Het oordeel van de rechtbank
Gedeeltelijke vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. Er is onvoldoende bewijs voor het oordeel dat de portemonnee van aangever [aangever] is gestolen of dat de pasjes (rijbewijs, bankpas en Student Identification Card) van enig ander misdrijf afkomstig zijn.
De diefstal van de paraplu (feit 1)
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte de paraplu heeft gestolen en zich dus schuldig heeft gemaakt aan diefstal.
De gevonden pasjes (feit 2 meer subsidiair)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering en overweegt daartoe als volgt.
[aangever] heeft verklaard dat hij op 29 september 2017 rond 04.00 uur ’s nachts in de trein naar Woerden is gestapt. Hij is in de trein in slaap gevallen en werd rond 07.00 uur door een conducteur gewekt. Op dat moment kwam hij tot de ontdekking dat zijn portemonnee weg was. In zijn portemonnee zaten onder andere zijn rijbewijs, bankpas en zijn studentenkaart, alle op zijn naam.
Op diezelfde dag worden om 11.40 uur de goederen bij verdachte aangetroffen. Hij heeft verklaard dat hij deze goederen vijftien à twintig minuten eerder vlakbij het Centraal Station van Amsterdam had gevonden. Hij besloot – naar eigen zeggen – de goederen op te pakken om deze via de brievenbus te retourneren naar de eigenaar, zoals in Polen gebruikelijk is.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte de goederen via de post wilde retourneren. Zij stelt voorop dat het gaat om goederen die niet alleen waardevol zijn voor de eigenaar, maar ook voor derden. Zo kun je je met een rijbewijs identificeren en kun je met een bankpas contactloos pinnen, waardoor er geld van andermans rekening wordt afgeschreven. Daarnaast had verdachte bij zijn aanhouding meteen kunnen zeggen dat hij de goederen had gevonden en dat hij deze graag aan de eigenaar wilde retourneren. Verdachte zei echter niets en heeft tijdens zijn verhoor ook niets willen zeggen. Ook overigens is er geen enkele aanwijzing dat verdachte de goederen wilde retourneren of afgeven ten behoeve van de rechtmatige eigenaar.
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte zich de goederen opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend en deze dus heeft verduisterd.