ECLI:NL:RBAMS:2018:7937

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2018
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
13/654098-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het bezit van grote hoeveelheden drugs en wapens

Op 7 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 57-jarige man, die werd beschuldigd van het bezit van aanzienlijke hoeveelheden drugs en wapens. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, voor het bezit van ongeveer 16 kilo amfetamine, 15 pillen MDMA, bijna 2400 gram hennep, en een pistool met drie hagelgeweren en munitie. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was, ondanks dat er aanvankelijk geen machtiging tot doorzoeking op basis van de Opiumwet was verleend. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de aangetroffen verdovende middelen niet van de verdachte waren en dat hij niet op de hoogte was van hun aanwezigheid. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte feitelijke zeggenschap had over de drugs en wapens in zijn woning. De rechtbank legde de straf op met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/654098-18
Datum uitspraak: 7 november 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam huis van bewaring] ” te [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.C. Velleman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R. Hartman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 26 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen (telkens) opzettelijk heeft vervaardigd, in elk geval (telkens) aanwezig heeft gehad (ongeveer):
- acht zakken (uit de vriezer) met in totaal ongeveer 16 kilo amfetamine en/of ongeveer drie liter amfetamineolie, in elk geval een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
- 15 pillen (uit ruimte 3), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. hij op of omstreeks 26 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen (telkens) opzettelijk heeft vervaardigd, in elk geval (telkens) aanwezig heeft gehad (ongeveer) zes plakken hash (van ongeveer ongeveer 2380 gram) (uit de kluis in ruimte 3), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hasjies, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3. hij op of omstreeks 26 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen van hasjiesj, hennep, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II, voor te bereiden en/of te bevorderen
- mixer(s), weegscha(a)l(en), seal apparaat, sealverpakking, pH-meter en/of
- acht zakken met in totaal ongeveer 16 kilo amfetamine en/of ongeveer drie liter amfetamineolie, in elk geval een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
- 15 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
- ongeveer 2380 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
- diverse (gevulde) jerrycans (bevattende cafeïne, amphetaminesulfaat, methanol en/of amfetamineolie), voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te
vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
4. hij op of omstreeks 26 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, voorhanden heeft gehad:
( a) een pistool (merk: Makarov, model 56), in elk geval een (vuur)wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie III onder 1° Wet Wapens en Munitie, en/of
( b) een patroon (model volmantel rondneus), in elk geval munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2, categorie III Wet Wapens en Munitie
( c) drie hagelgeweer(en), in elk geval één of meerdere vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie;
5. hij op of omstreeks 26 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie I, te weten een geluiddemper, voorhanden heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Bewezenverklaring van het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde. De doorzoeking van de woning van verdachte was rechtmatig.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
Verdachte dient van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken te worden, omdat de plakken aangetroffen in de kluis hennep (en niet hash) bleken te zijn (p. 111).
3.2
Standpunt van de verdediging
Primair vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. De verklaring van [naam 1] vormt geen basis voor een redelijk vermoeden van aanwezigheid van vuurwapens. Daarbij komt dat de rechter-commissaris pas een machtiging tot doorzoeking op grond van de Opiumwet heeft verleend om 10:03 uur, na de vondst van de aangetroffen 15 pillen, terwijl de doorzoeking op basis van de Wet wapens en Munitie om 09:30 uur gestart was. Er is sprake van een vormverzuim in het vooronderzoek dat niet meer kan worden hersteld en dit dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs dat verkregen is door de doorzoeking. Uitsluiting van het verkregen bewijs doet recht aan het belang van het geschonden voorschrift en het nadeel dat is ondervonden, namelijk schending van de persoonlijke levenssfeer en overtreding van het verbod van détournement de pouvoir door binnentreding en doorzoeking van de woning met een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid op grond van de Wet Wapens en Munitie bedoeld is.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting overgaat, verzocht om de zaak terug te verwijzen naar de rechter-commissaris. [naam 2] en de ‘neef’ van [naam 2] kunnen dan, via de telefoon van verdachte, opgespoord worden en de inhoud van een door de raadsvrouw aan de officier van justitie ter beschikking gestelde geluidsopname kan dan uitgewerkt worden.
Subsidiaire verweren
De raadsvrouw heeft verder het volgende bepleit:
- Ten aanzien van de aangetroffen verdovende middelen geldt dat deze niet van verdachte zijn en verdachte ook niet wist dat deze in zijn woning lagen.
- Ten aanzien van het vervaardigen van amfetamine heeft verdachte verklaard dat hij niet degene is die een en ander heeft vervaardigd. [naam 2] en de ‘neef’ van [naam 2] , zijn daarvoor verantwoordelijk.
- Er is er geen amfetamine aangetroffen, maar amfetaminepasta. Deze pasta bevat 8% amfetamine, waardoor maximaal sprake is van aanwezigheid van 1,28 kilo amfetamine.
- Het pistool van het merk Markov, de hagelgeweren en de geluidsdemper zijn niet praktisch getest, waardoor onbekend is of zij een gevaar zouden opleveren voor personen of goederen.
- Verdachte was niet op de hoogte van het feit dat de lopen van de hagelgeweren waren ingekort. - De hagelgeweren zijn niet zodanig gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is geworden, dan wel dat de aanvalskracht is verhoogd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Rechtmatigheid van de doorzoeking
De rechtbank is van oordeel dat de doorzoeking van de woning van verdachte rechtmatig was en geen sprake is van overtreding van het verbod van détournement de pouvoir. Op 24 juli 2018 heeft [naam 1] verklaard dat verdachte op nummer [nummer] woont, hij in drugs handelde en een vuurwapen had. Die verklaring levert - in ieder geval - een redelijk vermoeden van aanwezigheid van vuurwapens op. De machtiging tot doorzoeking op basis van de Wet Wapens en Munitie is dan ook rechtmatig geweest.
Dat op dat moment geen machtiging tot doorzoeking op basis van de Opiumwet is gegeven en dat de verbalisanten tijdens de doorzoeking
alsnogverdovende middelen hebben gevonden, doet daar niet aan af en maakt ook niet dat de verbalisanten hun bevoegdheid hebben misbruikt. Nadat, gedurende de rechtmatige doorzoeking in het kader van de Wet wapens en munitie, drugs werden aangetroffen heeft de politie de doorzoeking ‘bevroren’ in afwachting van een machtiging van de rechter-commissaris ten behoeve van een doorzoeking in het kader van de Opiumwet. Deze machtiging werd om 10:03 uur door de rechter-commissaris gegeven. Daarmee werd rechtmatig gehandeld. De rechtbank verwerpt daarom het verweer, strekkende tot bewijsuitsluiting.
3.3.2
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, niet bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
Voorhanden hebben van materiaal bevattende amfetamine en 15 pillen bevattende MDMA
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie, bewezen dat verdachte acht zakken met in totaal ongeveer 16 kilo en ongeveer drie liter van een materiaal bevattende amfetamine en 15 pillen bevattende MDMA voorhanden heeft gehad. Verdachte had feitelijke zeggenschap over de drugs in zijn woning. De rol van anderen, zoals [naam 2] en de ‘neef’ van [naam 2] , is voor het enkele voorhanden hebben niet relevant.
Afwijzing voorwaardelijk verzoek
De rechtbank zal, vanwege het voorgaande, het voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw afwijzen. Voor zover dat verweer ziet op de door verdachte gestelde dwang die op hem zou zijn uitgeoefend, is het verzoek onvoldoende onderbouwd.
3.3.3
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Vrijspraak
De rechtbank acht, evenals officier van justitie en raadsvrouw, het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.3.4
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, niet bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
Voorbereidingshandelingen
De rechtbank acht bewezen dat verdachte, om te verstrekken of een middel te vervaardigen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of II, 2380 gram hennep aanwezig had.
3.3.5
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, niet bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
Voorhanden hebben van een pistool, patroon en drie hagelgeweren
De rechtbank acht, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, het onder 4 ten laste gelegde bewezen. De wet vereist niet dat wapens praktisch getest dienen te worden in het kader van de beoordeling of iets een wapen is in de zin van de Wet wapens en munitie. Ook vereist de wet niet dat een verdachte om strafbaar te zijn er wetenschap van moet hebben gehad dat de hagelgeweren ingekort waren.
Op grond van het proces-verbaal van onderzoek met registratienummer 2018151638, d.d. 27 juli 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door M. van Deventer, materiedeskundige vuurwapens (bladzijden 137 tot en met 140 van het dossier), is het tenlastegelegde pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie is. Voorts staat op grond van het proces-verbaal van onderzoek met registratienummer 2018151638, d.d. 28 augustus 2018 in de wettelijke vorm opgemaakt door D. Koomen, taakaccenthouder vuurwapens (bladzijden 141 tot en met 147 van het dossier), vast dat de drie in de tenlastelegging genoemde hagelgeweren vuurwapens in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie zijn.
3.3.6
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, niet bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
Voorhanden hebben van een geluiddemper
De rechtbank acht, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, het onder 5 ten laste gelegde bewezen. Wederom vereist de wet niet dat de geluiddemper praktisch getest dient te worden. Ten aanzien van de geluiddemper geldt dat uit voornoemd proces-verbaal van onderzoek van M. van Deventer (bladzijden 137 tot en met 140 van het dossier) blijkt dat dit een voorwerp als bedoeld in artikel 2, lid 1 onder f van de regeling Wapens en munitie is, gelet op artikel 2, lid 1 categorie I onder 3e van de Wet wapens en munitie.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 26 juli 2018 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- acht zakken met in totaal ongeveer 16 kilo en ongeveer drie liter van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en
- 15 pillen van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 26 juli 2018 te Amsterdam, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verstrekken van hennep
- ongeveer 2380 gram hennep,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat dat bestemd was tot het plegen van dat feit;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
op 26 juli 2018 te Amsterdam voorhanden heeft gehad:
( a) een pistool, merk: Makarov, model 56, zijnde een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie, en
( b) een patroon, model volmantel rondneus, zijnde munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie en
( c) drie hagelgeweren zijnde vuurwapens in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
op 26 juli 2018 te Amsterdam een wapen van categorie I van de Wet wapens en munitie, te weten een geluiddemper, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een voorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal anderhalf jaar op te leggen. Deze straf dient te worden verlaagd indien de rechtbank tot bewijsuitsluiting komt of een lagere hoeveelheid amfetamine bewezen acht.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft grote hoeveelheden drugs en wapens voorhanden gehad. Het aanwezig hebben van een dergelijke hoeveelheid amfetamine en wapens wijst op banden in enig (internationaal) crimineel milieu. Het gebruik van amfetamine brengt lichamelijke en geestelijke risico’s mee en is (mede) daarom een verboden middel. De handel in drugs zorgt voorts voor diverse vormen van ernstige criminaliteit en overlast.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 1 oktober 2018 is verdachte eerder, maar niet in de vijf jaren voorafgaand aan de pleegdatum, veroordeeld voor het handelen in strijd met de Opiumwet.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat slechts een gevangenisstraf als passende strafmodaliteit in aanmerking komt. Bij het bepalen van de duur heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die zijn opgelegd in andere zaken waarbij grote hoeveelheden amfetamine werden aangetroffen, vervaardigd en/of geïmporteerd, waarbij de rechtbank er rekening mee heeft gehouden dat hier slechts het aanwezig hebben van amfetamine bewezen is verklaard.
Alles in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
om feiten, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
met betrekking tot de volmantel patroon:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
met betrekking tot het pistool en de hagelgeweren:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 10 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij
een proeftijd van 2 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en A. Meester, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 november 2018.
De jongste rechter is buiten staat
om dit vonnis mede te ondertekenen.