ECLI:NL:RBAMS:2018:8137

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2018
Publicatiedatum
15 november 2018
Zaaknummer
13/650371-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van ambtsgeheim en verduistering door ambtenaar van de gemeente Amsterdam

Op 15 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige vrouw, werkzaam bij de afdeling Immigratie en Naturalisatie van de gemeente Amsterdam. De vrouw werd beschuldigd van het schenden van haar ambtsgeheim en verduistering van vertrouwelijke documenten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 16 april 2014 tot en met 29 april 2016 meermalen vertrouwelijke gegevens van personen had geraadpleegd in het geautomatiseerde systeem van de gemeente en deze gegevens had verstrekt aan haar partner, die niet gerechtigd was om deze informatie te ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk schenden van haar ambtsgeheim en verduistering van documenten die bestemd waren voor de bevoegde autoriteiten. De verdachte werd vrijgesproken van passieve ambtelijke omkoping en het voorhanden hebben van munitie, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar alcoholproblematiek en de gevolgen van haar daden voor de betrokken burgers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/650371-16 (Promis)
Datum uitspraak: 15 november 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. de Graaf en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. J.C. Dekkers naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1:schending van ambtsgeheimen door in de periode van 16 april 2014 tot en met 29 april 2016 als medewerker van de gemeente Amsterdam personen te raadplegen in het geautomatiseerde systeem van de gemeente en de aangetroffen gegevens over deze personen aan (een) anderen(en) te verstrekken die daartoe niet gerechtigd was / waren;
Feit 2:passieve ambtelijke omkoping door voor het verstrekken van voormelde persoonsgegevens giften en/of een belofte te accepteren in de periode van 16 april 2014 tot en met 29 april 2016;
Feit 3:het verduisteren van (schriftelijke) bescheiden in haar hoedanigheid van ambtenaar in de periode van 16 april 2014 tot en met 29 april 2016 en/of verduistering in functie in voormelde periode;
Feit 4:het voorhanden hebben van munitie van categorie III in de zin van de Wet Wapens en Munitie, te weten 85 patronen, kaliber .22 LR op 9 augustus 2016.
2.2.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging
De verdediging heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken
van het schenden van haar geheimhoudingsplicht jegens de in de tenlastelegging genoemde personen omdat zij geen klacht hebben ingediend, terwijl artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepaalt dat schending van ambtsgeheimen een absoluut klachtdelict is.
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsvrouw zo dat zij meent dat de officier van justitie in zoverre niet-ontvankelijk is in de vervolging van dit delict.
Op grond van artikel 272 lid 2 Sr is een klacht vereist wanneer het misdrijf is gepleegd tegen een bepaald persoon. De strekking van deze bepaling is dat moet worden voorkomen dat geheimen van persoonlijke aard van slachtoffers nogmaals in de openbaarheid terechtkomen.
Verdachte wordt verweten dat zij haar ambtsgeheim heeft geschonden door als medewerker van de afdeling Immigratie en Naturalisatie van de gemeente Amsterdam personen te raadplegen in het geautomatiseerde archiefsysteem van de gemeente en de hierbij aangetroffen gegevens over deze personen aan anderen te verstrekken. Hoewel de informatie die verdachte heeft opgezocht en aan haar partner heeft verstrekt, gegevens over individuele personen betreft, heeft deze informatie vooral betrekking op de publieke taak van de gemeente, waar verdachte als ambtenaar werkzaam was. De gemeente beschikt over vertrouwelijke informatie over personen om haar publieke taak te kunnen uitvoeren. Nu het met name een publieke zaak betreft is er naar het oordeel van de rechtbank geen individuele klacht vereist van alle in de tenlastelegging genoemde personen.
De overige voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 en 4 ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende bewijs. Wel kan het onder 1 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen worden gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 en 4 ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ook verzoekt de raadsvrouw verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde voor zover wordt verwezen naar de personen [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] . Ten aanzien van de personen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] zijn bij de huiszoeking geen persoonsgegevens aangetroffen waardoor er geen verband met verdachte kan worden gelegd. Het enkele feit dat verdachte deze personen in het systeem van de gemeente heeft geraadpleegd, is niet voldoende. De aangetroffen persoonsgegevens van [naam 5] en [naam 4] kunnen niet door verdachte zijn verstrekt nu zij deze personen pas een dag na het in haar telefoon aangetroffen sms-bericht waarin die namen worden genoemd, in het systeem van de gemeente heeft geraadpleegd. Ten aanzien van de personen [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] en [naam 9] is ten slotte niet gebleken dat en zo ja, waar en wanneer persoonsgegevens van hen zijn aangetroffen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit omdat de digitale gegevens en bestanden niet als ‘goed’ in de zin van artikel 321 Sr kunnen worden gekwalificeerd. De gemeente Amsterdam heeft door het handelen van verdachte niet de feitelijke en exclusieve beschikkingsmacht over die gegevens en bestanden verloren. Indien de computergegevens en/of kopieën naar het oordeel van de rechtbank wel een ‘goed’ opleveren dat kan worden verduisterd, dan kan dit enkel worden bewezen ten aanzien van de ten laste gelegde personen van wie persoonsgegevens fysiek zijn uitgedraaid en verstrekt, aldus de raadsvrouw. Voorts is de raadsvrouw van oordeel dat er sprake is van eendaadse samenloop tussen het onder 1 tot en met het onder 3 ten laste gelegde.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde (passieve ambtelijke omkoping)
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden omdat er geen bewijs is dat verdachte voor het verstrekken van vertrouwelijke gegevens giften en/of beloften heeft geaccepteerd.
Verdachte zal daarom van de ten laste gelegde passieve ambtelijke omkoping worden vrijgesproken.
4.4.2
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde (voorhanden hebben van munitie)
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verdachte zich bewust is geweest van de in haar huis aangetroffen munitie zodat verdachte van het onder 4 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
4.4.3
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde (schending geheimhoudingsplicht)
4.4.3.1
Inleiding
De rechtbank leidt uit het dossier het volgende af. Op 4 mei 2016 heeft in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek naar fraude met facturen, creditcards en bankpassen (onderzoek 13Por) een doorzoeking in de woning van verdachte [naam verdachte 1] (hierna: [naam verdachte 1] ) aan de [adres 1] plaatsgevonden. Tijdens deze doorzoeking zijn op naam gestelde documenten aangetroffen en in beslag genomen. Het betrof onder meer kopieën van paspoorten, aanvragen van reisdocumenten en foto- en handtekeningenkaarten. Uit onderzoek is gebleken dat de aangetroffen documenten uit het digitale archiefsysteem “Dis4all” (hierna: Dis4all) van de gemeente Amsterdam afkomstig waren en dat deze gegevens niet aan burgers worden verstrekt. Verdachte was destijds werkzaam bij de afdeling Immigratie en Naturalisatie bij de gemeente Amsterdam en had toegang tot dit systeem. Raadplegingen in Dis4all worden niet gelogd. Omdat het zoeken in dit systeem echter zeer tijdrovend is, werd door de gemeente vermoed dat daar een zoekvraag in het digitale systeem “Key2 Burgerzaken” (hierna: K2B) aan vooraf is gegaan en dat vervolgens met een daaruit verkregen uniek BSN of aanvraagnummer een zoekactie in Dis4all is gestart. Onderzoek heeft uitgewezen dat verdachte een groot aantal van de personen van wie op naam gestelde documenten zijn aangetroffen bij genoemde doorzoeking heeft geraadpleegd in het systeem K2B en dat er in het kader van haar werkzaamheden geen noodzaak bestond deze personen te raadplegen.
Ook in de toenmalige woning van verdachte gelegen aan [adres 2] en in de woning van verdachte [naam verdachte 2] (hierna: [naam verdachte 2] ) in onderzoek 13Pegasi naar fraude met facturen, creditcards en bankpassen zijn documenten en (digitale) persoonsgegevens aangetroffen betreffende personen die verdachte in K2B heeft geraadpleegd, terwijl dat niet nodig was voor haar werkzaamheden. Een aantal van deze personen heeft aangifte gedaan van fraude met onder andere betaalpassen, overschrijvingen en creditcards.
Verdachte heeft bekend dat zij van april 2014 tot en met april 2016 meermalen personen in de systemen van de gemeente heeft geraadpleegd en gegevens van die personen, zoals (aanvragen voor) reis- en ID-documenten waarop handtekeningen, foto’s, adresgegevens en/of geboortedata zichtbaar waren, heeft uitgedraaid en verstrekt aan haar toenmalige partner [naam partner] (hierna [naam partner] ) - die verdachte kent als [naam 10] - terwijl zij wist dat zij in haar functie van ambtenaar deze gegevens niet aan hem had mogen verstrekken.
Uit het onderzoek 13Por, 13Pegasi en het onderzoek naar de heer [naam 11] die van fraude met internationale betaaltransacties wordt verdacht (onderzoek 13Opkomst) is naar voren gekomen dat [naam partner] telefonisch contact onderhield met [naam verdachte 1] , [naam verdachte 2] en [naam 11] en dat hij gezien is in het gezelschap van de heer [naam 11] .
4.4.3.2
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schending van ambtsgeheimen zoals hierna in rubriek 5 is weergegeven en overweegt hiertoe als volgt.
Vrijspraak ten aanzien van [naam 12] en [naam 13]
Uit onderzoek van de gemeente Amsterdam is gebleken dat verdachte zowel [naam 12] als [naam 13] in K2B heeft geraadpleegd, terwijl daartoe geen noodzaak bestond voor haar werk. Nu er van deze personen evenwel geen documenten zijn aangetroffen in de doorzochte woningen en ook niet gebleken is dat [naam 12] en [naam 13] aangifte hebben gedaan van fraude, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte vertrouwelijke gegevens uit de systemen van de gemeente heeft gehaald en aan een ander heeft verstrekt. Verdachte wordt daarom van dit gedeelte vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van [naam 8]
Op 11 februari 2016 heeft [naam 8] aangifte gedaan van fraude. Gebleken is dat [naam 8] op 2 maart 2016 door verdachte is geraadpleegd in K2B. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die vertrouwelijke informatie van [naam 8] aan een ander heeft verstrekt, nu de datum van aangifte voor de datum van raadpleging is gelegen. De mogelijkheid dat de fraudeurs de gegevens van [naam 8] via een andere weg dan verdachte hebben verkregen kan daarom niet worden uitgesloten. Verdachte wordt daarom van dat gedeelte vrijgesproken.
Ten aanzien van [naam 7] , [naam 6] , [naam 5] , [naam 4] , [naam 9] , [naam 2] , [naam 1] , en [naam 3]
Van de personen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] zijn geen persoonsgegevens aangetroffen bij de doorzoekingen. Wel heeft verdachte genoemde personen in K2B geraadpleegd terwijl deze raadplegingen niet noodzakelijk waren voor haar werkzaamheden. Ten aanzien van [naam 5] en [naam 4] geldt dat [naam partner] per sms aan verdachte heeft gevraagd om van deze personen gegevens te verstrekken. Ook deze personen heeft verdachte in K2B geraadpleegd terwijl deze raadplegingen niet noodzakelijk waren voor haar werkzaamheden. Vervolgens hebben al deze personen aangifte gedaan van fraude. Gelet op het voorgaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte op enig moment gegevens van voornoemde personen aan [naam partner] heeft verstrekt en dat er vervolgens met die gegevens is gefraudeerd. Dat in het geval van [naam 5] en [naam 4] het sms-bericht een dag eerder dan de raadpleging door verdachte is verzonden doet aan het voorgaande niet af. Dit sluit immers aan bij de verklaring van verdachte ter zitting dat zij van [naam partner] gegevens kreeg, onder meer per sms, waarna het de bedoeling was dat zij over die personen documenten of gegevens uit het systeem haalde.
De rechtbank merkt op dat ten aanzien van [naam 6] , [naam 7] en [naam 9] niet duidelijk is geworden waar en wanneer de vertrouwelijke documenten (onder andere kopieën van (aanvragen van) reisdocumenten en ID documenten) van hen zijn aangetroffen. Wel kan uit het dossier worden afgeleid dat die documenten afkomstig zijn uit het Dis4all systeem van de gemeente Amsterdam en dat verdachte genoemde personen in K2B heeft geraadpleegd terwijl deze raadplegingen niet noodzakelijk waren voor haar werkzaamheden. Ook deze personen hebben aangifte gedaan van fraude. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve voldoende vast komen te staan dat verdachte op enig moment de op naam gestelde documenten van voornoemde personen aan [naam partner] moet hebben verstrekt (en dat er vervolgens met die gegevens is gefraudeerd) terwijl zij wist dat zij in haar functie als ambtenaar bij de gemeente Amsterdam deze gegevens niet had mogen verstrekken.
Ten aanzien van [naam 14] , [naam 15] , [naam 16] , [naam 17] , [naam 18] ,
[naam 19] , [naam 20] en [naam 21] , [naam 22] en [naam 23]
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte op 9 augustus 2016 is een doos met administratie aangetroffen en in beslag genomen. In de doos werd onder meer een kopie van een vervalst rijbewijs op naam van [naam 17] aangetroffen. Voorts zaten er in de doos diverse handgeschreven briefjes. Na onderzoek is gebleken dat de notities documentnummers van de paspoorten van [naam 18] , [naam 19] , [naam 20] en [naam 21] betroffen. Ten aanzien van [naam 15] is een notitie aangetroffen met (onder meer) zijn BSN-nummer. Een brief van de ING-bank met daarop handgeschreven notities kon worden gelinkt aan de persoonsgegevens van [naam 14] en [naam 16] . Op de inbeslaggenomen laptop van verdachte werden bankrekeninggegevens aangetroffen van [naam 22] en [naam 23] . Voorts heeft verdachte al deze personen in K2B geraadpleegd terwijl deze raadplegingen niet noodzakelijk waren voor haar werkzaamheden. Verdachte heeft bovendien bekend dat de gegevens die zij uit de systemen haalde niet alleen prints uit het Dis4all systeem betroffen, maar dat zij op verzoek soms ook losse persoonsgegevens aan hem doorgaf. De rechtbank komt tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die genoemde persoonsgegevens heeft verzameld en – nu zij ook heeft verklaard niets te weten van de schoenendoos met administratie die in haar huis is aangetroffen en dat die aan [naam partner] toebehoorde - aan [naam partner] heeft verstrekt terwijl zij wist dat zij in haar functie als ambtenaar bij de gemeente Amsterdam deze gegevens niet had mogen verstrekken.
Ten aanzien van [naam 24] , [naam 25] , [naam 26] , [naam 27] , [naam 28] ,
[naam 29] , [naam 30] , [naam 31] , [naam 32] , [naam 33] , [naam 34] , [naam 35] , [naam 36] en [naam 37]
Tijdens een doorzoeking in de woning aan de [adres 1] (onderzoek 13Por) zijn er kopieën van paspoorten, aanvragen van reisdocumenten en foto- en handtekeningenkaarten aangetroffen van bovengenoemde personen, welke documenten afkomstig bleken te zijn uit Dis4all. Voorts is vast komen te staan dat verdachte al deze personen in K2B heeft geraadpleegd terwijl deze raadplegingen niet noodzakelijk waren voor haar werkzaamheden. Verdachte heeft bovendien bekend dat zij diverse malen prints uit het systeem heeft gehaald en de gegevens vervolgens heeft verstrekt aan haar toenmalige partner (die in contact stond met de verdachte in wiens huis deze documenten zijn aangetroffen). Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte de hiervoor genoemde documenten aan [naam partner] heeft verstrekt terwijl zij wist dat zij in haar functie als ambtenaar bij de gemeente Amsterdam deze gegevens niet had mogen verstrekken.
Ten aanzien van [naam 38] , [naam 39] , [naam 40] , [naam 41] en [naam 42]
Tijdens een doorzoeking in de woning aan de [adres 4] (onderzoek 13Pegasi) werden diverse laptops in beslag genomen. Bij het uitlezen van de laptops werden kopieën van paspoorten op naam van [naam 40] , [naam 41] en [naam 42] en aanvragen van reisdocumenten op naam van [naam 38] en [naam 39] aangetroffen. Deze documenten bleken afkomstig te zijn uit Dis4all. Voorts is vast komen te staan dat verdachte al deze personen in K2B heeft geraadpleegd terwijl deze raadplegingen niet noodzakelijk waren voor haar werkzaamheden. Verdachte heeft bovendien bekend dat zij diverse malen prints uit het systeem heeft gehaald en de gegevens vervolgens heeft verstrekt aan haar toenmalige partner (die in contact stond met de verdachte in wiens huis deze documenten zijn aangetroffen). De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte de hiervoor genoemde documenten op enig moment aan [naam partner] heeft verstrekt terwijl zij wist dat zij in haar functie als ambtenaar bij de gemeente Amsterdam deze gegevens niet had mogen verstrekken.
4.4.4
Oordeel over het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde en overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft bekend dat zij in de ten laste gelegde periode prints van paspoorten, reisdocumenten en foto- en handtekeningformulieren uit het Dis4all systeem heeft gemaakt en mee naar huis heeft genomen. Daarmee staat vast dat verdachte persoonsinformatie bestemd voor de bevoegde macht in de vorm van fysieke prints onder zich had en zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. Deze prints zijn voor verduistering vatbare goederen. Dat geldt niet voor gegevens die verdachte aan haar partner heeft verstrekt door hem deze te mailen of te sms-en. Dat brengt mee dat verduistering niet bewezen kan worden ten aanzien van de personen genoemd in de tenlastelegging van wie geen fysieke kopie noch een van die fysieke kopie vervaardigde digitale scan van een door verdachte gemaakte print uit het Dis4all systeem is gevonden. Dit betreft de personen [naam 5] , [naam 4] , [naam 18] , [naam 19] , [naam 20] , [naam 21] , [naam 14] , [naam 15] , [naam 16] , [naam 17] , [naam 22] en [naam 23] . Verdachte wordt dus vrijgesproken van verduistering voor zover het de fysieke gegevens over deze personen betreft.
Ten aanzien van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde
Ten laste is gelegd dat verdachte documenten in dienstbetrekking als medewerker bij de gemeente Amsterdam heeft verduisterd. Nu verdachte ambtenaar was en artikel 322 Sr geen betrekking heeft op ambtenaren, zal verdachte hiervan worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode 16 april 2014 tot en met 29 april 2016 te Amsterdam, geheimen waarvan zij wist dat zij uit hoofde van haar ambt, te weten medewerker bij de afdeling Immigratie en Naturalisatie, onderdeel Immigratie van de Gemeente Amsterdam, verplicht was deze te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers heeft zij, verdachte, gegevens en/of prints van aanvragen reisdocumenten en/of foto- en handtekeningformulieren en/of paspoorten en/of identiteitskaarten van de personen:
- [naam 40] en
- [naam 38] en
- [naam 31] en
- [naam 32] en
- [naam 34] en
- [naam 35] en
- [naam 33] en
- [naam 30] en
- [naam 27] en
- [naam 29] en
- [naam 26] en
- [naam 28] en
- [naam 25] en
- [naam 24] en
- [naam 36] en
- [naam 39] en
- [naam 41] en
- [naam 42] en
- [naam 37] en
- [naam 7] en
- [naam 6] en
- [naam 5] en
- [naam 4] en
- [naam 9] en
- [naam 2] en
- [naam 1] en
- [naam 3] en
- [naam 14] en
- [naam 15] en
- [naam 16] en
- [naam 17] en
- [naam 18] en
- [naam 21] en
- [naam 19] en
- [naam 20] en
- [naam 22] en
- [naam 23] ,
afkomstig uit geautomatiseerde systemen van de Gemeente Amsterdam, verstrekt en/of ter beschikking gesteld
aan een persoon welke niet gerechtigd was daarvan kennis te nemen en
voornoemde gegevens en prints te verkrijgen;
3.
in de periode 16 april 2014 tot en met 29 april 2016 te Amsterdam, als ambtenaar, te weten als medewerker bij de afdeling Immigratie en Naturalisatie, onderdeel
Immigratie van de Gemeente Amsterdam, opzettelijk zaken bestemd om voor de
bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen, te weten prints uit geautomatiseerde
systemen van de Gemeente Amsterdam van aanvragen reisdocumenten en/of
foto- en handtekeningformulieren en/of paspoorten en/of identiteitskaarten van
de personen
- [naam 40] en
- [naam 38] en
- [naam 31] en
- [naam 32] en
- [naam 34] en
- [naam 35] en
- [naam 33] en
- [naam 30] en
- [naam 27] en
- [naam 29] en
- [naam 26] en
- [naam 28] en
- [naam 25] en
- [naam 24] en
- [naam 36] en
- [naam 39] en
- [naam 41] en
- [naam 42] en
- [naam 37] en
- [naam 7] en
- [naam 6] en
- [naam 9] ,
welke zij, verdachte in haar bediening onder zich had, heeft verduisterd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De rechtbank overweegt dat het beschermd belang van het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit ertoe strekt geheimen te beschermen die – in dit geval – de Gemeente onder zich houdt van burgers die verplicht zijn die gegevens te verstrekken wanneer zij bijvoorbeeld een paspoort willen aanvragen. Het onder 3 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit beschermt het belang van de Gemeente dat de bewijsstukken die zij onder zich houdt ten behoeve van de uitoefening van haar publieke taak niet aan haar beschikkingsmacht worden onttrokken. Nu het beschermd belang van beide delicten niet gelijk is, overweegt de rechtbank (anders dan de verdediging) dat er geen sprake is van eendaadse maar van meerdaadse samenloop.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De op te leggen straf en maatregel

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in de door de reclassering omtrent verdachte opgemaakte rapportage van 15 augustus 2018.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat aan verdachte geen gevangenisstraf dient te worden opgelegd langer dan het reeds ondergane voorarrest. Verdachte is in staat en bereid tot het uitvoeren van een taakstraf. Ook staat zij open voor reclasseringstoezicht. Voorts verzoekt de raadsvrouw rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en vraagt zij aandacht voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk schenden van haar ambtsgeheim en verduistering. Op verzoek van haar toenmalige partner heeft zij in haar functie van ambtenaar bij de gemeente Amsterdam gedurende twee jaar met regelmaat vertrouwelijke persoonsgegevens in de digitale systemen van de gemeente geraadpleegd, kopieën daarvan gemaakt en deze aan haar partner gegeven. Vervolgens is met deze gegevens op grote schaal gefraudeerd, waardoor de betreffende personen ernstig zijn gedupeerd.
Verdachte heeft zich niet bekommerd om de mogelijke gevolgen van haar handelen en zij heeft de gemeente Amsterdam ernstig in verlegenheid gebracht. Daarnaast heeft zij ook het vertrouwen geschaad dat de samenleving in het functioneren van een overheidsinstantie heeft. De samenleving moet er immers op kunnen vertrouwen dat er op een juiste en zorgvuldige wijze wordt omgegaan met de vertrouwelijke gegevens waarover de gemeente beschikt. Hoewel verdachte oprecht overkomt in haar spijtbetuiging, rekent de rechtbank dit verdachte zwaar aan.
Gelet op de ernst van de feiten is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf de enige passende reactie. Bij het bepalen van de duur en modaliteit daarvan is naast de ernst van de feiten rekening gehouden met de hierna vermelde persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 8 oktober 2018, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld. Het strafblad van verdachte heeft daarom geen strafverzwarende invloed.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 15 augustus 2018, opgesteld door mevrouw C. Jourov. Dit rapport houdt –zakelijk weergegeven- het volgende in:
‘Betrokkene geeft aan open te staan voor een reclasseringstoezicht. ‘Alle hulp is welkom’. Ze zegt desgevraagd openheid van zaken te geven tijdens het toezicht zodat beoordeeld kan worden wat er naast het contact met het VNN te Emmen mogelijk nog meer nodig is om recidive te voorkomen. Op 22 augustus 2018 start betrokkene met individuele cognitieve gedragstherapie. In juni/juli 2018 is zij wegens de stress die zij ervoer, onder meer vanwege onderhavige strafzaak, gestopt met Refusal inname. Zij heeft toen een terugval gehad. Betrokkene vertelt de draad weer te hebben opgepakt. Betrokkene is inmiddels verhuisd naar een andere goedkopere huurwoning in [woonplaats] . Zij heeft een schuld van € 21.000,- euro bij de Nationale Nederlanden en heeft de neiging meer geld uit te geven dan dat er binnenkomt. Zij heeft op eigen initiatief contact gezocht met Stichting Welzijnsgroep Sedna te Emmen voor hulp bij haar financiën/schuldhulpverlening. Indien betrokkene schuldig wordt bevonden aan hetgeen haar ten laste wordt gelegd, dan wordt geadviseerd een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld een meldplicht en behandelverplichting en, indien een onvoorwaardelijk deel noodzakelijk wordt geacht, een werkstraf op te leggen.’
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij inmiddels 16 weken abstinent van alcohol is en vier dagen per week werkt als administratief medewerkster en schoonmaakster. Zij heeft de relatie met haar ex-partner verbroken maar ziet hem vanwege hun zoontje nog wel.
Hoewel de rechtbank oog heeft voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte, is zij van oordeel dat gelet op de lange periode waarin verdachte haar ambtsgeheim heeft geschonden en zich aan verduistering heeft schuldig gemaakt, en de gevolgen die dit voor de getroffen burgers heeft gehad, alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht doet aan de zaak en – anders dan door de reclassering is geadviseerd – geen ruimte bestaat voor een werkstraf gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Naast reeds genoemde omstandigheden weegt de rechtbank ook mee dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanuit het oogpunt van generale preventie op zijn plaats is, in de zin dat duidelijk is dat als een ambtenaar zich schuldig maakt aan dergelijke misdrijven een forse straf zal volgen. De rechtbank wil met de op te leggen gevangenisstraf eveneens bereiken dat verdachte zich in de toekomst wel twee keer bedenkt indien iemand haar voor het karretje tracht te spannen. Vanwege haar kennelijke beïnvloedbaarheid en alcoholproblematiek acht de rechtbank dat risico aanwezig. De rechtbank zal daarom een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat van belang is dat verdachte wordt behandeld voor haar alcoholproblematiek. De rechtbank zal aan de deels voorwaardelijke gevangenisstraf dan ook de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht verbinden, met de verplichting dat verdachte zich ambulant laat behandelen. Ook moet zij zich melden bij de reclassering.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank merkt op dat zij in haar strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn met ruim 3 maanden (tussen de inverzekeringstelling en dit vonnis ligt 2 jaar en ruim 3 maanden). De op te leggen straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd. De persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn hiertoe bepalend geweest.
Ten aanzien van het beslag
Onder verdachte is de administratie genoemd onder nummer 2 van de beslaglijst in beslag genomen. Deze administratie dient te worden onttrokken aan het verkeer nu met behulp van deze gegevens het bewezen geachte is begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57, 272 en 361 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
opzettelijke schending van een ambtsgeheim, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
als ambtenaar opzettelijk zaken, bestemd om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen, in zijn bediening verduisteren, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich op uitnodiging van de reclassering (van de Verslavingszorg te Emmen) zal melden aan de [adres 3] . Zij volgt de aanwijzingen op die haar door de reclassering gegeven worden voor zover deze niet in andere bijzondere voorwaarden zijn opgenomen;
  • zich laat behandelen voor haar alcoholproblematiek bij VNN Emmen ( [adres 3] ) of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- Voorwerp 2, 1 STK Verpakkingsmateriaal, goednummer 5233921.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T.T. Hylkema, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en C. van Eck, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E.H. Eijkhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 november 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.