Het oordeel van de rechtbank
Het 359a-verweer van de raadsman van verdachte
De rechtbank verwerpt het 359a-verweer van de raadsman van verdachte en overweegt daartoe als volgt.
Verbalisanten zagen dat er meerdere personen bezig waren met het overdragen van grote voorwerpen naar een bestelbus. Zij waren op dat moment niet met een specifieke opdracht bezig, maar vanuit het bureau was aan hen gevraagd om extra te letten op de mogelijke verkoop van vuurwerk, aangezien oud en nieuw naderde. De verbalisanten zagen dat de bestelbus wegreed en zij besloten deze te volgen. De bestelbus werd voor een loods geparkeerd en de verbalisanten zagen dat een man een rolluik opende. Zodra deze man de verbalisanten zag, sloot hij het rolluik direct. De verbalisanten besloten hierop de bestuurder van de bestelbus aan te spreken en verzochten hem de laadruimte van de bestelbus te openen, zodat zij deze konden controleren in het kader van de WED. De bestuurder verklaarde dat dit niet mogelijk was, omdat zich een koelruimte in de laadruimte bevond en de laadruimte daarom afgesloten was. Vervolgens is het rijbewijs van de bestuurder gevorderd waarop deze heeft verklaard dat hij geen rijbewijs of ander legitimatiebewijs bij zich had waarmee hij zich kon legitimeren.
De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten in dit geval bevoegd waren om op grond van artikel 23 WED in het belang van de opsporing de laadruimte van de bestelbus te doorzoeken. Gelet op bovengenoemde omstandigheden waren er voldoende aanwijzingen dat mogelijk een economisch delict werd gepleegd. Dat verbalisant [verbalisant 1] in zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat er geen aanwijzing was dat het Vuurwerkbesluit werd overtreden, doet hier niet aan af, aangezien het aan de rechtbank is om zelfstandig op dit verweer te beslissen. Gelet op het overige dat hij heeft verklaard en hetgeen zijn collega-verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard verstaat de rechtbank de zinssnede ‘er was geen aanwijzing dat het Vuurwerkbesluit werd overtreden’ aldus dat het voor [verbalisant 1] op dat moment nog niet vaststond dat het Vuurwerkbesluit daadwerkelijk was overtreden.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.
De rol van verdachte
De rechtbank gaat er van uit dat sprake is geweest van één grote partij hennep van ongeveer 210 kilo. De 95,7 kilo hennep in de loods betrof henneptoppen die waren geknipt. Deze lagen klaar om te worden opgehaald en naar een andere locatie te worden gebracht. De 113,7 kilo in de bestelbus betrof geoogste hennep die naar de loods werd gebracht om aldaar te worden geknipt.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij door verdachte is gevraagd om op 30 december 2010 hennep van de ene locatie naar de andere locatie te vervoeren. De huurder van de loods, [naam huurder] , heeft verklaard dat hij met verdachte de afspraak had gemaakt die dag de loods ter betaling ter beschikking te stellen. [getuige 1] , een van de knipsters, heeft voorts verklaard dat zij door een man genaamd [naam 2] in een café is benaderd voor het knippen van hennep. Ze had met hem de datum, tijd en plaats afgesproken waar zij zou worden opgehaald.
De rechtbank gaat ervan uit dat het verdachte is geweest die de loods en de helpers (vervoerder en ten minste één knipster) heeft geregeld. De rechtbank dicht verdachte de rol toe van organisator van het geheel.
Het medeplegen van het aanwezig hebben van 113,7 kilo hennep
Verdachte is als bijrijder van een bestelbus aangehouden waarin uiteindelijk 113,7 kilo hennep bleek te liggen. Volgens [medeverdachte 1] was hij door verdachte gevraagd die dag de hennep van de ene naar de andere locatie brengen. In zijn verhoor op 1 januari 2011 heeft [medeverdachte 1] tevens verklaard dat ‘we hetgeen er in het busje lag aan handel ergens moesten afleveren’. De rechtbank verstaat onder het woord ‘we’ verdachte en [medeverdachte 1] nu zij beiden in de bestelbus zaten.
Gelet op het bovenstaande had verdachte wetenschap van de hennep en had hij de beschikkingsmacht hierover. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich dan ook schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 113,7 kilo hennep.
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte dit met een ander heeft gedaan nu verdachte [medeverdachte 1] heeft gevraagd de hennep van de ene naar de andere locatie te brengen en hij de bestuurder van de bestelbus was. Nu [medeverdachte 1] kennelijk ook de wetenschap van en de beschikkingsmacht over de hennep had, wordt verdachte als medepleger beschouwd.
Het medeplegen van het bewerken van 95,7 kilo hennep
In de loods is 95,7 kilo hennep aangetroffen waarna negen personen zijn aangehouden, waaronder zeven vrouwen.
Uit de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] volgt dat zij die dag hennep hebben geknipt. De aangetroffen hoeveelheid hennep betrof inderdaad henneptoppen die waren geknipt. Voorts heeft [getuige 1] nog de namen van [naam 3] en [naam 4] genoemd als namen van andere knipsters. Deze komen overeen met de voornamen van twee andere aangehouden vrouwen, namelijk [naam 3] en [naam 4] . Ook volgt uit de verklaring van [getuige 1] dat zij door een man genaamd [naam 2] in een café is benaderd om hennep te knippen. Ze had met hem een datum, tijdstip en plaats afgesproken waar zij zou worden opgehaald.
Gelet op het bovenstaande en de rol van verdachte als organisator van het geheel is de rechtbank van oordeel dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het bewerken van 95,7 kilo hennep en dat hij dit met anderen heeft gedaan. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking zodat verdachte als medepleger kan worden beschouwd.