Op 1 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 573 slikkersbollen met cocaïne en heroïne, met een totaalgewicht van bijna 6 kilogram. De zaak kwam aan het licht na een melding van ontvoering, waarbij de politie de woning betrad en de verdachte samen met vier medeverdachten aantrof, evenals de drugs. De rechtbank moest beoordelen of de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen en of deze zich in zijn machtssfeer bevonden.
De officier van justitie stelde dat de verdachte zich bewust was van de drugs, gezien de grote hoeveelheid die in verschillende kamers van de woning was aangetroffen. De verdediging betwistte dit en stelde dat de verdachte slechts kort in de woning verbleef en niet op de hoogte was van de drugs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, gezien de omstandigheden, wel degelijk op de hoogte moest zijn geweest van de aanwezigheid van de verdovende middelen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk aanwezig had gehad van de drugs, maar sprak hem vrij van medeplegen, omdat er geen bewijs was van nauwe samenwerking met de medeverdachten.
De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen rechtvaardigingsgronden waren. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare zitting.