Op 23 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 3 september 2018. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1969, was niet ter zitting verschenen omdat hij recentelijk uit zijn woning was gezet en niet bereikbaar was voor zijn advocaat. Zijn raadsvrouw, mr. S. Pijl, vertegenwoordigde hem tijdens de zitting.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB was uitgevaardigd op 24 mei 2018 en verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar en drie maanden, opgelegd door de District Court in Trzcianka. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling in hoger beroep en niet was vertegenwoordigd door een gemachtigde advocaat. Dit leidde tot de conclusie dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd.
De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was gesteld van de behandeling in hoger beroep en dat het vonnis in hoger beroep niet aan hem was betekend. Hierdoor ontbraken de noodzakelijke waarborgen die in artikel 12 OLW zijn opgenomen. De rechtbank heeft daarom de overlevering geweigerd en de (geschorste) overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is gedaan door mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter, en mrs. A.W.C.M. van Emmerik en E.G. Fels, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. N.M. van Trijp.