ECLI:NL:RBAMS:2018:7941

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
13/751701-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 23 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 3 september 2018. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1969, was niet ter zitting verschenen omdat hij recentelijk uit zijn woning was gezet en niet bereikbaar was voor zijn advocaat. Zijn raadsvrouw, mr. S. Pijl, vertegenwoordigde hem tijdens de zitting.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB was uitgevaardigd op 24 mei 2018 en verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar en drie maanden, opgelegd door de District Court in Trzcianka. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling in hoger beroep en niet was vertegenwoordigd door een gemachtigde advocaat. Dit leidde tot de conclusie dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd.

De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was gesteld van de behandeling in hoger beroep en dat het vonnis in hoger beroep niet aan hem was betekend. Hierdoor ontbraken de noodzakelijke waarborgen die in artikel 12 OLW zijn opgenomen. De rechtbank heeft daarom de overlevering geweigerd en de (geschorste) overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is gedaan door mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter, en mrs. A.W.C.M. van Emmerik en E.G. Fels, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. N.M. van Trijp.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751701-18
RK nummer: 18/5958
Datum uitspraak: 23 oktober 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 september 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 mei 2018 door
the Regional Court in Poznań(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1969,
verblijvende op het adres: [adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 23 oktober 2018. De behandeling heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon is niet ter zitting verschenen omdat hij onlangs uit zijn huis is gezet en niet bereikbaar is voor zijn advocaat. Hij heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn raadsvrouw, mr. S. Pijl, advocaat te Amsterdam, die heeft verklaard daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment of the District Court in Trzcianka of 22 February 2017 (II K 176/16), upheld by the judgment of the Regional Court in Poznań of 11 July 2017 (II K 176/16, IV Ka 596/17).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en drie maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, twee maanden en 29 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

4.1
EAB en aanvullende informatie
In het EAB is in onderdeel d) vermeld:
No, the person did not appear in person at the trial resulting in the decision.
Verder vermeldt het EAB in onderdeel d.2):
A copy of the judgment of the District Court in Trzcianka of 22 February 2017, including justification and instruction on the manner and deadline for appeal, was served personally on [opgeëiste persoon] . [opgeëiste persoon] lodged a complaint within the prescribed deadline, and after considering the case the Regional Court in Poznań upheld the judgment of the District Court in Trzcianka complained about. Therefore, the judgment is final now.
Op 17 september 2018 heeft het Internationaal Rechtshulp Centrum de uitvaardigende Poolse autoriteit vragen gesteld over de gang van zaken in hoger beroep
.
In de aanvullende brief van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 24 september 2018 is hierop onder meer geantwoord:
the judgment of the District Court in Trzcianka dated 22 February 2017 regarding Case No. II K 176/16 was appealed by the Convict, [opgeëiste persoon] , who submitted an appeal as regards the entire judgment. This appeal was examined by the Regional Court in Poznań under Case No. IV Ka 597/17.
the Convict, [opgeëiste persoon] , did not appear at the appeal hearing held before the court of second instance.
the Convict, [opgeëiste persoon] , did not grant any power of attorney to his counsel to represent him before the court of the second instance.
the Convict, [opgeëiste persoon] , was not summoned to appear in person at the hearing held before the court of the second instance – he was notified about the hearing date and this notification was served on him in manner specified under Article 133 §2 of the Code of Criminal Procedure (an advice note about correspondence to be collected from a post office was left twice).
4.2
Oordeel van de rechtbank
Met de raadsvrouw en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de verstrekte informatie volgt dat de overlevering dient te worden geweigerd gelet op het bepaalde in artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon is niet aanwezig geweest bij de behandeling in hoger beroep, die, zoals uit de gegeven informatie volgt, onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt. Hij is in hoger beroep evenmin vertegenwoordigd door een gemachtigde advocaat. De opgeëiste persoon is niet persoonlijk opgeroepen of anderszins daadwerkelijk van de behandeling in hoger beroep op de hoogte gesteld. Het vonnis in hoger beroep is niet aan hem betekend. Geen van de omstandigheden van artikel 12 sub a, b en c, OLW doet zich dus voor, terwijl ook een verzetgarantie zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW ontbreekt. De overlevering dient daarom te worden geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 12 OLW.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Poznań(Polen).
HEFT OPde (geschorste) overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en E.G. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 oktober 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.