1.10.[naam 4] heeft bij brief van 26 september 2018, ontvangen door Brightstone c.s. op 11 oktober 2018, uiteengezet dat hij de winkel (en dus niet alleen het gehuurde) wil overnemen en dat hij voldoende financiële waarborg bood. [naam 4] verwees daarbij naar zijn eerder opgestuurde ondernemingsplan en legde voorts een printscreen van [naam bedrijf 1] over met daarop een banksaldo van ruim
€ 61.000,00 en een aanvullende overeenkomst van 9 oktober 2018, waarin eisers en [naam 4] nadere afspraken hadden vastgelegd over overname van de goodwill en activa van de winkel van eisers.
2. Eisers vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. Brightstone c.s. te veroordelen om uiterlijk 14 dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan de indeplaatsstelling van eisers door [naam 4] met betrekking tot het gehuurde;
b. eisers te machtigen om [naam 4] uiterlijk binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis in de plaats te stellen als huurder van het gehuurde;
c. Brightstone c.s. te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 1.000,00, voor elke dag of deel daarvan dat zij niet voldoet aan het gevorderde onder a;
d. Brightstone c.s. te veroordelen in de kosten van dit geding
3. Eisers stellen hiertoe dat zij een zwaarwichtig belang hebben bij de overdracht van hun onderneming, nu zij hun samenwerking hebben beëindigd en tot een overeenkomst zijn gekomen met [naam 4] tot overname van de onderneming. Deze overname is overeengekomen onder de voorwaarde dat de onderneming kan worden voortgezet in het bedrijfspand dat eisers huren. [naam 4] biedt voldoende financiële waarborg, zoals onder meer volgt uit het ondernemingsplan en de print van zijn bankgegevens, aldus eisers.
4. Brightstone c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.
5. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van eisers in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
6. Eén van de bezwaren die Brightstone c.s. tegen de indeplaatsstelling heeft is de – onduidelijke – financiële positie van [naam 4] . Volgens Brightstone c.s. blijkt niet dat [naam 4] in staat is de verplichtingen uit de huurovereenkomst na te komen. De uitdraai van het banksaldo van [naam bedrijf 1] en het ondernemingsplan zeggen niets over de financiële positie van [naam 4] in privé. Evenmin is voldoende duidelijk gemaakt welke vennootschappen [naam 4] exploiteert en hoe de financiële situatie van die vennootschappen is. Verder is niet uitgelegd onder welke voorwaarden [naam 4] bereid is om garant te staan, welke garantstelling volgens Brightstone c.s. overigens onbegrijpelijk is, nu eisers stellen dat [naam 4] in privé de onderneming wil overnemen.
7. Ingevolge artikel 7: 307 BW wijst de rechter de vordering tot machtiging van de huurder om een derde in zijn plaats te stellen steeds af, indien de voorgestelde huurder niet voldoende waarborgen biedt voor een volledige nakoming van de overeenkomst en voor een behoorlijke bedrijfsvoering. Los nog van de andere vereisten dienen eisers daarom, tegenover het gemotiveerde verweer van Brightstone c.s., ten minste voorshands aannemelijk te maken dat [naam 4] voldoende financiële waarborg biedt.
8. De stukken die eisers in het geding hebben gebracht, voorzien van een summiere toelichting, zijn daartoe niet voldoende. Uit het ondernemingsplan waarop eisers een beroep doen, kan voorshands niet worden vastgesteld dat [naam 4] voldoende solide is en dat van hem een behoorlijke exploitatie kan worden verwacht. Brightstone c.s. voert terecht aan dat het ondernemingsplan door [naam 4] zelf is opgesteld, dat geen (financiële) stukken ter onderbouwing zijn bijgevoegd en dat het er weinig professioneel uitziet. In ieder geval geeft het thans overgelegde plan geen inzicht in de financiële positie van [naam 4] .
9. Ook de printscreen van het banksaldo van [naam bedrijf 1] is niet voldoende. Het betreft slechts een (ongedateerde) momentopname en zonder verdere uitleg, die niet is gegeven, kan er niet vanuit worden uitgegaan dat het op dat moment bestaande saldo structureel van aard is. Los daarvan hebben eisers niet kunnen beantwoorden welk bedrag resteert van het saldo van ruim € 61.000,00 na (de bekostiging van) de overname van
€ 60.000,00. Nog daargelaten dat het banksaldo van [naam bedrijf 1] geen informatie geeft over de financiële situatie van [naam 4] in privé.
10. Tot slot hebben eisers geen duidelijkheid kunnen geven over de verschillende vennootschappen die [naam 4] zou bezitten en wat de resultaten van de exploitatie daarvan zijn. De enkele, door Brightstone c.s. betwiste, stelling dat [naam 4] verschillende vennootschappen heeft en er daarom financieel goed voor staat, is voorshands onvoldoende om daaruit de conclusie te trekken dat [naam 4] voldoende financiële armslag biedt om de verplichtingen uit de huurovereenkomst na te komen.
11. Gezien het voorgaande hebben eisers op voorhand niet aannemelijk gemaakt dat [naam 4] in privé voldoende waarborgen biedt voor een volledige nakoming van de overeenkomst en voor een behoorlijke bedrijfsvoering. Alleen al daarom, los nog van de andere vereisten voor een indeplaatsstelling, wordt de kans van slagen van de vordering in een bodemprocedure niet zodanig geacht dat daarop vooruit kan worden gelopen door de vordering thans toe te wijzen. De vordering wordt dan ook afgewezen.
12. Eisers dienen als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast.
I. wijst de vordering af;
II. veroordeelt eisers in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Brightstone c.s. begroot op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
III. veroordeelt eisers in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 50,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat eisers niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis hebben voldaan en het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving is betekend;
IV. verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter