Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 31 januari 2018 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde stukken,
- de akte van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van 28 maart 2018, met producties 29 tot en met 33,
- de antwoordakte van Four Directions van 6 juni 2018, met producties 17 en 18,
- de akte van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] van 18 juli 2018, met productie 34 en
- de antwoordakte van Four Directions van 29 augustus 2018.
2.De verdere beoordeling
If aggrieved parties are able to meet the burden op proving damages with reasonable certainty, they then have the burden to prove the extent of damages, but need not do so with mathematical precision. The aggrieved party must only provide a basis upon which a tribunal can reasonably estimate the extent of damages. (…) This requirement strikes a balance between the need for evidence upon which tribunals may base an award of damages and the recognition that the difficulty of proving that any damages in fact stem from the breaching party’s wrongful act.“
3.De beslissing
5 december 2018voor uitlating bij akte door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel, waarna de rechtbank het verdere verloop van de procedure zal bepalen,