ECLI:NL:RBAMS:2018:7812

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
13/671144-10
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het aanwezig hebben en bewerken van hennep in Amsterdam

Op 29 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het aanwezig hebben van 113,7 kilo hennep en het bewerken van 95,7 kilo hennep. De zaak vond zijn oorsprong in een controle op 30 december 2010, waarbij verbalisanten een bestelbus met hennep aanhielden. De verdachte, geboren in 1978, was als bijrijder in de bestelbus aanwezig. Tijdens de controle werd een grote hoeveelheid hennep aangetroffen, zowel in de bestelbus als in een loods. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de teelt en verwerking van de hennep. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor een deel van de tenlastelegging, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als organisator van de hennephandel vastgesteld en hem schuldig bevonden aan het medeplegen van het aanwezig hebben en bewerken van hennep. De rechtbank heeft een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren opgelegd, met een vervangende hechtenis van 40 dagen, en een proeftijd van twee jaar vastgesteld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot strafvermindering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/671144-10
Datum uitspraak: 29 oktober 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 maart 2013, 4 juni 2014 en 15 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. P.M. Rombouts, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (13/671145-10) (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (13/671146-10) (hierna: [medeverdachte 2] ).

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd en na wijziging ter terechtzitting van 4 juni 2014 – van beschuldigd dat hij op 30 december 2010 in Amsterdam met een ander of anderen 113,7 kilo hennep (aangetroffen in een Opel bestelbus met kenteken [nummer 1] ) en/of 95,7 kilo hennep (aangetroffen in een loods) heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad. Dit is als eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegd.
Verdachte wordt verder verweten dat hij op 30 december 2010 in Amsterdam met een ander of anderen geprobeerd heeft 95,7 kilo hennep (aangetroffen in een loods) te telen, bereiden, bewerken, verwerken en/of vervoeren, in elk geval aanwezig te hebben, door met een medeverdachte in een vrachtauto naar die loods toe te rijden. Dit is als tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegd.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde. In het verlengde daarvan heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het vervoeren en verwerken van beide hoeveelheden hennep wettig en overtuigend kan worden bewezen. Aan de hand van de verklaring van verdachte kan worden geconcludeerd dat zijn taak het vervoeren van de hennep was. Hij wordt ook als bijrijder van de bestelbus met 113,7 kilo hennep aangehouden. Voorts kan uit zijn verklaring worden afgeleid dat verdachte de knipsters had geregeld.
3.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat sprake is geweest van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De verbalisanten hebben een voertuig gecontroleerd op grond van artikel 23 Wet op de economische delicten (hierna: WED). Uit de Memorie van Antwoord en het arrest van de Hoge Raad van 9 maart 1993 [1] blijkt dat hiervoor aanwijzingen vereist zijn dat een economisch voorschrift niet wordt nageleefd. Nu verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat er geen aanwijzing was dat het Vuurwerkbesluit was overtreden, is sprake geweest van een vormverzuim. De raadsman van verdachte is van mening dat strafvermindering moet volgen.
Verder heeft de raadsman van verdachte vrijspraak bepleit ten aanzien van de 95,7 kilo hennep die in de loods is aangetroffen. Wat betreft de 113,7 kilo uit de bestelbus kan volgens de raadsman van verdachte slechts het aanwezig hebben van die hoeveelheid bewezen worden.
Wat betreft de rol van verdachte kan naar de mening van de raadsman van verdachte niet worden geconcludeerd dat die groter was dan de rol van [medeverdachte 1] , de bestuurder van de bestelbus. Getuige [getuige 1] heeft weliswaar verklaard dat zij door ene [naam 2] in een café is benaderd om hennep te knippen, maar uit niets blijkt dat de [naam 2] die zij bedoelt verdachte is.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 30 december 2010 zagen verbalisanten tijdens een controle van een ander voertuig dat honderd meter verderop voorwerpen van een groot formaat in een witte Opel bestelbus werden geladen. Zij besloten achter de bestelbus aan te rijden en zagen dat deze werd geparkeerd voor een loods aan de [adres] in Amsterdam. Een kale man opende het rolluik van de loods, maar sloot dit direct weer toen hij de verbalisanten zag.
De bestuurder van de bestelbus was [medeverdachte 1] , verdachte was de bijrijder. De deur van de bestelbus werd geopend en verbalisant rook direct de geur van hennep. Later bleek dat er vier nylon tassen in de laadruimte lagen met in iedere tas vijf à zes gesealde zakken met hennep. Het totale gewicht hiervan was 113,7 kilo.
In de loods is een grote partytent aangetroffen met daarin tien zakken hennepafval. Ook lagen er resten van hennepplanten op de grond. Verder zijn in de loods dertien gesealde zakken met henneptoppen gevonden. Het totale gewicht hiervan was 95,7 kilo.
Tot slot zijn negen personen in de loods aangetroffen, waaronder [medeverdachte 2] . Hij bleek de man te zijn die het rolluik van de loods had geopend en direct weer had gesloten. In eerste instantie hebben meerdere personen verklaard dat zij in de loods waren om een feest voor oud en nieuw te plannen, maar later hebben enkele personen verklaard dat zij daar waren om hennep te knippen.
3.3.2
Het oordeel van de rechtbank
Het 359a-verweer van de raadsman van verdachte
De rechtbank verwerpt het 359a-verweer van de raadsman van verdachte en overweegt daartoe als volgt.
Verbalisanten zagen dat er meerdere personen bezig waren met het overdragen van grote voorwerpen naar een bestelbus. Zij waren op dat moment niet met een specifieke opdracht bezig, maar vanuit het bureau was aan hen gevraagd om extra te letten op de mogelijke verkoop van vuurwerk, aangezien oud en nieuw naderde. De verbalisanten zagen dat de bestelbus wegreed en zij besloten deze te volgen. De bestelbus werd voor een loods geparkeerd en de verbalisanten zagen dat een man een rolluik opende. Zodra deze man de verbalisanten zag, sloot hij het rolluik direct. De verbalisanten besloten hierop de bestuurder van de bestelbus aan te spreken en verzochten hem de laadruimte van de bestelbus te openen, zodat zij deze konden controleren in het kader van de WED. De bestuurder verklaarde dat dit niet mogelijk was, omdat zich een koelruimte in de laadruimte bevond en de laadruimte daarom afgesloten was. Vervolgens is het rijbewijs van de bestuurder gevorderd waarop deze heeft verklaard dat hij geen rijbewijs of ander legitimatiebewijs bij zich had waarmee hij zich kon legitimeren.
De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten in dit geval bevoegd waren om op grond van artikel 23 WED in het belang van de opsporing de laadruimte van de bestelbus te doorzoeken. Gelet op bovengenoemde omstandigheden waren er voldoende aanwijzingen dat mogelijk een economisch delict werd gepleegd. Dat verbalisant [verbalisant 1] in zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat er geen aanwijzing was dat het Vuurwerkbesluit werd overtreden, doet hier niet aan af, aangezien het aan de rechtbank is om zelfstandig op dit verweer te beslissen. Gelet op het overige dat hij heeft verklaard en hetgeen zijn collega-verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard verstaat de rechtbank de zinssnede ‘er was geen aanwijzing dat het Vuurwerkbesluit werd overtreden’ aldus dat het voor [verbalisant 1] op dat moment nog niet vaststond dat het Vuurwerkbesluit daadwerkelijk was overtreden.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv.
De rol van verdachte
De rechtbank gaat er van uit dat sprake is geweest van één grote partij hennep van ongeveer 210 kilo. De 95,7 kilo hennep in de loods betrof henneptoppen die waren geknipt. Deze lagen klaar om te worden opgehaald en naar een andere locatie te worden gebracht. De 113,7 kilo in de bestelbus betrof geoogste hennep die naar de loods werd gebracht om aldaar te worden geknipt.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij door verdachte is gevraagd om op 30 december 2010 hennep van de ene locatie naar de andere locatie te vervoeren. De huurder van de loods, [naam huurder] , heeft verklaard dat hij met verdachte de afspraak had gemaakt die dag de loods ter betaling ter beschikking te stellen. [getuige 1] , een van de knipsters, heeft voorts verklaard dat zij door een man genaamd [naam 2] in een café is benaderd voor het knippen van hennep. Ze had met hem de datum, tijd en plaats afgesproken waar zij zou worden opgehaald.
De rechtbank gaat ervan uit dat het verdachte is geweest die de loods en de helpers (vervoerder en ten minste één knipster) heeft geregeld. De rechtbank dicht verdachte de rol toe van organisator van het geheel.
Het medeplegen van het aanwezig hebben van 113,7 kilo hennep
Verdachte is als bijrijder van een bestelbus aangehouden waarin uiteindelijk 113,7 kilo hennep bleek te liggen. Volgens [medeverdachte 1] was hij door verdachte gevraagd die dag de hennep van de ene naar de andere locatie brengen. In zijn verhoor op 1 januari 2011 heeft [medeverdachte 1] tevens verklaard dat ‘we hetgeen er in het busje lag aan handel ergens moesten afleveren’. De rechtbank verstaat onder het woord ‘we’ verdachte en [medeverdachte 1] nu zij beiden in de bestelbus zaten.
Gelet op het bovenstaande had verdachte wetenschap van de hennep en had hij de beschikkingsmacht hierover. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich dan ook schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 113,7 kilo hennep.
De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte dit met een ander heeft gedaan nu verdachte [medeverdachte 1] heeft gevraagd de hennep van de ene naar de andere locatie te brengen en hij de bestuurder van de bestelbus was. Nu [medeverdachte 1] kennelijk ook de wetenschap van en de beschikkingsmacht over de hennep had, wordt verdachte als medepleger beschouwd.
Het medeplegen van het bewerken van 95,7 kilo hennep
In de loods is 95,7 kilo hennep aangetroffen waarna negen personen zijn aangehouden, waaronder zeven vrouwen.
Uit de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] volgt dat zij die dag hennep hebben geknipt. De aangetroffen hoeveelheid hennep betrof inderdaad henneptoppen die waren geknipt. Voorts heeft [getuige 1] nog de namen van [naam 3] en [naam 4] genoemd als namen van andere knipsters. Deze komen overeen met de voornamen van twee andere aangehouden vrouwen, namelijk [naam 3] en [naam 4] . Ook volgt uit de verklaring van [getuige 1] dat zij door een man genaamd [naam 2] in een café is benaderd om hennep te knippen. Ze had met hem een datum, tijdstip en plaats afgesproken waar zij zou worden opgehaald.
Gelet op het bovenstaande en de rol van verdachte als organisator van het geheel is de rechtbank van oordeel dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het bewerken van 95,7 kilo hennep en dat hij dit met anderen heeft gedaan. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking zodat verdachte als medepleger kan worden beschouwd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 30 december 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad 113,7 kilogram hennep, aangetroffen in een motorvoertuig, merk Opel, bestelbus, met het kenteken [nummer 1] , en heeft bewerkt 95,7 kilogram hennep, aangetroffen in een loods.

4.Het bewijs

De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

5.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een taakstraf van zestig uren gevorderd, met een vervangende hechtenis van dertig dagen.
6.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepleit waardoor geen straf of maatregel moet volgen.
Subsidiair heeft hij een geheel voorwaardelijke straf bepleit met een zo kort mogelijke proeftijd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van 113,7 kilo hennep en het medeplegen van het bewerken van 95,7 kilo hennep. Hierdoor heeft hij een bijdrage gehad aan de handel in en verspreiding van softdrugs.
Uit het dossier blijkt dat bij het indrogen van verse henneptoppen ongeveer 25% tot 30% van het oorspronkelijke gewicht overblijft. De rechtbank gaat op basis van ongeveer 210 kilo aangetroffen verse henneptoppen uit van een gewicht van 52 à 62 kilo. Dit is een fors gewicht waar blijkens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) een fikse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op staat.
Overschrijding van de redelijke termijn
Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen met een eindvonnis moet zijn afgerond. In deze zaak is verdachte op 31 december 2010 in verzekering gesteld. Die dag geldt als de dag waarop voornoemde termijn is aangevangen, omdat verdachte daaraan de verwachting heeft mogen ontlenen dat tegen hem terzake van enig strafbaar feit strafvervolging zou worden ingesteld. Dit betekent dat het vonnis voor 31 december 2012 had moeten worden uitgesproken. De zaak is op 27 maart 2013 voor het eerst bij de rechtbank aangebracht. De redelijke termijn is op dat moment met drie maanden overschreden. Op deze zitting is de zaak vervolgens op verzoek van de verdediging terugverwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van vijf getuigen. Deze zijn gehoord op 4 september 2013, 25 september 2013 en 4 december 2013. Naar het oordeel van de rechtbank had de zaak in principe in januari 2014 weer kunnen worden behandeld. De zaak is vervolgens op 4 juni 2014 weer bij de rechtbank aangebracht. De redelijke termijn is op dat moment met nog eens vijf maanden overschreden. Op deze zitting is de zaak opnieuw op verzoek van de verdediging terugverwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van twee getuigen. Deze zijn op 14 augustus 2014 gehoord.
Naar het oordeel van de rechtbank had de zaak in principe in september 2014 inhoudelijk kunnen worden behandeld en tot een eindvonnis kunnen leiden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken waarom het zo lang, tot 15 oktober 2018, heeft geduurd voordat de zaak opnieuw bij de rechtbank is aangebracht.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), is overschreden met een periode van ruim vier jaar, wat niet te wijten is aan de ingewikkeldheid van de zaak of de invloed van de verdediging. Deze periode komt voor compensatie in de vorm van strafvermindering in aanmerking.
De rechtbank hanteert hierbij de geldende jurisprudentie van de Hoge Raad waaruit volgt dat bij een overschrijding van de redelijke termijn met zes tot twaalf maanden de straf met 10% dient te worden verminderd. Bij een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden, zoals in deze zaak, wordt naar bevind van zaken gehandeld.
De straf
De rechtbank heeft verdachte aangemerkt als de organisator. Gelet op het aantal kilo hennep dat in totaal is aangetroffen en de wezenlijke rol van verdachte is een gevangenisstraf op zijn plaats. De redelijke termijn is echter ook aanzienlijk overschreden, waardoor de rechtbank deze strafmodaliteit niet meer opportuun acht en een onvoorwaardelijke straf ook niet meer passend vindt. Zij zal daarom aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf van tachtig uren opleggen, met een vervangende hechtenis van veertig dagen en een proeftijd van twee jaren.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en N. Saanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 oktober 2018.
Bijlage – de tenlastelegging
Aan verdachte [verdachte] is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 december 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad 113,7 kilogram hennep (aangetroffen in een motorvoertuig, merk/type Opel, bestelbus, met het kenteken [nummer 1] ) en/of 95,7 kilogram hennep (aangetroffen in een loods), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
(Artikel 3 Opiumwet)
en/of
hij op of omstreeks 30 december 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk te telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of vervoeren, in elk geval aanwezig hebben, van 95,7 kilogram hennep (aangetroffen in een loods), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep en/of van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tezamen met een medeverdachte in een vrachtauto naar die loods is toegereden (alwaar de 95,7 kilo hennep klaar lag om ingeladen te worden);
(Artikel 3 Opiumwet jo. Artikel 45 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.HR 9 maart 1993, NJ 1993, 663.