooral binnen intieme relaties verwacht. Het kost betrokkene binnen een intieme relatie veel moeite om te begrijpen hoe de partner de relatie beleeft en de wensen van de partner te accepteren. Niet omdat hij dat niet zou willen, maar omdat hij dat niet heeft geleerd. Betrokkene heeft in toenemende mate zicht gekregen op zijn kwetsbaarheid binnen een intieme relatie. Het toekomstige traject is gericht op een steeds verdere uitbreiding van de vrijheden en verantwoordelijkheden van betrokkene. Het monitoren van nieuwe contacten blijft hierbij het belangrijkste risicomanagement, waarbij betrokkene moet opletten dat hij zich niet overschat.
Bij beëindiging van de maatregel wordt het risico op gewelddadig gedrag als ‘matig’ ingeschat, met name wanneer hij een intieme relatie krijgt waarin hij geïnvesteerd heeft. Bij het wegvallen van de hulpverlening zullen de vertekende verwachtingen en gedachten van betrokkene binnen een relatie niet worden getoetst aan de realiteit, hetgeen de kans op een soortgelijk delict als het indexdelict vergroot. Bij het huidige verlofkader en bij verdere uitbreiding daarvan wordt het risico op terugval in gewelddadig gedrag ingeschat als ‘laag’.

Prognose en advies

Het uitstroomdoel zal de komende periode helder worden. Op de resocialisatieafdeling kan het verdere uitstroomperspectief verduidelijkt worden. Het valt nu nog niet goed te voorspellen in welke mate betrokkene in de toekomst begeleiding nodig heeft. De voortgang zal bepalen of een trainingswoning, een vorm van begeleid wonen of geheel zelfstandig wonen de beste optie is. Bij een goed verloop van de behandeling zal transmuraal verlof in 2019 worden aangevraagd.
De kliniek adviseert de maatregel met twee jaar te verlengen.
De deskundige heeft dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
Aan genoemd advies van psychiater J. Neeleman van 26 augustus 2018 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Er zijn geen aanwijzingen voor narcisme of antisocialiteit of een autisme spectrumstoornis. De sociale onhandigheid komt voort uit perfectionisme. Betrokkene heeft een goed probleembesef en is gemotiveerd voor behandeling ongeacht het kader. Er zijn beschermende factoren aanwezig. Het risico op herhaling van soortgelijke strafbare feiten is matig tot laag vooral omdat het gaat om een samenloop van zijn persoonlijkheid en symbiotische relaties. De risicoprognose van de kliniek houdt te weinig rekening met de progressie in behandeling en het feit dat ongewenst gedrag in TBS klinieken altijd artificieel wordt uitvergroot. Daarnaast is de aanname van schijnaanpassing niet houdbaar.
De psychater acht op klinische gronden een snellere uitstroom dan de kliniek voorstaat verantwoord en adviseert de verlenging van de maatregel met niet meer dan een jaar om nadien de voortgang te toetsen.
Aan genoemd advies van psycholoog J.M. Oudejans van 18 september 2018 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Er zijn geen wezenlijke discrepanties met de in de stukken van de kliniek beschreven diagnostische overwegingen, maar wel met de diagnostische inzichten rondom de mogelijkheid van een autisme-spectrumstoornis, waar de deskundige geen aanwijzingen voor ziet.
Betrokkene heeft aanzienlijk meer zicht gekregen op zichzelf, zijn kwetsbaarheden, krenkbaarheid en valkuilen. Zijn zelfgevoel en zelfbeeld zijn verstevigd en zowel de behoefte om zijn grenzen op te zoeken, boven zijn macht te grijpen en zijn verlangen naar een bijzondere status worden getemperd. Hij heeft geleerd te praten over zijn gevoelens en minder hoge eisen aan zichzelf te stellen, waardoor hij meer tevreden is met wie hij is en meer tolerantie heeft voor zijn zwakke kanten en allerlei onlustgevoelens niet meer zo hoeft uit te leven. Er is nog wel sprake van een persoonlijkheidsstoornis met een bijbehorende kwetsbaarheid en verhoogde krenkbaarheid in intieme relaties. Betrokkene heeft nog niet kunnen oefenen of hij conflicten in een relatie beter kan verdragen en hanteren en ook of hij op de langere termijn voldoende alert blijft op een terugval in oude habituele, dysfunctionele gedragspatronen of dat hij duurzamer flexibeler is geworden in een relatie. Indien de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk beëindigd zou worden en iedere vorm van begeleiding zou wegvallen, is het recidiverisico op de korte termijn klein, op de middellange termijn klein tot matig en op de lange termijn matig.
De begeleiding en behandeling die betrokkene met name op het relationele vlak nog nodig heeft kan ook ambulant/poliklinisch plaatsvinden. De deskundige ziet geen indicaties voor het geleidelijke resocialisatietraject dat de kliniek voor ogen heeft en geen contra-indicaties voor een duurzame ambulante/poliklinische psychotherapeutische behandeling/begeleiding in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging.
De deskundige adviseert om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar indien de verpleging voorwaardelijk beëindigd wordt, en met één jaar indien de verpleging niet voorwaardelijk wordt beëindigd.
De deskundigen hebben dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de beslissing aan te houden en de reclassering opdracht te geven een onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de maatregel met één jaar te verlengen, met opdracht aan de officier van justitie om voorafgaand aan de volgende verlengingszitting een maatregelenrapport gereed te hebben liggen. Meer subsidiair is verzocht om de maatregel slechts met één jaar te verlengen, om daarna een voorwaardelijke beëindiging mogelijk te maken en tevens ter toetsing van het snel oppakken van de resocialisatie.
Gelet op voormeld advies, het verhandelde in raadkamer en artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar wordt verlengd.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De terbeschikkinggestelde functioneert op dit moment nog niet zelfstandig in de maatschappij en hij geniet nog de bescherming van het socio-therapeutisch milieu van de kliniek, waarbij hij gemonitord wordt. Uit de deskundigenrapporten blijkt dat het lage risico op gewelddadig gedrag op de langere termijn stijgt naar matig, als de terbeschikkinggestelde een intieme relatie krijgt waarin hij investeert. Nu deze situatie zich nog niet heeft voorgedaan, is het door de kliniek voorgestane traject begrijpelijk, mede gelet op de relationele delicten in het verleden. Aan de andere kant is er sprake van een opvallend positieve groei bij de terbeschikkinggestelde door de behandeling die hij heeft ondergaan en waarvan hij heeft kunnen profiteren. Daardoor is zijn zelfbeeld versterkt en groeiden zijn copingvaardigheden. De deskundigen spreken allen van een milder geworden persoonlijkheidsproblematiek, waarbij hij zeer gemotiveerd is gebleken voor de hem aangeboden therapieën.
Gelet op het risicomanagement en zijn behandelfase, waarbij hij geplaatst zal worden op de resocialisatieafdeling en in het komende jaar transmuraal verlof zal worden aangevraagd, is de rechtbank van oordeel dat verlenging van de maatregel noodzakelijk is om de contacten met anderen, met name vrouwen, voldoende te kunnen monitoren. Hierbij weegt de rechtbank zowel de huidige positieve ontwikkelingen mee als ook de historische gegevens. De rechtbank acht onderzoek naar een voorwaardelijke beëindiging in dit stadium nog te vroeg.
De rechtbank ziet in de adviezen wel aanleiding de termijn van de terbeschikkingstelling met slechts één jaar te verlengen.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat zij de kliniek in overweging geeft om tijdig de reclassering in te schakelen voor het opstellen van een maatregelenrapport, zodra de kliniek daartoe aanleiding ziet.
Beslissing
De rechtbank wijst de ter zitting aangepaste vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde]voornoemd met
één jaar.
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsvrouw om de behandeling aan te houden teneinde de reclassering opdracht te geven een maatregelenrapport op te stellen in het kader van een mogelijke voorwaardelijke beëindiging af.
Deze beschikking is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2018.